ECLI:NL:RBMNE:2024:1903

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
16-292315-22; 18-307883-21 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van computervredebreuk, oplichting, diefstal met valse sleutels, voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel en gewoontewitwassen met strafvermindering wegens vormverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder computervredebreuk, oplichting, diefstal met valse sleutels, het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel en gewoontewitwassen. De verdachte heeft in de periode van 25 januari 2022 tot en met 14 november 2022 samen met anderen slachtoffers benaderd door zich voor te doen als bankmedewerker. Hierbij werd gebruik gemaakt van de remote desktop tool Anydesk, waarmee de verdachte toegang kreeg tot de computers van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden, met inachtneming van een strafvermindering van één maand wegens een vormverzuim. Dit vormverzuim bestond uit het feit dat de verdachte 22 dagen onterecht in voorlopige hechtenis heeft gezeten zonder rechtmatige titel. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ook toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/292315-22 (P); 18-307883-21 (vordering tenuitvoerlegging)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2023 (pro forma), 4 december 2023 (regie/pro forma), 28 februari 2024 (pro forma) en 13 maart 2024. De zaak is op 13 maart 2024 inhoudelijk behandeld en op die datum is ook het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. R.E. Craenen, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 9 oktober 2023 nader omschreven en op de zitting van 13 maart 2024 gewijzigd. Deze gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 25 januari 2022 tot en met 14 november 2022 in Nederland samen met anderen 12 rekeninghouders heeft gebeld en zich voorgedaan als bankmedewerker om vervolgens deze rekeninghouders te bewegen tot het installeren van het programma Anydesk zodat verdachte toegang kreeg tot de computer;
Feit 2
in de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 juli 2022 in Nederland samen met anderen 9 rekeninghouders heeft opgelicht en hen heeft overtuigd om geld, bankpassen, juwelen en/of (inlog)gegevens af te geven;
Feit 3
in de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 juli 2022 in Nederland, samen met anderen geldbedragen van 8 rekeninghouders heeft gestolen;
Feit 4
op 18 februari 2022 in [plaats 1] samen met anderen, technische hulpmiddelen om computermisdrijven te plegen in zijn bezit heeft gehad;
Feit 5
primair
in de periode van 22 juli 2021 tot en met 10 september 2022 in [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] , althans in Europa, samen met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het (schuld)witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit enig misdrijf;
subsidiair
in de periode van 22 juli 2021 tot en met 10 september 2022 in [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] , althans in Europa, samen met anderen, geldbedragen, afkomstig uit enig eigen misdrijf, heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Inleiding
Het gaat bij deze zaak om vermeende betrokkenheid van verdachte bij bankhelpdeskfraude. De werkwijze komt in deze zaak op het volgende neer. De beoogde slachtoffers, vaak oudere mensen, worden gebeld door iemand die zich voordoet als een medewerker van een bank. Bij het bellen werd gebruik gemaakt van iSpoof. Dit is software waarbij de beller een ander telefoonnummer kan opgeven dan waarmee werkelijk wordt gebeld. Dit leidde ertoe dat de beoogde slachtoffers vaak ogenschijnlijk werden gebeld door het telefoonnummer van (de klantenservice of fraudebestrijding van) hun eigen bank, terwijl dit niet het geval was. De zogenaamde bankmedewerker, die de naam [verzonnen naam 1] gebruikte, vertelt dat er problemen zouden zijn met de bankrekening(en) van het beoogde slachtoffer en dat hij kan helpen dit op te lossen. De slachtoffers worden overtuigd om het programma Anydesk te downloaden en daarmee de bankmedewerker op afstand toegang te geven tot hun computer, tablet of mobiele telefoon. De slachtoffers worden vervolgens overtuigd om in te loggen op hun bankrekening(en), om gegevens te verstrekken en om geldbedragen over te maken en/of accorderen door het scannen en/of invoeren van (QR-)codes. Soms wordt een aantal van deze handelingen door de oplichter(s) zelf op afstand verricht via Anydesk. Het buitgemaakte geld wordt overgemaakt naar verschillende (veelal buitenlandse) rekeningnummers. Soms worden slachtoffers ook overtuigd om juwelen af te geven of om bitcoins te (laten) kopen. Volgens de bankmedewerker zijn al deze handelingen nodig om het geld en/of de juwelen veilig te stellen of om andere problemen te voorkomen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, maar heeft van een aantal slachtoffers op de tenlastelegging partiële vrijspraak bepleit. Reden hiervoor is dat een deel van deze feiten ofwel als oplichting, ofwel als diefstal kan worden gekwalificeerd. De officier van justitie vindt dat vrijspraak moet volgen van de oplichting van aangever [naam 1] (feit 2). De officier van justitie vindt dat vrijspraak moet volgen van diefstal met valse sleutel voor de aangevers [naam 2] en/of [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] (feit 3).
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de feiten 1, 2 en 3 vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten met betrekking tot de aangevers [naam 7] en [naam 8] , nu voor de betrokkenheid van verdachte bij die feiten onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. Ook voor wat betreft aangever [naam 14] heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Aangever heeft verklaard dat hij door een vrouw werd gebeld. Op het moment dat verdachte het gesprek overnam had het tenlastegelegde binnendringen, het aannemen van een valse hoedanigheid en het bewegen tot installeren van het programma Anydesk al plaatsgevonden. Dit kan verdachte dus niet worden verweten. Met betrekking tot aangever [naam 6] heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat verdachte ontkent deze aangever te hebben gebeld en de ondersteuning vanuit de verklaring van getuige [naam 33] niet als steunbewijs kan worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het witwassen van het bedrag afkomstig van aangever [naam 22] , omdat verdachte niet wist dat dit bedrag op zijn rekening was gestort en dat dit bedrag afkomstig was uit enig misdrijf. Daarnaast verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken van het gewoontewitwassen. Bovendien kan enkel het ‘voorhanden hebben’ van gelden worden bewezen. Van de overige tenlastegelegde witwashandelingen wordt daarom partieel vrijspraak verzocht.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Verdachte wordt verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan bankhelpdeskfraude. De feiten zijn als computervredebreuk, oplichting, diefstal met valse sleutel, voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel en (gewoonte)witwassen (al dan niet uit eigen misdrijf) ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte van enkele aangevers partieel vrij, maar acht het medeplegen van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 primair door verdachte wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II.
Partiële vrijspraak aangevers [naam 7] en [naam 8]
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte de ten laste gelegde feiten met betrekking tot de aangevers [naam 7] (feit 1, 2 en 3) en [naam 8] (feit 1) heeft begaan en zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Verdachte heeft bijna alle aan hem ten laste gelegde feiten bekend, maar met betrekking tot deze aangevers ontkent verdachte zeer stellig. Verdachte heeft, bij wijze van alternatief scenario, aangevoerd dat zowel de inbeslaggenomen laptop als het gebruikte belscript door meerdere personen werden gebruikt. Uit het dossier blijkt dat bij de ten laste gelegde feiten meerdere personen betrokken waren. In sommige gevallen werd er ook gedurende het gesprek van beller gewisseld. De rechtbank vindt het, gelet op het voorgaande, aannemelijk dat meer mensen van de laptop en het belscript gebruik maakten. Daarmee kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten met betrekking tot de aangevers [naam 7] en [naam 8] .
Partiële vrijspraak diefstal aangevers [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , [naam 4] en [naam 5]
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van diefstal met valse sleutel (feit 3) met betrekking tot aangevers [naam 1] , [naam 2] en/of [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat deze aangevers bij het overmaken van de verschillende geldbedragen telkens zelf de laatste handeling daartoe hebben verricht. Dit betekent dat de verdachte niet zelf het geld heeft weggenomen, maar de slachtoffers heeft overtuigd het geld over te maken.
Bewijsmiddelen
De redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
Bewijsoverweging - medeplegen t.a.v. alle feiten
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij de aan hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten in het overgrote deel van de gevallen ‘de beller’ is geweest. Verdachte gaf daarnaast via i-Message instructies aan een medeverdachte (zijn ex-vriendin), die zich voordeed als bankmedewerker om juwelen op te halen bij slachtoffer [naam 6] thuis. Ook stelde verdachte naar eigen zeggen zijn bankrekeningen ter beschikking voor het ontvangen en doorsluizen van buitgemaakte gelden, ontving hij instructies van andere personen en werkte hij met meerdere personen samen vanuit een hotelkamer of vakantiehuisje. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat hij meedeelde in de buit en daarvan 20% ontving. De handelswijze van verdachte en zijn mededaders vergt een planmatige aanpak, samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Uit het voorgaande volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, waarbij zowel verdachte als zijn (gedeeltelijk onbekend gebleven) medeverdachten telkens een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan de feiten hebben geleverd. Dat het niet verdachte is geweest die iedere keer de Anydesk-verbinding tot stand heeft gebracht, doet daaraan niet af. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van alle ten laste gelegde feiten.
Overige standpunten en/of verweren
De overige door de raadsman gevoerde verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1hij in de periode van 25 januari 2022 tot en 14 november 2022 in Nederland meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk in gedeelten van geautomatiseerde werken, te weten de computersystemen en servers van de ING bank en/of de Rabobank en/of de KNAB bank en/of de ABN AMRO bank, bevattende accounts van een of meerdere rekeninghouder(s), te weten[naam 1] en/of [naam 9] en/of [naam 1] en/of [naam 10] en [onderneming 1] VOF en/of[naam 2] en/of [naam 3] en/of[naam 11] en/of [onderneming 2] en/of[naam 4] en/of[naam 5] en/of[naam 12] en/of [onderneming 3] B.V en/of [naam 12] eo [naam 13] en/of[naam 14] en/of [naam 15] en/of[naam 16] van [naam 17] en/of[naam 18] en/of [naam 19] en/of[naam 20]is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid te weten door het bellen van klanten van deze banken en zich voor te doen als bankmedewerker en vervolgens deze klanten te bewegen tot het installeren van het programma Anydesk (een remote desktop tool) en vervolgens het accepteren van een externe (remote) verbinding;Feit 2hij omstreeks de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats 7] en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] en/of [plaats 10] en/of [plaats 11] (België) en/of [plaats 12] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] , meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, rekeninghouders en/of enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), bij de ING bank en/of de Rabobank en/of de KNAB bank en/of de ABN AMRO bank, te weten[naam 1] (€ 16.851,40) en/of[naam 2] (€ 5.813,43) en/of[naam 11] en/of[naam 4] (€ 21.429,03) en/of[naam 5] (€ 17.242,70) en/of[naam 12] en/of[naam 6] (juwelen) en/of[naam 18]heeft bewogen tot de afgifte van geld en/of bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of juwelen, en/of het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder IBAN-nummer en/of gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of telefoonnummer en/of geboortedatum en/of e-mailadres en/of autorisatiecode en/of pincode) van zijn/haar/hun bankaccount(s), door:- zich onder valse naam voor te doen als een bankmedewerker en/of (vervolgens)- voornoemde rekeninghouder(s) te vertellen dat er fraude was gepleegd met zijn/haar/hun bankrekening en/of dat er getracht werd geld over te maken van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat er een (groot) geldbedrag was gepind van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat zijn/haar/hun bankrekening was gehackt en/of (vervolgens)- voornoemde rekeninghouder(s) te bewegen tot installeren van het programma Anydesk (een remote desktop tool) en/of (vervolgens) het accepteren van een externe (remote) verbinding, waarna de computer(s) van deze rekeninghouder(s) binnengedrongen en/of overgenomen werden, en/of (vervolgens)- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om de bankpas(sen) en/of creditcard(s) op te halen, en/of (vervolgens)- te vertellen dat er een medewerker van bank langs zou komen om de juwelen op te halen, teneinde deze veilig in een kluis te leggen, en/of (vervolgens)- bij de woning van voornoemde rekeninghouder(s) langs te gaan en/of zich voor te doen als medewerker van de bank en/of daar om afgifte van voornoemde bankpassen en/of creditcards en/of juwelen te vragen waarna voornoemde rekeninghouder(s) werd(en) bewogen tot de afgifte van geld (middels digitale overschrijving) en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of creditcards en/of juwelen en/of de voornoemde (inlog)gegevens waardoor bovengenoemde rekeninghouder(s) en/of ander(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);Feit 3
hij omstreeks de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats 9] en/of [plaats 12] en/of [plaats 14] , meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, welke geldbedragen, geheel of ten dele toebehoorden aan een of meerdere rekeninghouder(s), bij de ING bank en/of de Rabobank, te weten
[naam 11] en/of [onderneming 2] (€ 21.970,70) en/of
[naam 12] en/of [onderneming 3] B.V en/of [naam 12] eo [naam 13] en/of
[naam 19] (€ 917,20)
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s) te weten door oplichting verkregen door de rekeninghouder(s) ingevoerde gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) en/of inlog(gegevens) voor het inloggen op internetbankieren en/of het autoriseren van een betaling en/of autoriseren van een overboeking;
Feit 4
hij op 18 februari 2022 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van Strafrecht voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, immers heeft verdachte een phishingpanel uadmin en phishingsite(s) van een of meerdere domeinen, te weten [domein 1] , [domein 2] , [domein 3] , [domein 4] , [domein 5] , bestemd voor phishing voorhanden gehad;
Feit 5 primair
hij in de periode van 22 juli 2021 tot en met 10 september 2022 in Europa, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/ hij, meerdere geldbedragen, te weten:€ 4.700,70 ( [naam 21] )€ 1.199,97 ( [naam 22] )€ 2.698,98 ( [naam 23] )€ 1.000,- ( [naam 24] en/of [onderneming 4] BV en/of [naam 24] eo [naam 25])€ 750,- ( [naam 26] )verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
Feit 2
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Feit 4
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, voorhanden hebben;
Feit 5 primair
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd.
Overweging van de rechtbank
Anders dan door de raadsman is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat voor wat betreft de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten geen sprake is van eendaadse samenloop, omdat de feiten in de kern een ander strafrechtelijk verwijt betreffen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden met aftrek van het voorarrest.
Met betrekking tot het door de raadsman gevoerde verweer in het kader van artikel 359a Sv stelt de officier van justitie zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv. De Nederlandse autoriteiten hadden alle stappen ondernomen om verdachte te mogen aanhouden en de Italiaanse autoriteiten hebben verzuimd binnen de gestelde termijn een beslissing te nemen. Bovendien is inmiddels een toestemming voor de aanhouding ontvangen. Het openbaar ministerie is daarmee ontvankelijk en de aanhouding dient dus ook, ex nunc getoetst, als rechtmatig te worden beschouwd. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om aan het vormverzuim geen rechtsgevolg te verbinden en met een constatering te volstaan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv, omdat verdachte onrechtmatig en in strijd met het bepaalde in de Overleveringswet en het Kaderbesluit voor de onderhavige feiten is aangehouden en in voorlopige hechtenis heeft verbleven. De raadsman heeft verzocht om het toegebrachte nadeel door strafvermindering te compenseren.
In het licht van het voorgaande, alsmede de (persoonlijke) omstandigheden van verdachte, heeft de raadsman primair verzocht aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen met daarbij eventueel een gedeelte voorwaardelijk, als stok achter de deur, of oplegging van de maximale taakstraf. Subsidiair heeft de raadsman bepleit aan verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Vormverzuim ex 359a Sv
Ten aanzien van het door de raadsman gestelde vormverzuim overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte is op 18 april 2023 op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) ter zake andere feiten met parketnummer 18-064156-23 door de Italiaanse autoriteiten overgeleverd aan Nederland. Verdachte heeft daarbij geen toestemming gegeven voor uitbreiding van de feiten van overlevering. Het openbaar ministerie heeft na toestemming van de rechter-commissaris op 18 april 2023 ook een EAB voor onderhavig parketnummer doen uitvaardigen, maar op dit EAB is door de Italiaanse rechter (kennelijk) niet tijdig gereageerd. Eenmaal in Nederland is op 28 juni 2023 in de zaak met parketnummer 18-064156-23 de voorlopige hechtenis opgeheven. Vervolgens is verdachte aangehouden voor onderhavige feiten. Op 29 juni 2023 is voor onderhavige feiten de bewaring en op 13 juli 2023 de gevangenhouding bevolen. De Italiaanse rechter heeft bij arrest van 20 juli 2023 de, ingevolge artikel 27 lid 4 Kaderbesluit, benodigde toestemming (alsnog) gegeven.
Op grond van het specialiteitsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 27 lid 2 Kaderbesluit, kan een overgeleverd persoon niet worden vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid worden beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest. De uitzonderingen hierop zijn gelimiteerd opgesomd in lid 3 van artikel 27 van het Kaderbesluit. De rechtbank is van oordeel dat geen van deze uitzonderingen aan de orde is. Verdachte heeft uitdrukkelijk géén afstand gedaan van het specialiteitsbeginsel (artikel 27 lid 3 sub f Kaderbesluit) en de strafvervolging voor de onderhavige feiten leidde in dit geval – in strijd met artikel 27 lid 3 sub c Kaderbesluit – tot toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel (namelijk voorlopige hechtenis). Op het moment van aanhouding, inbewaringstelling en gevangenhouding was daartoe echter nog géén toestemming ontvangen van de Italiaanse rechterlijke autoriteiten (artikel 27 lid 3 sub g jo. lid 4 Kaderbesluit). Verdachte had op dat moment niet op grond van deze (andere) feiten in voorlopige hechtenis mogen worden geplaatst. Dit blijkt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie EG van 1 december 2008, ECLI:EU:C:2008:669 en het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:982. In het arrest van de Hoge Raad is, onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie EG, overwogen dat de overgeleverde persoon niet al tijdens en vanwege de vervolging voor die andere feiten in zijn persoonlijke vrijheid mag worden beperkt als gevolg van een vrijheidsbeperkend of vrijheidsbenemend dwangmiddel, zoals voorlopige hechtenis (r.o. 2.5.3). Voorlopige hechtenis mag wel worden toegepast als het afgegeven Europees aanhoudingsbevel dat rechtvaardigt. Maar dat laatste was voor verdachte niet meer aan de orde toen de voorlopige hechtenis in de andere zaak op 28 juni 2023 werd opgeheven.
Nu verdachte heeft vastgezeten zonder dat daarvoor een rechtmatige strafrechtelijke titel bestond, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Dit vormverzuim heeft – ondanks meerdere rechterlijke toetsingen – een langere periode voortgeduurd, namelijk vanaf 28 juni 2023 tot het moment dat de toestemming door de Italiaanse rechterlijke autoriteiten op 20 juli 2023 werd afgegeven. Door dit vormverzuim heeft verdachte nadeel ondervonden. Er is immers een inbreuk gemaakt op de vrijheid van verdachte door hem zonder rechtmatige titel in voorlopige hechtenis te houden. Alle omstandigheden waaronder het verzuim is begaan en het belang van het geschonden voorschrift afwegende, is de rechtbank van oordeel dat dit vormverzuim tot strafvermindering dient te leiden. Verdachte heeft voor een periode van 22 dagen zonder rechtmatige titel vast gezeten en heeft deze periode in het sobere regime van het Huis van Bewaring doorgebracht. De rechtbank stelt de ‘strafkorting’ van verdachte, gelet op alle feiten en omstandigheden van dit geval, vast op één (1) maand.
De ernst en omstandigheden van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan computervredebreuk, oplichting, diefstal met valse sleutels, het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel en gewoontewitwassen.
Verdachte en zijn mededaders hebben, al dan niet na het toesturen van een phishingmail, telefonisch contact gezocht met verschillende slachtoffers. Aan het slachtoffer werd voorgehouden dat de bank had ontdekt dat er mogelijk fraude werd gepleegd met de bankrekening van het slachtoffer en er werd een helpende hand geboden. Verdachte en zijn mededaders hebben op die manier het vertrouwen van de slachtoffers gewonnen. Door leugens en verzinsels hebben de daders verschillende slachtoffers ertoe aangezet om desktoptool ‘Anydesk’ te installeren waardoor de daders konden meekijken en zelfs konden meewerken in de bankomgeving van de slachtoffers. Vervolgens hebben verdachte en zijn mededaders de slachtoffers ertoe aangezet om geldbedragen naar verschillende rekeningen of bitcoin-wallets over te maken, dan wel om bevestigingscodes te verstrekken, zodat de daders zelf geldbedragen konden overboeken. Zelfs als de slachtoffers aangaven dat zij het niet vertrouwden, werd langdurig door verdachte en zijn mededaders op hen ingepraat, waarna hen toch geld afhandig kon worden gemaakt. Enkele slachtoffers zijn zelfs bewogen de bank te bellen om te zeggen dat hun geblokkeerde rekening weer moest worden vrijgegeven. Verdachte ging zelfs zo ver dat hij slachtoffers aan het eind van het telefoongesprek uitschold of beledigde. Tegen de tijd dat de slachtoffers opmerkten dat er iets niet in orde was, was doorgaans het geld verdwenen. De frequentie waarmee verdachte en zijn mededaders de strafbare feiten pleegden, was hoog. Er was sprake van een businessmodel waarbij in hotelkamers of in een vakantiehuisje op bedrijfsmatige wijze zogenaamde ‘leadslijsten’ met namen van kwetsbare, oudere slachtoffers werden afgebeld. De rechtbank rekent verdachte deze brutale, doortrapte en stelselmatige wijze van handelen ernstig aan.
Verdachte en zijn mededaders waren uit op het buit maken van hoge geldbedragen en hebben enkel uit financieel gewin gehandeld. Er is op geen enkele wijze oog geweest voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. Uit de aangiftes en de toelichtingen bij de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat verdachte en zijn mededaders bij de slachtoffers veel stress en angst hebben veroorzaakt. Door hun geraffineerde wijze van oplichting hebben verdachte en zijn mededaders niet alleen geld van de slachtoffers afgenomen, maar ook hun gevoel van vertrouwen en veiligheid.
De persoon en proceshouding van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) van verdachte van 27 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 20 juni 2022 door de politierechter in Noord-Nederland en op 25 augustus 2020 door de meervoudige kamer in Noord-Nederland is veroordeeld voor betrokkenheid bij soortgelijke feiten, te weten oplichting en diefstallen. Er is dus sprake van (strafverzwarende) recidive.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf ook rekening mee dat verdachte na het plegen van (een gedeelte van) het bewezenverklaarde op 20 juni 2022 is veroordeeld tot één (1) week gevangenisstraf voorwaardelijk. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank constateert echter dat deze (voorwaardelijke) veroordeling is gelegen binnen de pleegperiode van onderhavige feiten. Dat deze veroordeling verdachte kennelijk niet heeft weerhouden van het (doorgaan met) plegen van soortgelijke feiten rekent de rechtbank verdachte in strafverzwarende zin aan.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de inhoud van het reclasseringsadvies van 29 november 2023, uitgebracht door [naam 34] . De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en schat het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden hoog in. De reclassering ziet geen intrinsieke motivatie tot gedragsverandering bij verdachte. Verdachte heeft bovendien een hulpverleningsgeschiedenis die tot nu toe niet tot enige gedragsverandering heeft geleid. Om die reden adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tot slot houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte en met het feit dat verdachte bij zijn laatste politieverhoor en ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en spijt heeft betuigd.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet op de aard en de omvang van de bewezenverklaarde feiten en de rol van verdachte, vindt de rechtbank een vrijheidsbenemende straf voor langere duur de enige passende strafmodaliteit.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is. Gelet op de vastgestelde strafkorting van één (1) maand ten gevolge van het vastgestelde vormverzuim zal de rechtbank aan verdachte een
gevangenisstraf van 29 maandenopleggen, met aftrek van de periode die door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om daaraan voorwaarden te (kunnen) verbinden. Gelet op de duur van de straf zal verdachte in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, waaraan op dat moment de op de situatie van verdachte toegespitste voorwaarden kunnen worden verbonden.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, nu zij van oordeel is dat sprake is van een vormverzuim en nu de rechtbank alle eerdergenoemde omstandigheden anders weegt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [naam 7]
De vordering van de benadeelde partij
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.872,99. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 2.070,00.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering tot schadevergoeding af te wijzen, omdat de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd heeft dat de gevorderde schade niet reeds door de bank is vergoed.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 7] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde partieel zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.2
Benadeelde partij [naam 12] & [onderneming 3] B.V.
De vordering van de benadeelde partij
[naam 12] heeft zich zowel in persoon als namens [onderneming 3] B.V. als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 76.680,00, bestaande uit materiële schade van € 66.680,00 door overboekingen van zijn privérekening en € 90.842,39 door overboekingen van zijn zakelijke rekening en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot schadevergoeding met betrekking tot de materiële schade geheel toe te wijzen. Met betrekking tot de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering tot een bedrag van € 1.000,- kan worden toegewezen. De officier van justitie vordert bovendien oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en omdat deze, gelet op de omvang van de vordering, een onevenredige belasting vormt voor het strafproces. Daarnaast stelt de raadsman dat niet uit de vordering blijkt dat [naam 12] bevoegd is om namens [onderneming 3] B.V. op te treden. Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding verzoekt de raadsman deze af te wijzen vanwege gebrek aan onderbouwing.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van [naam 12] en van [onderneming 3] B.V., ondanks dat deze in één schadevergoedingsverzoek zijn opgenomen, correct en rechtsgeldig zijn ingediend. De rechtbank begrijpt de vordering aldus dat de materiële schade van de privérekening, alsmede de immateriële schade, in persoon door [naam 12] wordt gevorderd, en dat de materiële schade van de zakelijke rekening wordt gevorderd door [onderneming 3] B.V. Uit de stukken blijkt dat [naam 12] bevoegd is om [onderneming 3] B.V. in rechte te vertegenwoordigen.
[naam 12]
De rechtbank is van oordeel dat de door [naam 12] geleden materiële schade voldoende is onderbouwd en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost met betrekking tot de privérekening van de benadeelde partij ter hoogte van in totaal € 66.680,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering van [naam 12] tot het bedrag van € 66.680,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade gevorderd. Hij heeft daarvoor aangevoerd dat het handelen van verdachte impact op zijn leven heeft gehad en dat daardoor zijn vertrouwen in mensen onder het nulpunt is gezakt. De gebeurtenissen hebben een aantal weken zijn leven beheerst. De rechtbank kan zich dat goed voorstellen. Toch zal zij de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren omdat uit de onderbouwing van de benadeelde partij niet blijkt van een aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in artikel 6:106 BW. De benadeelde partij heeft geen concrete gegevens aangeleverd waaruit blijkt dat hij in zijn persoon is aangetast. Verder brengen de aard en de ernst van de normschending bij een vermogensdelict als hier aan de orde op zich niet mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ook zonder die nadere onderbouwing kan worden aangenomen. Wellicht kan de benadeelde partij dit deel van de vordering nader onderbouwen, maar de behandeling daarvan levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [naam 12] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 66.680,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 juli 2022, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 180 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte en/of zijn mededader(s) is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [naam 12] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[onderneming 3] B.V.
Uit het bij de vordering overgelegde KVK uittreksel volgt dat [naam 12] bevoegd is om namens [onderneming 3] B.V. in rechte op te treden. De vordering is door de benadeelde partij correct ingediend.
De rechtbank is van oordeel dat de door [onderneming 3] B.V. geleden materiële schade voldoende is onderbouwd en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost met betrekking tot de zakelijke rekening van de benadeelde partij ter hoogte van in totaal € 90.842,39 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering van [onderneming 3] B.V. tot het bedrag van € 90.842,39 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [onderneming 3] B.V. aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 90.842,39, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 180 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte en/of zijn mededader(s) is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [onderneming 3] B.V. in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
Benadeelde partij [naam 14]
De vordering van de benadeelde partij
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.365,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 laste gelegde feit.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00 en de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank kan zich voorstellen dat de strafbare feiten impact hebben gehad op de benadeelde partij. Toch zal zij de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren omdat uit de onderbouwing van de benadeelde partij niet blijkt van een aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in artikel 6:106 BW. De benadeelde partij heeft geen concrete gegevens aangeleverd waaruit blijkt dat hij in zijn persoon is aangetast. Verder brengen de aard en de ernst van de normschending bij een vermogensdelict als hier aan de orde op zich niet mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ook zonder die nadere onderbouwing kan worden aangenomen. Wellicht kan de benadeelde partij dit deel van de vordering nader onderbouwen, maar de behandeling daarvan levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.4
Benadeelde partij Rabobank
De vordering van de benadeelde partij
Rabobank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.831,16. Dit bedrag bestaat uit materiële schade (inhoudende schadeloosstellingen van verschillende slachtoffers en onderzoekskosten), ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2, 3 en 5 laste gelegde feiten.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen voor wat betreft de gevorderde onderzoekskosten en de slachtoffers [naam 2] (€ 3.187,48), [naam 7] (€ 1.902,99), [onderneming 1] (€ 1.750,20) en [naam 1] (€ 1.750,50). Met betrekking tot slachtoffer [naam 24] acht de officier een bedrag van € 1.000,00 toewijsbaar, omdat enkel dit bedrag is aan te merken als rechtstreekse schade van het witwassen door verdachte.
De raadsman refereert zich wat betreft de vergoeding van de schadeloosstellingen van slachtoffers [naam 2] / [naam 3] , [naam 1] en [onderneming 1] aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het schadebedrag van € 1.902,99 (slachtoffer [naam 7] ) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege de bepleite vrijspraak. Het schadebedrag voor het slachtoffer [naam 24] dient te worden gematigd tot € 825,00. Tot slot verzoekt de raadsman de gevorderde onderzoekskosten niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeloosstellingen van de slachtoffers [naam 3] en [naam 2] (€ 3.187,48), [onderneming 1] (€ 1.750,20) en [naam 9] (€ 1.750,50) komt voor vergoeding in aanmerking. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeloosstelling van slachtoffer [naam 24] wordt gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 nu verdachte alleen is veroordeeld voor het witwassen van dit bedrag.
De schadepost van € 1.902,99 met betrekking tot de schadeloosstelling van slachtoffer [naam 7] wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu verdachte van de feiten met betrekking tot dit slachtoffer wordt vrijgesproken.
Verder komen de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding in aanmerking. Ook intern gemaakte bedrijfskosten, in de vorm van aan de zaak bestede tijd door eigen deskundige medewerkers, komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat ook de post van onderzoekskosten voldoende is onderbouwd en dat het hier gaat om rechtstreekse schade ten gevolge van de bewezenverklaarde feiten. Deze post zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 1.140,00. Dit bedrag bestaat uit 9,5 uur onderzoekskosten à € 120,00 per uur voor de slachtoffers [naam 20] , [naam 2] , [naam 12] , [naam 11] , [naam 1] / [onderneming 1] / [naam 9] en [naam 24] .
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 8.828,18 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze rente wordt als volgt berekend:
  • over het bedrag van € 3.187,48 ( [naam 3] en [naam 2] ) vanaf 5 augustus 2022;
  • over het bedrag van € 1.750,20 ( [onderneming 1] ) vanaf 29 juli 2022;
  • over het bedrag van € 1.750,50 ( [naam 9] ) vanaf 29 juli 2022;
  • over het bedrag van € 1.000,00 ( [naam 24] eo [naam 25] ) vanaf 19 mei 2022;
  • over het bedrag van € 1.140,00 (onderzoekskosten) vanaf 19 oktober 2023;
telkens tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De vordering van de benadeelde partij is voor dat deel niet-ontvankelijk.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen omdat de Rabobank in staat kan worden geacht om de schadevergoeding zelf te incasseren.
9.5
Benadeelde partij ING Bank N.V.
De vordering van de benadeelde partij
ING Bank N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.299,22. Dit bedrag bestaat uit materiële schade (inhoudende schadeloosstellingen van verschillende slachtoffers), ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 5 laste gelegde feiten.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot schadevergoeding geheel toe te wijzen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering voor wat betreft de schadeloosstelling van slachtoffer [naam 8] (€ 180,00) niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Voor wat betreft de schadeloosstelling van slachtoffer [naam 14] (€ 1.365,00) verzoekt de raadsman de vordering af te wijzen, omdat uit pagina 117 van het procesdossier volgt dat de transacties door de bank zijn tegengehouden en er dus geen schade is geleden. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeloosstellingen van de slachtoffers [naam 26] (€ 754,15) en [naam 14] (€ 1.365,07) komt voor vergoeding in aanmerking.
De schadepost van € 180,00 met betrekking tot de schadeloosstelling van slachtoffer [naam 8] wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu verdachte van de feiten met betrekking tot dit slachtoffer wordt vrijgesproken.
Met betrekking tot de toewijzing van de schadeloosstelling door ING van slachtoffer [naam 14] overweegt de rechtbank als volgt. De raadsman verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de verklaring van slachtoffer [naam 14] . Daarin staat weliswaar dat ING het bedrag heeft tegengehouden, maar ook dat ING alles heeft gecompenseerd. Uit de onderbouwing volgt voldoende dat ING aan het slachtoffer een schadeloosstelling heeft uitgekeerd ter hoogte van het gevorderde bedrag. Het bedrag komt dan ook voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 2.119,22 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze rente wordt als volgt berekend:
  • over het bedrag van € 754,15 ( [naam 26] ) vanaf 19 december 2022;
  • over het bedrag van € 1.365,07 ( [naam 14] ) vanaf 15 februari 2022;
telkens tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen omdat de ING Bank N.V. in staat kan worden geacht om de schadevergoeding zelf te incasseren.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Noord-Nederland (locatie: Assen) van 20 juni 2022 (parketnummer 18-307883-21) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 60a, 63, 138ab, 139d, 311, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
29 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [naam 7]
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [naam 12]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [naam 12] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [naam 12] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [naam 12] aan de Staat € 66.680,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 180 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [onderneming 3] B.V.
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [onderneming 3] B.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [onderneming 3] B.V. aan de Staat € 90.842,39 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 180 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [naam 14]
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij Rabobank
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan Rabobank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze rente wordt als volgt berekend:
  • over het bedrag van € 3.187,48 ( [naam 3] en [naam 2] ) vanaf 5 augustus 2022;
  • over het bedrag van € 1.750,20 ( [onderneming 1] ) vanaf 29 juli 2022;
  • over het bedrag van € 1.750,50 ( [naam 9] ) vanaf 29 juli 2022;
  • over het bedrag van € 1.000,00 ( [naam 24] eo [naam 25] ) vanaf 19 mei 2022;
  • over het bedrag van € 1.140,00 (onderzoekskosten) vanaf 19 oktober 2023;
telkens tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart Rabobank voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij ING Bank N.V.
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan ING Bank N.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze rente wordt als volgt berekend:
  • over het bedrag van € 754,15 ( [naam 26] ) vanaf 19 december 2022;
  • over het bedrag van € 1.365,07 ( [naam 14] ) vanaf 15 februari 2022 ;
telkens tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart ING Bank N.V. voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18-307883-21
- wijst de
vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie: Assen) bij vonnis van 20 juni 2022 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
één (1) week.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Emsbroek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2022 tot en 14 november 2022 (was hiervoor 22 juli 2022) te [plaats 21] en/of [plaats 7] en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] en/of [plaats 10] en/of [plaats 11] (België) en/of [plaats 12] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of [plaats 14] en/of [plaats 18] , althans in Nederland en/of België en/of in Italië, in elk geval in Europa,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk in (gedeelte van) (een) geautomatiseerd(e) werk(en), te weten de computersystemen en servers van de ING bank en/of de Rabobank en/of de KNAB bank en/of de ABN AMRO bank, bevattende accounts van een of meerdere rekeninghouder(s), te weten
1. [naam 7] en/of [naam 27] en/of
2. [naam 1] en/of [naam 9] en/of [naam 1] en/of [naam 10] en [onderneming 1] VOF en/of
3. [naam 2] en/of [naam 3] en/of
4. [naam 11] en/of [onderneming 2] en/of
5. [naam 4] en/of
6. [naam 5] en/of
7. [naam 12] en/of [onderneming 3] B.V en/of [naam 12] eo [naam 13] en/of
8. [naam 8] en/of
9. [naam 14] en/of [naam 15] en/of
10. [naam 16] van [naam 17] en/of
11. [naam 18] en/of [naam 19] en/of
12. [naam 20]
is/zijn binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid te weten door het bellen van klanten van deze banken en zich voor te doen als bankmedewerker en vervolgens deze klanten te bewegen tot het installeren van het programma Anydesk (een remote desktop tool) en/of vervolgens het accepteren van een externe (remote) verbinding;
( art 138ab lid 1Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats 21] en/of [plaats 7] en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] en/of [plaats 10] en/of [plaats 11] (België) en/of [plaats 12] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] , althans in Nederland en/of in België en/of in Italië, in elk geval in Europa,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere rekeninghouder(s), althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), van de ING bank en/of de Rabobank en/of de KNAB bank en/of de ABN AMRO bank, te weten
1. [naam 7] en/of [naam 27] (€ 3.872,99) en/of
2. [naam 1] en/of [naam 9] en/of [naam 1] en/of [naam 10] (€ 16.851,40) en/of
3. [naam 2] en/of [naam 3] (€ 5.813,43) en/of
4. [naam 11] en/of [onderneming 2] (€ 21.970,70) en/of
5. [naam 4] en/of [naam 28] (€ 21.429,03) en/of
6. [naam 5] (€ 17.242,70) en/of
7. [naam 12] en/of [onderneming 3] B.V en/of [naam 12] eo [naam 13] (€ 264.943,82) en/of
8. [naam 6] (sieraden en/of juwelen)
9. [naam 18] en/of [naam 19] (€ 917,20)
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van geld en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of diverse sieraden en/of juwelen, althans enig goed en/of het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens (waaronder IBAN-nummer en/of
gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of telefoonnummer en/of geboortedatum en/of e-mailadres en/of autorisatiecode en/of pincode) van zijn/haar/hun bankaccount(s), althans gegevens door:
- zich onder valse naam voor te doen als een bankmedewerker en/of (vervolgens)
- voornoemde rekeninghouder(s) te vertellen dat er fraude was gepleegd met zijn/haar/hun bankrekening en/of dat er getracht werd geld over te maken van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat er een (groot) geldbedrag was gepind van zijn/haar/hun bankrekening en/of dat zijn/haar/hun bankrekening was gehackt en/of (vervolgens)
- voornoemde rekeninghouder(s) te bewegen tot installeren van het programma Anydesk (een remote desktop tool) en/of (vervolgens) het accepteren van een externe (remote) verbinding, waarna de computer(s) van deze rekeninghouder(s)
binnengedrongen en/of overgenomen werden, en/of (vervolgens)
- te vertellen dat er een medewerker van de bank langs zou komen om de bankpas(en) en/of creditcard(s) op te halen, en/of (vervolgens)
- te vertellen dat er een medewerker van bank langs zou komen om de sierraden en/of juwelen op te halen, teneinde deze veilig in een kluis te leggen, en/of (vervolgens)
- bij de woning van voornoemde rekeninghouder(s) langs te gaan en/of zich voor te doen als medewerker van de bank en/of daar om afgifte van voornoemde bankpassen en/of creditcards en/of sieraden en/of juwelen te vragen waarna voornoemde rekeninghouder(s) werd(en) bewogen tot de afgifte van geld (middels digitale overschrijving) en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of creditcards en/of diverse sieraden en/of juwelen en/of de voornoemde (inlog)gegevens
waardoor bovengenoemde rekeninghouder(s) en/of ander(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2022 tot en met 22 juli 2022 te [plaats 21] en/of [plaats 7] en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] en/of [plaats 10] en/of [plaats 11] (België) en/of [plaats 12] en/of [plaats 14] , althans in Nederland en/of in België en/of in Italië, in elk geval in Europa,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), welk(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een of meerdere rekeninghouder(s), althans enig persoon handelend namens die rekeninghouder(s), van de ING bank en/of de Rabobank en/of de KNAB bank, te weten
1. [naam 7] en/of [naam 27] (€ 3.872,99) en/of
2. [naam 1] en/of [naam 9] en/of [naam 1] en/of [naam 10] (€ 16.851,40) en/of
3. [naam 2] en/of [naam 3] (€ 5.813,43) en/of
4. [naam 11] en/of [onderneming 2] (€ 21.970,70) en/of
5. [naam 4] en/of [naam 28] (€ 21.429,03) en/of
6. [naam 5] (€ 17.242,70) en/of
7. [naam 12] en/of [onderneming 3] B.V en/of [naam 12] eo [naam 13] (€ 264.943,82) en/of
8. [naam 18] en/of [naam 19] (€ 917,20)
en/of een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s)
te weten door oplichting verkregen, althans onder valse voorwendselen door de rekeninghouder(s) ingevoerde gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) en/of inlog(gegevens) voor het inloggen op internetbankieren en/of het autoriseren van een betaling en/of autoriseren van een overboeking,
in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht, heeft vervaardigd, ontvangen, zich verschaft, overgedragen, verkocht, verworven, vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd, immers heeft verdachte een phisingpanel uadmin en/of phisingsite(s) van een of meerdere domeinen, te weten [domein 1] , [domein 2] , [domein 3] , [domein 4] , [domein 5] , bestemd voor phising en/of (grote) (tekst)bestanden met inlognamen en/of wachtwoorden en/of andere (inlog)gegevens (bestemd voor het gebruik met voorgenoemde programma’s), vervaardigd en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of aangeboden en/of ter beschikking gesteld;
( art 139d lid 2 ahf/sub a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 5primairhij in of omstreeks de periode van 22 juli 2021 tot en met 10 september 2022
te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] , althans in Nederland en/of in Italië, in elk geval in Europa,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (van) een of meerdere geldbedrag(en), te weten (onder meer):
1. € 4.700,70 (aangifte [naam 21] )
2. € 1.199,97 (aangifte [naam 22] )
3. € 2.698,98 (aangifte [naam 23] )
4. € 1.000,- (aangifte [naam 24] en/of [onderneming 4] BV en/of [naam 24] eo [naam 25] )
5. € 750,- (aangifte [naam 26] )
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had en/of verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 420quater lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairhij, in of omstreeks de periode van 22 juli 2021 tot en met 10 september 2022
te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] , althans in Nederland en/of in Italië, in elk geval in Europa,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een of meerdere geldbedrag(en), te weten (onder meer):
1. € 4.700,70 (aangifte [naam 21] )
2. € 1.199,97 (aangifte [naam 22] )
3. € 2.698,98 (aangifte [naam 23] )
4. € 1.000,- (aangifte [naam 24] en/of [onderneming 4] BV en/of [naam 24] eo [naam 25] )
5. € 750,- (aangifte [naam 26] )
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
( art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quater.1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair
Bewijsmiddelen [1]
De hierna te noemen bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feiten 1, 2 en 3 – aangevers [naam 1] e.a., [naam 2] e.a., [naam 11] e.a., [naam 4] , [naam 12] e.a., [naam 16] van [naam 17] , [naam 18] en/of [naam 19] en [naam 20]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten met betrekking tot voornoemde aangevers bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2024;
  • [aangever [naam 1] e.a. – feiten 1 en 2]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 1] van 4 juli 2022, PL0100-2022170942-2, opgemaakt door de politie Eenheid Noord-Nederland, doorgenummerde pagina 341 e.v.;
  • [aangever [naam 2] e.a. – feiten 1 en 2]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 2] van 8 juli 2022, genummerd PL1100- 2022137062-2, opgemaakt door de politie Eenheid Noord-Holland, doorgenummerde pagina 361 e.v.;
  • [aangever [naam 11] e.a. – feiten 1, 2 en 3]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 11] van 14 juli 2022, genummerd PL2100-2022150292-2, opgemaakt door de politie Eenheid Oost-Brabant, doorgenummerde pagina 365 e.v.;
  • [aangever [naam 4] – feiten 1 en 2]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 4] van 15 juli 2022, genummerd PL1500-2022209472-2, opgemaakt door de politie Eenheid Den Haag, doorgenummerde pagina 374 e.v.;
  • [aangever [naam 12] e.a. – feiten 1, 2 en 3]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 12] van 22 juli 2022, genummerd PL2000-2022197330-2, opgemaakt door de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, doorgenummerde pagina 519 e.v.;
  • [aangever [naam 16] van [naam 17] – feit 1]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 16] van [naam 17] van 5 juli 2022, genummerd PL1700-2022197916-2, opgemaakt door de politie Eenheid Rotterdam , doorgenummerde pagina 322 e.v.;
  • [aangever [naam 18] en/of [naam 19] – feiten 1,2 en 3 ]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 18] van 30 juni 2022, genummerd PL1300-2022142771-2, opgemaakt door de politie Eenheid Amsterdam , doorgenummerde pagina 344 e.v.;
  • [aangever [naam 20] – feit 1]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 20] van 13 juli 2022, genummerd PL1500-2022201590-2, opgemaakt door de politie Eenheid Den Haag, doorgenummerde pagina 370 e.v.
Feit 1 – aangever [naam 14] en/of [naam 15]
Een verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2024 – zakelijk weergegeven:
Bij de politie heb ik verklaard dat ik dit feit samen met mijn ex-vriendin [....] heb gepleegd. Zij heeft eerst gebeld en ik heb het gesprek daarna overgenomen. Ik bevestig deze verklaring.
Een proces-verbaal van aangifte door [naam 14] van 18 februari 2022, genummerd PL2000-2022043480-2, opgemaakt door de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, doorgenummerde pagina 555 e.v. – zakelijk weergegeven:
Op 15 februari 2022 kreeg ik een vrouw aan de telefoon. Zij zei tegen mij dat zij een medewerker van de ING bank was. Ze vertelde mij dat de bank vond dat er verdachte overschrijvingen plaatsvonden op mijn bankrekeningnummer. Vervolgens zei de vrouw dat ze mij ging helpen en dat ik een programma moest downloaden. Vervolgens heeft ze een programma gedownload en kreeg ik een mannelijke collega van haar. [2] Later zag ik dat het programma ANYDESK was geïnstalleerd op mijn computer. [3]
Feiten 1 en 2 – aangever [naam 5]
Een proces-verbaal van aangifte door [naam 5] van 13 juli 2022, genummerd GE.20.LB.005742/2022, opgemaakt door de politie PZ [plaats 20] - [gemeente] - [plaats 11] (België), doorgenummerde pagina 409 e.v. – zakelijk weergegeven:
Plaats en tijdstip van het feit: [plaats 11] (Belgie)
13/07/2022 wordt hij om 12:18 uur gebeld op zijn vast telefoonnummer. [4] De persoon aan de lijn stelt zich voor als [verzonnen naam 1] , een medewerker van ING. Hij vertelt [naam 5] dat er verschillende bedragen op zijn bankrekening klaar staan om overgeschreven te warden en deze in veiligheid moeten gebracht worden. Vervolgens doet [naam 5] 5 overschrijvingen naar 5 verschillende bankrekeningen. Het nadeel betreft een totaal bedrag van 17242,70 euro. [5]
Op vraag van hem heb ik een programma gedownload (anydesk). lk diende dan een code door te geven zodat hij mijn computer vanop afstand kon meevolgen, dit heb ik gedaan. Op vraag van de verdachte heb ik via ltsMe mijn ING bankrekening geopend. [6]
Een geschrift, inhoudende een bijlage met een bewijsmatrix, bij een proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , genummerd 230502.1127.PVB-46, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 109 e.v. – zakelijk weergegeven:
Aangever werd gebeld door [verzonnen naam 1] van de ING Alarmcentrale. Te horen is dat [verzonnen naam 1] tijdens de wachttoon Nederlands praat met iemand op de achtergrond en zodra slachtoffer opneemt zet hij een Vlaams accent op. Te horen is dat de stem van [verzonnen naam 1] overeenkomt met alle opgenomen gesprekken van [verzonnen naam 1] en het dus vermoedelijk [verdachte] betreft.
Opgenomen geluidsbestand:
[geluidsbestand 1]
[geluidsbestand 2]
[geluidsbestand 3]
Stemherkenning [verdachte] [7]
Opmerking rechtbank: deze drie ‘opgenomen geluidsbestanden’ bevinden zich ook in het dossier.
Feit 2 – aangever [naam 6]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 februari 2024, genummerd 240202.1400.PV verhoor [verdachte] ,, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, los document genummerd vanaf pagina 1 e.v. – zakelijk weergegeven:
A: [naam 6] was in [plaats 19] ; ik was toen op een park. Ik was aanwezig met een jongen, en mijn ex-vriendin was daar ook aanwezig. Wat ik me ook kan herinneren is dat zij de sieraden had opgehaald in het huis. [8] ik heb niet zelf gebeld. Maar ik was aanwezig. Mijn ex is erbij betrokken, in [plaats 13] volgens mij, zij heeft dingen van emotionele waarde opgehaald. Pinpassen volgens mij. In [plaats 1] , was in de auto ook een pinpas van [naam 6] aangetroffen. Ik wist ook dat zij deze bij zich had.
V: Weet je nog iets over berichtjes naar je ex over [naam 6] ?
A: ik was de enige jongen die haar op social media had. Ik gaf dat door aan haar.V: wat gaf je door aan haar?
A: instructies.
A: En ik heb zelf 500 euro ontvangen van het geld dat die dag is buitgemaakt. Dus ik ben hoe dan ook verantwoordelijk. [9]
Een proces-verbaal van aangifte door [naam 6] van 9 februari 2022, genummerd PL0900-2022038777-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 549 e.v. – zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [plaats 13]
Op 8 februari 2022 werd ik gebeld door een anoniem telefoonnummer. Ik hoorde dat een manspersoon zich voorstelde als medewerker van de ING bank. De man vertelde mij dat mijn mobiele telefoon gehackt werd en dat zij mijn betaalrekening, creditcard hebben geblokkeerd. Ik kreeg het verzoek om het programma Any Desk op mijn mobiele telefoon te installeren. Dit heb ik gedaan. Na het installeren van het programma Any Desks heb ik via mijn mobiele telefoon ingelogd op mijn internet bankieren van de ING. Tijden het gesprek met de bank medewerker stelde hij mij de vraag of ik misschien juwelen in huis had liggen. Ik bevestigde dít. De man vertelde dat er later die dag een dame van de ING bank aan de deur zou komen om mijn ING bank pas en Creditcard op te halen. Ook zou de dame a1 mijn juwelen meenemen. Mijn juwelen zouden in de kluis zeven van de ING bank gaan liggen tot dat alles weer veilig was. Wanneer de dame aan de deur zou komen, zou zij mij de volgende code doorgeven: [identificatiecode] . Omstreeks 16.15 uur stond er aan de deur een dame die vertelde van de ING bank te zijn. Ik heb de dame mijn woning binnen gelaten. [10] Ik heb meegegeven aan de dame, mijn bankpas van mijn betaalrekening, mijn creditcard en een juwelen set. [11]
Een proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2023, opgemaakt door [naam 30] , genummerd 230720.1056, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 149 e.v. – zakelijk weergegeven:
lk heb onderzoek verricht aan de mobiele telefoon van [naam 31] .
- lk zag een iMessage ontvangen van [e-mailadres] op 08-02-2022 om 15:09:25 uur. Ik zag in de iMessage een gesprek met [naam 29] .
[adres]
[plaats 13]
[postcode]
Meneer [naam 6]
ING [..] medewerkster
Kom alle goederen controleren ter waarde
Mijn identificatiecode is: [identificatiecode] [12]
- lk zag een iMessage ontvangen van [e-mailadres] op 08-02-2022 om 1512:02 uur. Lk zag dat de iMessage de volgende tekst bevatte: "Hij heeft ringen doosjes alles"
- lk zag een iMessage ontvangen van [e-mailadres] op 08-02-2022 om 15:12:11 uur. Ik zag dat de iMessage de volgende tekst bevatte: "Doe alles in een tas met een smoes en ten dan weg"
- lk zag een iMessage ontvangen van [e-mailadres] op 08-02-2022 om 15:18:29.1k zag dat de-iMessage een foto van het huis aan [adres] en de volgende tekst bevatte: "dit is die vis zen huis" [13]
Feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte door [naam 31] van 18 februari 2022, genummerd PL0100-2022043636-12, opgemaakt door de politie Eenheid Noord-Nederland, doorgenummerde pagina 50 e.v.
Feit 5 primair - aangevers [naam 21] , [naam 23] , [naam 24] en [naam 26]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit met betrekking tot aangevers [naam 21] , [naam 23] , [naam 24] en [naam 26] bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2024;
  • [aangever [naam 21] ]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 21] van 28 juli 2021, genummerd PL1100-2021156583-2, opgemaakt door de politie Eenheid Noord-Holland, doorgenummerde pagina 257 e.v.;
  • [aangever [naam 23] ]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 23] van 14 december 2021, genummerd PL1500-2021366182-2, opgemaakt door de politie Eenheid Den-Haag, doorgenummerde pagina 308 e.v.;
  • [aangever [naam 24] ]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 24] van 28 april 2022, genummerd PL2000-2022108069-2, opgemaakt door de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, doorgenummerde pagina 394 e.v.;
  • [aangever [naam 26] ]een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [naam 26] van 13 september 2022, genummerd PL1500-2022275201-2, opgemaakt door de politie Eenheid Den-Haag, doorgenummerde pagina 537 e.v.
Feit 5 primair - aangever [naam 22]
Een verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2024 – zakelijk weergegeven:
Meneer [naam 22] is gebeld door ‘ [verzonnen naam 2] ’. Het moet [naam 32] zijn geweest die toen heeft gebeld. De bankrekening uit Litouwen die begint met [.] was inderdaad van mij. Een deel van mijn buitenlandse rekeningen is specifiek geopend voor deze strafbare feiten. [naam 32] wilde het bedrag naar mijn rekening overmaken. Ik zei nee, maar ineens stond het er op.
Een proces-verbaal van aangifte door [naam 22] van 28 oktober 2021, genummerd PL1700-2021335789-2, opgemaakt door de politie Eenheid [plaats 17] , doorgenummerde pagina 295 e.v. – zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er op 18 oktober 2021 drie keer een bedrag van euro 399,99 was afgeschreven van mijn voornoemde betaal rekening. Het totale bedrag van 1199,97 euro is vervolgens overgeboekt naar een Litouws bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte (voornaam)] met omschrijving [......] . [14]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 september 2023, genummerd MDRDD22028 (onderzoek 03Corvus), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 570. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 555.
3.Pagina 556.
4.Pagina 409.
5.Pagina 410.
6.Pagina 416.
7.Pagina 114.
8.Pagina 2.
9.Pagina 5.
10.Pagina 549.
11.Pagina 550.
12.Pagina 150.
13.Pagina 151.
14.Pagina 297.