ECLI:NL:RBMNE:2024:1902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10743710
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning door sociale woningbouwcorporatie wegens gebrek aan hoofdverblijf huurder

In deze zaak vorderde Stichting Woonpalet Zeewolde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de huurder, omdat deze geen hoofdverblijf in de woning zou hebben. De huurovereenkomst was op 29 november 2021 aangegaan voor onbepaalde tijd. Woonpalet stelde dat de huurder, ondanks eerdere afspraken, op een camping verbleef en niet in de woning woonde. De huurder betwistte dit en voerde aan dat hij wel degelijk in de woning verbleef, maar dat hij vaak op de camping was vanwege persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de huurder niet voldeed aan zijn verzwaarde stelplicht en dat Woonpalet voldoende bewijs had geleverd dat de huurder zijn hoofdverblijf niet in de woning had. De kantonrechter wees de vordering van Woonpalet toe, ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de huurder tot ontruiming van de woning binnen dertig dagen na betekening van het vonnis. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10743710 \ MC EXPL 23-5937
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
STICHTING WOONPALET ZEEWOLDE,
te Zeewolde,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonpalet,
gemachtigde: mr. R. Boekhoff,
tegen
[gedaagde],
te gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.A. Bouwman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 5 oktober 2023;
- de conclusie van antwoord met een productie;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van Woonpalet met een aanvullende productie;
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds 29 november 2021 huurt [gedaagde] van Woonpalet de woning aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning). De huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2.2.
In artikel 7.5 van de op de huurovereenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) is het volgende bepaald:
‘Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn
huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. Huurder zal in het gehuurde zijn exclusieve
hoofdverblijf houden. Indien huurder het gehuurde niet feitelijk bewoont, dan wel het gehuurde
zonder toestemming van verhuurder geheel of gedeeltelijk heeft onderverhuurd, in huur heeft
afgestaan of aan derden in gebruik heeft gegeven, rust de bewijslast dat huurder onafgebroken
het hoofdverblijf in het gehuurde heeft behouden op huurder.’
2.3.
Bij e-mail van 4 maart 2022 heeft Woonpalet [gedaagde] uitgenodigd voor een gesprek over zijn woonsituatie.
2.4.
Bij e-mail van 8 maart 2022 heeft [gedaagde] het volgende aan Woonpalet geschreven:
‘Mijn woonsituatie is er nog niet. Wegens de extreem lange levertijden voor vloerbedekking, die eindelijk gisteren is gelegd en de levertijd van de vitrage die volgende week opgehangen zal worden is er nog geen sprake van een woonsituatie. De komende weken zal de inrichting pas plaats vinden. (…) Het lijkt mij wenselijker om een afspraak aan het einde van de maand te maken.’
2.5.
Op 21 april 2022 heeft een gesprek tussen Woonpalet en [gedaagde] plaatsgevonden op het kantoor van Woonpalet. Bij brief van 22 april 2022 heeft Woonpalet een verslag van dit gesprek aan [gedaagde] verstrekt. Daarin is het volgende opgenomen:
‘Op donderdag 21 april 2022 bent u op kantoor van Woonpalet uitgenodigd om te praten over uw woonsituatie. Hierover gaat deze brief.
Aanleiding
Sinds 29 november 2021 huurt u van ons de woning aan de [adres 1] . Tijdens de aftersales, een aantal weken na het tekenen van de huurovereenkomst heeft u bij Woonpalet aangegeven dat u nog niet woonde in de woning omdat er problemen waren met het aanleveren van aankleding van de woning i.v.m. corona.
Op dit moment woont u nog steeds niet in de woning. Aanleiding voor Woonpalet om
hierover met u in gesprek te gaan.
Reden van geen bewoning
U zegt dat u inderdaad op dit moment nog niet uw hoofdverblijf hebt in het gehuurde. Hiervoor benoemt u nogmaals de leveringsproblemen. Ook geeft u aan op dit moment niet over de financiële middelen te beschikken om de woning volledig in te richten. U zegt al wel een heel eind op weg te zijn. Zo is er inmiddels iets op de vloer, raambekleding, een bed en een bank.
Wat u ook zegt is dat u liever niet in de woning gaat wonen. Door problemen met de gemeente [gemeente] voelt u zich geforceerd een woning van Woonpalet te huren. U mag van de gemeente [gemeente] niet langer uw hoofdverblijf hebben op het recreatiepark waar u nu naar volle tevredenheid woont. U geeft aan dat als de gemeente [gemeente] u toestemming geeft om uw hoofdverblijf te hebben op het recreatiepark u dan direct de huur opzegt van de woning aan de [adres 1] .
Algemene huurvoorwaarden
Ik heb u uitgelegd dat Woonpalet geen partij is in uw conflict met de gemeente [gemeente] .
Dat voor ons van belang is dat een sociale huurwoning ook daadwerkelijk wordt bewoond
door de huurder, zeker in deze tijden van woningnood. Wij willen ons dan ook beroepen
op artikel 7.5 van onze Algemene Huurvoorwaarden.
(…)
Afspraak
U geeft aan het standpunt van Woonpalet te begrijpen. Halverwege mei krijgt u waarschijnlijk extra inboedel om uw woning verder aan te kleden. We zijn met elkaar overeengekomen dat u uiterlijk eind mei 2022 de woning gaat bewonen en er uw hoofverblijf gaat houden. Indien dit niet lukt dan gaan wij ervan uit dat u de huur van uw woning opzegt.’
2.6.
Bij e-mail van 1 november 2022 heeft Woonpalet het volgende aan [gedaagde] geschreven:
‘Wederom hebben wij meldingen uit uw omgeving ontvangen over het niet bewonen van uw woning.
Voor ons reden om een bezoekje te brengen. Gisterenmiddag was ik samen met een collega bij u aan huis maar helaas was er niemand thuis. Zoals ik u al eerder liet weten is de krapte op de huizenmarkt groot en staan mensen in de rij om voor een woning in aanmerking te komen. Een huurder is verplicht om de woning te gebruiken als woonruimte en ook te bewonen.
Ik moet toegeven dat de woning een verlaten indruk maakt en ik kan me dan ook goed voorstellen dat buurtbewoners dat bij ons melden.
Bij deze nogmaals het verzoek de woning te bewonen als een goed huurder. (…)’
2.7.
Bij e-mail van 16 november 2022 heeft [gedaagde] op voornoemde e-mail gereageerd met de stelling dat hij de woning gebruikt en daar woont, dat hij overdag veelal niet aanwezig is en dat dit in de wintermaanden anders zal zijn.
2.8.
In de maanden april, mei, juli en december 2023 heeft de toezichthouder van de gemeente [gemeente] in totaal 22 controles uitgevoerd aan het adres van de woning. Daarbij is [gedaagde] telkens niet aangetroffen.
2.9.
In juli 2023 heeft de toezichthouder van de gemeente [gemeente] ook drie controles uitgevoerd aan het adres van een chalet met het adres [adres 2] op een camping aan de [adres 3] in [plaats] . Daarbij is [gedaagde] tweemaal aangetroffen.
2.10.
Bij brief van 8 september 2023 heeft Woonpalet aan [gedaagde] geschreven de huurovereenkomst met betrekking tot woning te willen beëindigen, omdat [gedaagde] ondanks eerdere beloftes en toezeggingen de woning nog steeds niet bewoond en elders woonachtig is. In deze brief wordt [gedaagde] verzocht een huuropzeggingsformulier in te vullen.
2.11.
[gedaagde] heeft de huurovereenkomst niet opgezegd.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Woonpalet Zeewolde vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor ontbonden, althans te ontbinden (per datum vonnis) de huurovereenkomst met betrekking tot de woning;
veroordeling van [gedaagde] om de woning binnen zeven dagen na betekening, dan wel binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, te ontruimen;
veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt Woonpalet – kort gezegd – dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft. In plaats daarvan woont [gedaagde] op een camping in [plaats] . Woonpalet meent dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering en veroordeling van Woonpalet in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] betwist dat hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft. Hij verblijft soms wel op de camping, maar heeft daar niet zijn hoofdverblijf. [gedaagde] meent daarom dat hij niet tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, althans niet in een mate die tot ontbinding van de huurovereenkomst zou moeten leiden.

4.De beoordeling

4.1.
In artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat iedere tekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van zijn verplichtingen de schuldeiser de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij huur van gebouwde onroerende zaken kan deze ontbinding alleen door de rechter plaatsvinden (artikel 7:231 BW).
4.2.
Woonpalet stelt dat [gedaagde] in strijd met artikel 7.5 van de algemene voorwaarden zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft en daarmee tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst. [gedaagde] betwist dit.
4.3.
Uitgangspunt is dat sprake is van het houden van hoofdverblijf in een woning, als het leven van de huurder zich in hoofdzaak in en vanuit de woning afspeelt. Daarbij is de plaats waar iemand regelmatig ’s nachts slaapt van grote betekenis. Bij de beoordeling of iemand op een bepaalde plaats zijn hoofdverblijf heeft, moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.
4.4.
De vraag is welke partij moet stellen en zo nodig bewijzen dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf (niet) in de woning heeft. Uit de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat op Woonpalet de bewijslast rust van haar stelling dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst doordat hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft.
4.5.
In artikel 7.5 van de algemene voorwaarden is een bewijsbeding opgenomen, waaruit volgt dat de bewijslast onder bepaalde omstandigheden ten nadele van [gedaagde] wordt omgekeerd. Partijen zijn het erover eens dat dit beding oneerlijk is en daarom buiten toepassing moet blijven (vgl. Hof Amsterdam 2 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1109).
4.6.
[gedaagde] heeft er zitting nog aangevoerd dat ook het beding waarin is opgenomen dat hij de woning als hoofdverblijf moet houden buiten toepassing moet blijven. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Dat het bewijsbeding oneerlijk is, heeft tot gevolg dat op Woonpalet de bewijslast blijft rusten van haar stelling dat [gedaagde] geen hoofdverblijf in de woning heeft. Dit betekent echter niet dat de contractuele verplichting van [gedaagde] om zijn hoofdverblijf in de woning te hebben komt te vervallen. [gedaagde] heeft ook niet onderbouwd waarom dit het geval zou moeten zijn.
4.7.
Voor een verhuurder is het moeilijker te bewijzen waar de huurder zijn hoofdverblijf heeft dan voor een huurder. Aan deze bewijsnood van de verhuurder wordt in de jurisprudentie tegemoet gekomen langs de weg van de verzwaarde stel- of motiveringsplicht. In deze zaak houdt dat concreet het volgende in: als Woonpalet gemotiveerd stelt dat [gedaagde] de huurovereenkomst overtreedt doordat hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft, dan blijft de bewijslast hiervan op Woonpalet rusten, maar mag van [gedaagde] wel worden verlangd dat hij feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn stelling dat hij zijn hoofdverblijf wel in de woning heeft. Als [gedaagde] hier niet aan voldoet, dan kan de kantonrechter de stellingen van Woonpalet als onvoldoende gemotiveerd betwist voor waar aannemen. Zie de uitspraak van het Hof Amsterdam 2 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1109.
4.8.
Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft, heeft Woonpalet de volgende stukken ingebracht:
  • Een e-mail van [gedaagde] van 8 maart 2022, waarin hij verklaart dat er in de woning nog geen sprake is van een woonsituatie in verband met de lange levertijden van de inrichting.
  • Een verslag van een gesprek van 21 april 2022 tussen Woonpalet en [gedaagde] , waaruit volgt dat [gedaagde] zou hebben gezegd dat hij op dat moment zijn hoofdverblijf nog niet in de woning had. Dit zou zijn veroorzaakt door leveringsproblemen en doordat het [gedaagde] ontbrak aan financiële middelen om de woning in te richten. Ook zou [gedaagde] hebben aangegeven dat hij liever niet in de woning ging wonen, maar hij zich gedwongen voelt een woning van Woonpalet te huren omdat hij van de gemeente zijn hoofdverblijf niet langer op de camping mag houden. Tot slot zou in het gesprek de afspraak zijn gemaakt dat [gedaagde] eind mei 2022 de woning gaat bewonen en er zijn hoofdverblijf gaat houden.
  • Een schriftelijke verklaring van twee buren van 3 april 2023, waarin zij verklaren dat de woning sinds december 2021 niet wordt bewoond, dat de woning alleen als opslag wordt gebruikt en dat de buitenzijde van de woning niet wordt schoongemaakt.
  • Een schriftelijke verklaring van een andere buurtbewoner van 15 april 2023, inhoudende dat de woning niet wordt bewoond, dat [gedaagde] om de één à twee weken alleen spullen komt brengen en halen, dat hij nog nooit zijn ramen en deuren heeft schoongemaakt, dat hij er slechts af en toe is en dat zij nog nooit licht in de woning hebben zien branden en de auto van [gedaagde] er nog nooit ’s nachts heeft gestaan.
  • Een schriftelijke verklaring van 23 september 2023 van één van voornoemde buren, waaruit volgt dat deze bewoner [gedaagde] eenmaal in juni/juli heeft gezien en sindsdien niet meer en dat zijn woning vies is.
  • Een schriftelijke verklaring van 24 september 2023 van één van voornoemde buren, waaruit volgt dat zij [gedaagde] slechts eenmaal in juni/juli hebben gezien en sindsdien niet meer.
  • Schriftelijke rapporten van controles uitgevoerd door een toezichthouder van de gemeente [gemeente] in de maanden april, mei, juli en december 2023. In die maanden heeft de toezichthouder de woning 22 keer bezocht. Daarbij is steeds niemand aangetroffen. Bij aanbellen en aankloppen werd niet opengedaan. In de woning werden geen veranderingen geconstateerd in de positie van bijvoorbeeld gordijnen, mappen en een laptop ten opzichte van eerdere bezoeken. In juli 2023 heeft de toezichthouder ook drie keer de camping in [plaats] bezocht. Daarbij is [gedaagde] tweemaal bij het chalet aangetroffen.
  • Een schriftelijke verklaring van Vitens van 18 april 2023 waaruit volgt dat in de woning over de periode april 2022 tot en met maart 2023 1 m3 water is verbruikt.
  • Een schriftelijke verklaring van een medewerker van Woonpalet, waaruit volgt dat de woning in september 2023 vier keer door haar en een collega is bezocht en daar niemand is aangetroffen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in ieder geval tot en met april 2022 niet in de woning heeft gewoond. [gedaagde] heeft dit ook niet betwist. Hij stelt weliswaar dat de oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat er een lange levertijd zat op de meubilering en stoffering, maar dit komt voor zijn eigen rekening en risico. Bovendien heeft Woonpalet voldoende onderbouwd dat [gedaagde] ook ná april 2022 niet in de woning heeft gewoond. Dit heeft zij onderbouwd met verklaringen van verschillende buren, in totaal 26 woningbezoeken door de gemeente [gemeente] en medewerkers van Woonpalet waarbij [gedaagde] geen enkele keer is aangetroffen, twee van de drie bezoeken aan de camping waar [gedaagde] wel is aangetroffen en een verklaring van Vitens waaruit volgt dat er in een jaar tijd slechts 1 m3 water is verbruikt.
4.10.
Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de gemeente [gemeente] [gedaagde] tot tweemaal heeft uitgeschreven op het adres van de woning en heeft ingeschreven op het adres op de camping. Hieruit volgt dat ook de gemeente er kennelijk van overtuigd is dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft.
4.11.
Ten aanzien van de rapporten van de toezichthouder van de gemeente [gemeente] heeft [gedaagde] aangevoerd dat Woonpalet deze bewijsstukken onrechtmatig heeft verkregen en dit bewijs in deze procedure niet tegen hem mag worden gebruikt. De onderzoeken maken volgens [gedaagde] ook een ongeoorloofde inbreuk op zijn privéleven. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Zelfs al zou sprake zijn van onrechtmatig verkregen bewijs, dan betekent dit nog niet dat dit bewijs in deze civiele procedure niet mag worden gebruikt. Artikel 152 Rv bepaalt dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten. In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt en het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, welke belangen mede aan artikel 152 Rv ten grondslag liggen, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs dat op onrechtmatige wijze is verkregen. Slechts als sprake is van bijkomende omstandigheden, is uitsluiting van dat bewijs gerechtvaardigd (zie HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942). Dergelijke bijkomende omstandigheden zijn door [gedaagde] niet gesteld en zijn door de kantonrechter ook niet gebleken. De enkele stelling van [gedaagde] dat door de onderzoeken inbreuk op zijn privacy is gemaakt, is hiervoor onvoldoende. De rapporten van de toezichthouder mogen in deze procedure daarom als bewijs worden gebruikt.
4.12.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de rapporten van de toezichthouder een vertekend beeld geven, omdat de observaties dateren uit de zomermaanden en hij in die maanden vaker op de camping is. [gedaagde] gaat er hiermee echter aan voorbij dat hij gedurende de maanden april, mei en juli 2023 geen enkele keer op het adres van de woning is aangetroffen. Ook als hij in die periode vaker op de camping zou zijn, dan verklaart dit nog niet dat hij geen enkele keer in de woning is aangetroffen. Bovendien is de woning ook in september en december 2023 meermaals bezocht. Ook in die maanden is [gedaagde] niet één keer aangetroffen.
4.13.
Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat de observaties van de toezichthouder onbetrouwbaar zijn. De kantonrechter ziet geen aanleiding om hierin mee te gaan. [gedaagde] heeft dit ook onvoldoende onderbouwd.
4.14.
[gedaagde] heeft ter zitting de stelling ingenomen dat hij slechthorend is en het niet hoort als er wordt aangebeld. Mocht hij de bel al horen, dan ligt hij ’s ochtends vroeg nog te slapen en gaat hij niet kijken wie er zo vroeg aan de deur staat, aldus [gedaagde] . De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Aangenomen dat [gedaagde] inderdaad slechthorend is, dan is niet aannemelijk dat hij bij alle controles, waarbij is aangebeld en -geklopt, heeft gemist dat er iemand aan zijn deur stond. Bovendien hebben de controles niet alleen in de vroege ochtend plaatsgevonden, maar ook later op de ochtend, in de middag en de avond.
4.15.
Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat het op de weg van Woonpalet lag om een afspraak met [gedaagde] te maken voor een huisbezoek. Uit de mailwisselingen in maart en april 2022 en in november 2022 volgt evenwel dat Woonpalet wel degelijk – zonder succes – heeft geprobeerd om een afspraak voor een huisbezoek met [gedaagde] te maken. Wat daar verder ook van zij: de vraag of Woonpalet al dan niet een afspraak met [gedaagde] heeft gemaakt over het afleggen van een huisbezoek doet niet af aan het feit dat Woonpalet met de hiervoor genoemde schriftelijke stukken voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft.
4.16.
Ten aanzien van het lage waterverbruik heeft [gedaagde] gesteld dat hij op de camping gebruik kan maken van een zwembad, een sauna en een douche. De kantonrechter passeert dit verweer. Zelfs al zou [gedaagde] op de camping gebruikmaken van deze faciliteiten, dan nog verklaart dit niet het verbruik van slechts 1 m3 water gedurende een heel jaar. terwijl het gemiddelde jaarverbruik van een eenpersoonshuishouden zo’n 50 m3 is. Dit zou betekenen dat [gedaagde] vrijwel nooit in de woning doucht. Bovendien zou [gedaagde] daarnaast nog steeds water nodig hebben voor bijvoorbeeld het doorspoelen van het toilet, de wasmachine, de afwas, de wastafel, de schoonmaak en voor het bereiden van eten en drinken. [gedaagde] heeft verder nog aangevoerd dat er vorig jaar een verschil van mening was over de vraag of de juiste meterstand aan Vitens was doorgegeven. [gedaagde] heeft dit verder echter niet onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbijgaat.
4.17.
De tussenconclusie is dat Woonpalet naar het oordeel van de kantonechter voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [gedaagde] sinds aanvang van de huurovereenkomst zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft gehad.
4.18.
[gedaagde] heeft in het kader van zijn verzwaarde stelplicht onvoldoende feitelijke gegevens verstrekt waaruit kan worden afgeleid dat hij in de woning wel zijn hoofdverblijf heeft gehad. [gedaagde] stelt wel dat hij in de woning woont, slaapt, er zijn administratie doet, er tijd doorbrengt en dat hij in de zomer vaker op de camping is dan in de winter, maar hij onderbouwt dit op geen enkele manier. Uit het enkele feit dat de woning is gemeubileerd, volgt nog niet dat hij daar ook zijn hoofdverblijf heeft. [gedaagde] heeft geen verklaringen van familie, vrienden of buren of andere gegevens overgelegd, zoals afrekeningen van nutsbedrijven of pinbetalingen of kassabonnen van betalingen in de omgeving van de woning. Aan de stelling van [gedaagde] dat uit de verklaringen van zijn buren juist volgt dat hij spullen naar de woning brengt en zijn post bekijkt, gaat de kantonrechter voorbij. Incidentele bezoeken aan de woning om spullen te brengen en de post te openen, betekenen immers nog niet dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in de woning heeft. Tot slot heeft [gedaagde] ter zitting nog aangevoerd dat de SVB vorig jaar een woononderzoek heeft gedaan in verband met zijn AOW-uitkering en dat van dat onderzoek een rapport van is opgesteld, waaruit zou volgen dat [gedaagde] in de woning woont. [gedaagde] heeft dit rapport echter niet overgelegd, terwijl hij daar wel ruimschoots de tijd voor heeft gehad. Bovendien is niet onderbouwd hoe dit rapport zich verhoudt tot de bewijsstukken die door Woonpalet zijn ingebracht. De kantonrechter gaat hier daarom aan voorbij.
4.19.
De conclusie is dat de [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn verzwaarde stelplicht. De kantonrechter verbindt hieraan als sanctie dat de stelling van Woonpalet dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft, op grond van artikel 149 Rv als onvoldoende betwist als vaststaand moet worden aangenomen. Dit betekent dat vast staat dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.20.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de tekortkoming van [gedaagde] , gelet op de aard en omvang daarvan en op de overige omstandigheden van het geval, de ontbinding van de huurovereenkomst en (dus) de ontruiming van de woning rechtvaardigt. Bij die beoordeling speelt enerzijds het woonbelang van [gedaagde] en anderzijds de ernst van de tekortkoming en het belang van Woonpalet om op te treden.
4.21.
De tekortkoming van [gedaagde] is substantieel. Sinds de aanvang van de huurovereenkomst in november 2021 heeft hij nimmer zijn hoofdverblijf in de woning gehad. [gedaagde] heeft van Woonpalet meermaals de kans gehad om alsnog zijn intrek in de woning te nemen, maar heeft dit niet gedaan. Als sociale woningbouwcorporatie heeft Woonpalet er belang bij om hiertegen op te treden. Woonpalet heeft immers als wettelijke taak om de schaarse woonruimte die er is evenwichtig te verdelen. Daarmee valt niet te rijmen dat één van haar huurders de gehuurde woning niet of nauwelijks bewoont. Bovendien geldt dat een huurder die niet voortdurend in zijn woonruimte aanwezig is, niet of minder goed in staat is de verantwoordelijkheid voor (het behoud van) zijn woonruimte te dragen. Daarbij kan gedacht worden aan klein onderhoud en schoonmaak, beluchting en het risico op inbraak. Ook daarin is voor Woonpalet een belang gelegen om tot ontbinding van de huurovereenkomst te komen. Het woonbelang van [gedaagde] weegt niet op tegen deze belangen van Woonpalet. Aan het woonbelang van [gedaagde] moet bovendien minder gewicht worden toegekend, nu hiervoor is vastgesteld dat hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij het risico loopt op korte termijn niet meer in het chalet op de camping te kunnen verblijven, welke chalet niet zijn eigendom is maar dat van zijn ex-vrouw. Dit komt echter voor zijn eigen rekening en risico. [gedaagde] had de woning niet als terugvalbasis achter de hand moeten houden, maar moet daar zijn exclusieve hoofdverblijf moeten houden.
4.22.
De conclusie is dat de tekortkoming van [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst wordt daarom toegewezen. [gedaagde] moet de woning ook ontruimen. Dit betekent dat hij de woning moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten. [gedaagde] krijgt daar 30 dagen de tijd voor. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan hem door de deurwaarder is bezorgd.
4.23.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonpalet worden begroot op:
- dagvaarding € 129,85
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten x tarief € 271,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 934,85

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de woning aan de [adres 1] te [plaats] per vandaag;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan Woonpalet, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Woonpalet te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 934,85 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.
45353