ECLI:NL:RBMNE:2024:1918

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
16-215338-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkeersdelict met betrekking tot roekeloos rijgedrag en geldboete voor overtreding van de Wegenverkeerswet

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 augustus 2022 te Bunnik betrokken was bij een verkeersongeval. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde, namelijk roekeloos rijgedrag in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), niet bewezen geacht. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen door te keren op een weg, waardoor een aanrijding met een ander voertuig had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat niet kon worden bewezen dat de N421 een autoweg was, zoals vereist voor de overtreding van artikel 43 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Hierdoor bleef alleen de overtreding van artikel 76 RVV over, waarbij de verdachte een dubbele doorgetrokken streep had overschreden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze overtreding, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, waaronder de emotionele toestand van de verdachte ten tijde van het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en hem veroordeeld tot een geldboete van € 800,- voor de overtreding van artikel 5 WVW. De verdachte heeft de mogelijkheid gekregen om de boete in vier maandelijkse termijnen van € 200,- te betalen. De rechtbank heeft in haar beslissing ook het blanco strafblad van de verdachte meegewogen, evenals zijn verantwoordelijkheid voor zijn handelen en de gevolgen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/215338-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.G. Wattilete, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 9 augustus 2022 te Bunnik zich als bestuurder van een auto zodanig heeft gedragen (roekeloos, dan wel zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend) dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (zwaar lichamelijk) letsel is ontstaan bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
subsidiair:
op 9 augustus 2022 te Bunnik als bestuurder van een auto zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en is van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag heeft vertoond. De officier van justitie voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan.
Het ongeval is te wijten aan de schuld van verdachte. Verdachte heeft besloten te keren op een weg, de N421, waardoor het voertuig van slachtoffer [slachtoffer 1] , werd geconfronteerd met het voertuig van verdachte dat dwars op de weg stond. Hierdoor kon het slachtoffer niet meer remmen en botste tegen de zijkant van de auto van verdachte.
De overtreding van artikel 43 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV), zoals ten laste is gelegd, kan niet worden bewezen. De N421 is geen autoweg als bedoeld in voornoemd regelement. Wel staat vast dat verdachte artikel 54 RVV heeft overtreden door te keren op de N421 en geen voorrang te verlenen aan het overige verkeer. Ook heeft verdachte artikel 76 RVV overtreden, door de doorgetrokken streep te negeren en te keren, waardoor het verkeersongeval is veroorzaakt. Door het ongeval hebben twee personen, namelijk [slachtoffer 1] en de echtgenote van verdachte [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, dan wel zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Gelet op deze omstandigheden acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) heeft overtreden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie dat overtreding van artikel 43 RVV niet kan worden bewezen. De raadsman heeft verder geen bewijsverweer gevoerd met betrekking tot het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte artikel 43 RVV heeft overtreden, nu niet is gebleken dat de N421 een autoweg is als bedoeld in voornoemd artikel. Dat betekent dat slechts één van de ten laste gelegde verkeersovertredingen, te weten de overtreding van artikel 76 RVV, overblijft. Weliswaar heeft de officier van justitie verwezen naar nóg een overtreding van verdachte, namelijk een overtreding van artikel 54 RVV (keren op de weg en geen voorrang verlenen aan het overige verkeer) maar de officier van justitie heeft vervolgens nagelaten om deze overtreding middels een wijziging tenlastelegging op te (laten) nemen in de verdenking tegen verdachte. Dit maakt dat de rechtbank constateert dat er een enkele overtreding door verdachte resteert.
Gelet op de aard en de concrete ernst van de onderhavige verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan komt de rechtbank tot de conclusie dat deze specifieke enkele overtreding onvoldoende is om tot een veroordeling te komen op grond van artikel 6 WVW (vergelijk HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW.
Bewijsmiddelen subsidiair ten laste gelegde [1]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2024;
- een proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 28 oktober 2023, pagina 10 tot en met pagina 36.
Bewijsoverwegingen
Bewezenverklaring artikel 5 WVW
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 9 augustus 2022 te Bunnik een personenauto heeft bestuurd en zich daarbij zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt. Verdachte heeft bekend dat hij, in strijd met artikel 76 RVV, een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden, ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen de auto van verdachte en een ander motorrijtuig, te weten de bestelauto van [slachtoffer 1] . Daarbij merkt de rechtbank op dat, zoals hiervoor is toegelicht, overtreding van artikel 43 RVV niet kan worden bewezen, waardoor verdachte voor dat deel van de tenlastelegging partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank concludeert dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 augustus 2022 te Bunnik, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat] (N421):
- in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een dubbele doorgetrokken streep heeft overgereden,
- ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en een ander motorrijtuig,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte primair tenlastegelegde te veroordelen tot:
- een geldboete van € 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd om te volstaan met de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. De raadsman voert aan dat verdachte voldoende gestraft is. Daarnaast toont verdachte berouw en heeft hij contact gezocht met het slachtoffer.
De raadsman heeft subsidiair verzocht om de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf en meer subsidiair verzocht om een eventueel op te leggen boete te matigen gezien de financiële positie van verdachte.
Daarnaast merkt de raadsman op dat ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, zoals door de officier van justitie geëist onevenredig bezwarend is voor verdachte, onder meer omdat zijn echtgenote geen rijbewijs heeft en verdachte haar regelmatig naar het ziekenhuis moet vervoeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW door, in strijd met artikel 76 RVV, de dubbele doorgetrokken streep over te rijden. Als gevolg van deze verkeersovertreding, notabene in het donker wat de risico’s van de op zich al verboden manoeuvre nog verhoogde, is een aanrijding/botsing ontstaan met het voertuig van het slachtoffer [slachtoffer 1] , waarbij hij, zowel als de echtgenote van verdachte. [slachtoffer 2] , letsel hebben opgelopen, respectievelijk een breuk in het borstbeen en een enkelfractuur. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat het herstel van [slachtoffer 2] langzaam vordert. Ten aanzien van het herstel van slachtoffer [slachtoffer 2] bevat het dossier geen recente informatie. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het feit emotioneel was in verband met het kort daarvoor overlijden van zijn zwager, en dat dit mogelijk van invloed is geweest op zijn keuze om te keren op de weg en daarbij een dubbele doorgetrokken streep te overschrijden. De rechtbank rekent verdachte het feit niettemin ten volle aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) betreffende verdachte van 7 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverminderende zin mee.
Strafoplegging
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen en gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, legt de rechtbank een lagere straf op dan is geëist. Daarbij is ook rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte, diens proceshouding– waaruit volgt dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en de gevolgen daarvan – en het feit dat hij contact heeft gezocht met het slachtoffer. Anders dan de raadsman heeft verzocht, is de rechtbank van oordeel dat toepassing van artikel 9a Sr, het rechterlijk pardon, dan wel de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, niet passend is. Verdachte heeft een aanzienlijk gevaar op de weg veroorzaakt, en dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt: er heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen het voertuig van verdachte en het voertuig van het slachtoffer, waarbij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] allebei fors letsel hebben opgelopen. Alles afwegende, en ook gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank de oplegging van een geldboete ten bedrage van € 800,- passend en geboden.
Verdachte heeft verklaard dat hij gepensioneerd is, en voor de rechtbank is onvoldoende duidelijk of hij voornoemd geldbedrag in één keer kan betalen. De rechtbank acht het daarom passend dat verdachte in staat wordt gesteld om voornoemd geldbedrag in vier maandelijkse termijnen van elk € 200,- te betalen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 23, 24a en 24c, van het Wetboek van Strafrecht,
  • 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor van het bewezen verklaarde tot
een geldboete van € 800,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 16 dagen;
- bepaalt dat de geldboete
in 4 maandelijkse termijnen van elk € 200,-mag worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Terstegge, voorzitter, mr. A. Blanke en mr. J Edgar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2024.
Mr. A. Blanke en mr. J. Edgar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te Bunnik, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straat] (N421), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend:
- zijn voertuig, in strijd met artikel 43 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die onverlichte weg te (gaan) keren en zijn voertuig daarbij dwars over/op de weg te bewegen en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een (dubbele) doorgetrokken streep over te rijden,
- ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en een ander motorrijtuig,
waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk
letsel, te weten
- ten aanzien van die [slachtoffer 1] : een gebroken borstbeen en/of
- ten aanzien van die [slachtoffer 2] : een gebroken enkel en/of contusie in het bovenbeen,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te Bunnik, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat] (N421):
- zijn voertuig, in strijd met het bepaalde in artikel 43 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op die onverlichte heeft gekeerd, althans heeft geprobeerd te keren, en zijn voertuig daarbij dwars over/op de weg heeft bewogen en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een dubbele doorgetrokken streep heeft overgereden,
- ten gevolge waarvan een aanrijding/botsing is ontstaan tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en een ander motorrijtuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 augustus 2023, genummerd PL0900-2022232118, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 1 tot en met pagina 66. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.