ECLI:NL:RBMNE:2024:1923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
567366 KG ZA 23-672
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een samenwerkingsovereenkomst in kort geding met betrekking tot software-implementatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde Nice Software B.V. (hierna: Nice) nakoming van een samenwerkingsovereenkomst met Nexus Nederland B.V. (hierna: Nexus) in het kader van de implementatie van software voor een project bij een derde partij. De voorzieningenrechter heeft op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin Nice stelde dat de samenwerkingsovereenkomst niet was beëindigd en dat de inspanningsverplichting om samen te werken nog steeds gold. Nexus had de samenwerking met Nice op 11 oktober 2023 beëindigd, wat Nice betwistte en als onterecht beschouwde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Partnerovereenkomst nog steeds van kracht was en dat de onderhandelingen over een nadere overeenkomst voor de implementatie van software in een vergevorderd stadium waren, waardoor deze niet zonder meer mochten worden afgebroken. De primaire vordering van Nice tot nakoming van de Partnerovereenkomst werd toegewezen, maar de specifieke vordering met betrekking tot het project [naam 1] werd afgewezen, omdat toewijzing ingrijpende gevolgen zou hebben voor een derde partij die geen partij was in deze procedure. Daarnaast werd een dwangsom opgelegd aan Nexus voor het niet nakomen van de verplichtingen uit de Partnerovereenkomst met betrekking tot de projecten [naam 3] en [naam 4]. Nexus werd ook veroordeeld in de proceskosten van Nice.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/567366 / KG ZA 23-672
Vonnis in kort geding van 26 februari 2024
in de zaak van
NICE SOFTWARE B.V.,
gevestigd te Eindhoven ,
eisende partij,
hierna te noemen: Nice Software ,
advocaat: mr. M.H. Godthelp in IJmuiden,
tegen
NEXUS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Vianen ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Nexus Nederland ,
advocaat: mr. M. Steenpoorte in ‘s- Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 30,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 20,
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van Nice Software
- de pleitnota van Nexus Nederland .
1.2.
Op 12 februari 2024 heeft mr. S.H. Gaertman, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij waren namens Nice aanwezig mevrouw [A] (algemeen directeur) en de heer [B] (technisch directeur) en namens Healthcloud Initiative bv (het bedrijf dat Nice heeft overgenomen, hierna : HCI ) de heer [C] (directeur [.] ) en de heer [D] (algemeen directeur), bijgestaan door mr. M.H. Godthelp. Namens Nexus was aanwezig de heer [E] (algemeen directeur), bijgestaan door mr. M.W. Steenpoorte en mr. J.J.W.M. Robben . Daarnaast was aanwezig de heer [F] , adviseur van Nice .
1.3.
Na de mondelinge behandeling is besloten en aan partijen medegedeeld dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
Nice biedt softwareproducten aan voor ziekenhuizen en revalidatiecentra. Nexus biedt softwareproducten aan voor ziekenhuizen en de GGZ-markt. Partijen zijn een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de Partnerovereenkomst) aangegaan. De Partnerovereenkomst bestaat eruit dat Nexus overeenkomsten sluit met revalidatiecentra en binnen het softwarepakket dat zij aanbiedt, naast haar eigen softwareproducten de specifiek op de revalidatiemarkt gerichte software van Nice laat leveren en implementeren. In dat kader zijn er onderhandelingen gestart met vier zorginstellingen, waaronder [naam 1] .
2.2.
Op 11 oktober 2023 heeft Nexus de samenwerking met Nice beëindigd. Volgens Nice op onterechte gronden. Zij vordert daarom in dit kort geding primair nakoming van de Partnerovereenkomst en dat zij in staat gesteld wordt om haar software voor het [naam 1] project te implementeren.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of Nice ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
3.2.
Nice heeft aangevoerd dat zij niet in staat is om de werkzaamheden en afspraken die zijn voortgekomen uit de Partnerovereenkomst voort te zetten dan wel aan te vangen, omdat Nexus de software van Nice heeft vervangen door software van een andere leverancier. Daar komt bij dat de door intellectuele eigendom beschermde software van Nice nu op een hosting omgeving staat zonder dat Nice daar toegang toe heeft. Hiermee heeft Nice voldoende aangetoond dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
Primaire vordering
3.3.
Nice vordert Nexus te veroordelen tot nakoming van de Partnerovereenkomst en haar te gebieden om Nice in de gelegenheid te stellen om de implementatie van Nice -software en andere afspraken uit te voeren ten behoeve van de tussen Nice en Nexus gesloten overeenkomst voor het [naam 1] .
3.4.
Tijdens de zitting is tussen partijen het volgende vast komen te staan:
- de Partnerovereenkomst tussen partijen bestaat nog,
- in de Partnerovereenkomst is een inspanningsverplichting opgenomen om samen te werken door klanten in de revalidatiezorg een software totaalpakket aan te bieden waarin de software van Nexus en Nice gecombineerd worden,
- voor het [naam 1] , en ook voor andere projecten die uit de samenwerking voortkomen, moet een nadere overeenkomst worden gesloten tussen Nice en Nexus .
3.5.
Uit deze vaststelling vloeit voort dat alles wat partijen hebben aangevoerd over opzegging en ontbinding van de Partnerovereenkomst niet besproken hoeft te worden. Die overeenkomst is immers door geen van beide partijen beëindigd. Dat betekent dat partijen nog steeds gebonden zijn aan de Partnerovereenkomst en de daarin vastgelegde inspanningsverplichting om samen te werken. Op dit moment geven partijen daar echter geen uitvoering aan. Nice wil dat wel maar Nexus ziet dat niet zitten, omdat zij voor het [naam 1] software van een ander bedrijf (een Duitse zustermaatschappij) heeft geïmplementeerd die in juli 2024 opgeleverd moet worden. Er zijn echter nog twee andere projecten over waar Nice bij betrokken was. De [naam 2] is inmiddels afgehaakt, zo begrijpt de voorzieningenrechter. Ook daar is volgens Nexus geen rol meer weggelegd voor Nice . Dat heeft te maken met de moeizame gang van zaken rondom het [naam 1] en met het feit dat het Duitse moederbedrijf wil dat het Duitse zusterbedrijf ook voor die projecten de software levert.
3.6.
Gelet op de gang van zaken rond het [naam 1] en de huidige verhouding tussen partijen is het inderdaad de vraag wat zij nog voor elkaar kunnen betekenen. Feit is echter dat deze omstandigheden er niet toe hebben geleid dat één van partijen het initiatief heeft genomen om de Partnerovereenkomst te beëindigen en feit is ook dat er twee lopende projecten zijn waar Nice bij de onderhandelingen betrokken is geweest ( [naam 3] en [naam 4] ) en waar nog niet de software van het zusterbedrijf is geïmplementeerd. De voorzieningenrechter acht het daarom niet bij voorbaat zinloos om Nexus aan haar inspanningsverplichting te houden. Daarbij weegt ook mee dat Nexus tijdens de zitting heeft gezegd dat de Nexus - Nice software combinatie een mooie oplossing is en dat het Duitse product geen fijn alternatief is. Verder weegt mee dat Nice er groot (financieel) belang bij heeft om haar software bij de twee overgebleven projecten ingevoerd te krijgen en dat zij tijdens de zitting onweersproken heeft gesteld dat de samenwerking tussen Nice en Nexus op de werkvloer altijd heel prettig is verlopen. Dat intern vanuit het Duitse moederbedrijf, dat niet bij de Partnerovereenkomst tussen Nexus en Nice betrokken is, aan Nexus wordt opgedrongen om ook bij [naam 3] en [naam 4] de software van de Duitse zusteronderneming te implementeren betekent niet dat Nexus daarom op grond van de Partnerovereenkomst geen inspanningsverplichting meer heeft.
3.7.
De primaire vordering wordt daarom toegewezen, althans voor wat betreft het deel dat ziet op het nakomen van de Partnerovereenkomst. Concreet betekent dit dat Nexus zich in ieder geval met betrekking tot de projecten voor [naam 3] en [naam 4] moet houden aan de inspanningsverplichting om samen te werken met Nice .
3.8.
Het tweede deel van de primaire vordering, dat specifiek ziet op het [naam 1] wordt afgewezen. De voorzieningenrechter legt hieronder uit waarom.
3.9.
De kern van het geschil is hier de vraag of de nadere overeenkomst voor het [naam 1] tot stand is gekomen en of Nice op grond daarvan in staat gesteld moet worden om voor dat project haar software te implementeren. Nice stelt dat er sprake is van een overeenkomst voor het [naam 1] . Partijen zouden daar begin juni 2023 overeenstemming over hebben bereikt. Zij wijst in dat verband op de offerte die als productie 24 bij de dagvaarding is gevoegd. Nexus betwist dat en stelt dat er zonder toestemming van het Duitse moederbedrijf geen sprake kan zijn van een overeenkomst en dat dit voor Nice ook steeds duidelijk moet zijn geweest.
3.10.
Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat deze stelling van Nexus niet klopt. De heer [E] van Nexus heeft daar uitgelegd dat er pas toestemming nodig is van het Duitse moederbedrijf wanneer er een overeenkomst wordt gesloten boven een bepaalde waarde. De waarde van het nadere contract met Nice voor het [naam 1] liep gaandeweg op in waarde. Eind juli 2023 kreeg Nexus van het moederbedrijf te horen dat zij vanwege die opgelopen waarde toestemming nodig had, aldus [E] . Het kan daarom niet kloppen dat Nice er al voor de gestelde overeenstemming in juni 2023 en dus eerder dan Nexus , van op de hoogte was dat toestemming van het moederbedrijf nodig was geworden. Gelet op de toelichting van [E] is het daarentegen wel aannemelijk dat Nice , zoals zij zelf stelt, pas op 4 augustus 2023 op de hoogte is geraakt van de benodigde toestemming. Het argument dat toestemming van het moederbedrijf ontbreekt kan daarom geen afbreuk doen aan de stelling van Nice dat in juni 2023 overeenstemming is bereikt. Er zijn verder ook geen andere omstandigheden aangevoerd of gebleken op grond waarvan Nice er rekening mee had moeten houden dat toestemming van het moederbederijf nodig zou kunnen zijn. Integendeel, uit het feit dat het moederbedrijf niet hoefde mee te tekenen voor de Partnerovereenkomst heeft zij mogen afleiden dat Nexus ook voor de nadere overeenkomsten met Nice zelfstandig bevoegd zou zijn.
3.11.
Nexus stelt verder dat er in juni 2023 geen sprake was van overeenstemming, omdat de offerte van Nice (productie 24) daarna nog meerdere keren is aangepast, niet door Nexus is geaccepteerd en niet door partijen is getekend. Het is juist dat er geen getekende offerte of overeenkomst is, maar dat betekent niet dat er daarom ook geen overeenstemming is bereikt. Of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen op grond van artikel 3:35 in verbinding met de artikelen 3:33 en 3:37 lid 1 BW in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (Hoge Raad 21 december 2011, ECLI:NL:HR:2001:AD5352).
3.12.
Op basis van de stukken en hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, kan in ieder geval worden vastgesteld dat er intensief en uitvoerig door partijen is onderhandeld over essentiële punten. Daarbij heeft het er alle schijn van dat er in juni 2023 op essentiële onderdelen overeenstemming is bereikt. Zo is overeenstemming bereikt over de duur van het contract, de opzegtermijnen, de waarde van het contract, meerwerk en de wijze van factureren. Daarna lijken er echter toch weer zaken op te zijn gekomen die partijen hebben besproken en waarover overeenstemming moest worden bereikt. Zo brengt Nice op 27 juni 2023 een aangepaste offerte uit die de eerder op 6 juni 2023 gemaakte afspraken zou weergeven (productie 8 conclusie van antwoord). Deze offerte heeft echter ook betrekking op de revalidatiecentra [naam 3] en de [naam 2] , waardoor niet goed na te gaan is op welke onderdelen deze offerte specifiek voor [naam 1] wijzigingen inhoudt ten opzichte van de eerdere offerte die alleen op [naam 1] zag (productie 24) en of het daarbij gaat om wijzigingen van essentiële onderdelen. Of en over hoeveel essentiële onderdelen nog geen overeenstemming is bereikt kan de voorzieningenrechter daarom niet beoordelen. Wel acht zij in ieder geval voldoende aannemelijk gemaakt dat de onderhandelingen over de essentialia in een dusdanig vergevorderd stadium waren dat die niet zonder meer afgebroken mogen worden. Daarbij komt dat Nice vooruitlopend op de overeenstemming en ondertekening van het nadere contract met medeweten en instemming van Nexus vanaf januari 2023 voorbereidende werkzaamheden heeft uitgevoerd voor het [naam 1] en staat vast dat Nexus de beschikking heeft gekregen over software van Nice . Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over facturering vooraf. Nice heeft daar ter zitting onweersproken over uitgelegd dat partijen die afspraak hebben gemaakt omdat het voor Nice als relatief kleine onderneming moeilijk was om een en ander te financieren. Deze afspraak is herzien toen Nice onderdeel werd van HCI .
3.13.
Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter het waarschijnlijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat er overeenstemming is bereikt of dat de onderhandelingen in een dermate vergevorderd stadium verkeren dat Nexus die niet zonder meer mocht afbreken. Toch leidt dat niet tot toewijzing van het tweede deel van de vordering. De reden daarvoor is dat het om een vergaande vordering gaat, waarvan toewijzing ingrijpende gevolgen meebrengt voor [naam 1] . Nexus heeft inmiddels een softwarepakket geleverd aan [naam 1] dat afkomstig is van een Duits zusterbedrijf. De implementatie daarvan is volgens Nexus afgerond en klaar voor de testfase. Toewijzing van de gevraagde voorziening betekent dat dit Duitse software product weggehaald moet worden en vervangen moet worden door de software van Nice . Dat gebeurt dan over het hoofd van [naam 1] , die geen partij is bij deze procedure en zich dus niet heeft kunnen uitlaten over de gevraagde vordering, maar daar wel de gevolgen van ondervindt. Dat gaat de voorzieningenrechter te ver.
Subsidiaire vordering
3.14.
Nice vordert dat het Nexus wordt verboden om het [naam 1] project voort te zetten zolang de door Nexus met Nice gemaakte afspraken voor dit [naam 1] project door Nice niet door Nexus uitgevoerd mogen worden.
3.15.
Uit de afwijzing van het tweede deel van de primaire vordering volgt dat ook de subsidiaire vordering moet worden afgewezen. Ook deze vordering zou bij toewijzing ingrijpen in de verhouding tussen Nexus en [naam 1] , die geen partij is bij dit geschil.
Dwangsom
3.16.
Nice vordert een dwangsom op te leggen van € 250.000,- ineens en € 10.000,- per dag dat Nexus zich niet aan de veroordeling houdt. De hoofdveroordeling houdt in dat Nexus de Partnerovereenkomst moet nakomen. Hiervoor onder 3.6 is al overwogen dat nakoming daarvan niet zinloos wordt geacht omdat er twee lopende projecten zijn, [naam 3] en [naam 4] , waar de software van het zusterbedrijf van Nexus nog niet is geïmplementeerd. Nexus heeft de samenwerking met Nice ook voor die twee projecten stopgezet, terwijl de inspanningsverplichting uit de Partnerovereenkomst om samen te werken nog doorloopt. De voorzieningenrechter acht het daarom gerechtvaardigd om een dwangsom op te leggen en zo Nexus te bewegen de hoofdveroordeling na te komen.
3.17.
De voorzieningenrechter wijst de vordering dan ook toe, in die zin dat Nexus een dwangsom van € 50.000,- verbeurt per lopend project – concreet gaat het om de projecten voor [naam 3] en [naam 4] – wanneer zij niet uiterlijk binnen zes weken na betekening van dit vonnis zich op redelijke wijze heeft ingespannen om met Nice voor deze projecten een samenwerking te realiseren.
Proceskosten
3.18.
Nice krijgt grotendeels gelijk. Haar vordering tot nakoming van de hoofdovereenkomst (de partnerovereenkomst) wordt toegewezen. Alleen nakoming van de nadere overeenkomst is afgewezen en dat in hoofdzaak omdat de gevolgen van toewijzing van dat deel van de vordering een derde ingrijpend raakt. Nexus wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van Nice aan haar moet betalen. De proceskosten van Nice worden tot nu toe vastgesteld op:
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00 (tarief gemiddelde zaak)
- nakosten
€ 178,00
Totaal € 2.079,73

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt Nexus tot nakoming van de Partnerovereenkomst,
4.2.
veroordeelt Nexus tot betaling van een dwangsom van € 50.000,- per project als zij niet uiterlijk binnen zes weken na betekening van dit vonnis zich op redelijke wijze heeft ingespannen om met Nice voor de projecten [naam 3] en [naam 4] een samenwerking te realiseren.
4.3.
veroordeelt Nexus in de proceskosten van € 2.079,73, te betalen binnen veertien dagen na betekening. Als Nexus niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Nexus € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.