Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking van een rechter ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoekster op 21 februari 2024, naar aanleiding van een beslissing van de rechter om geen uitstel van de mondelinge behandeling te verlenen en geen toestemming te geven voor digitale deelname aan de zitting. Verzoekster was van mening dat de rechter vooringenomen was, omdat er miscommunicatie was ontstaan over de mogelijkheid om digitaal deel te nemen aan de zitting. De rechter had de advocaat van verzoekster een videolink toegestuurd, maar later aangegeven dat er geen toestemming was verleend voor digitale deelname. Verzoekster vreesde dat zij niet eerlijk zou worden gehoord en dat de rechter niet onafhankelijk zou zijn.
De wrakingskamer heeft de procedure behandeld met gesloten deuren en vastgesteld dat de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen een procesbeslissing is. Volgens de wet is een procesbeslissing geen grond voor wraking. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet vooringenomen is en dat de communicatie vanuit de rechtbank ongelukkig is verlopen. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is en dat de motivering van de beslissing geen aanwijzingen voor vooringenomenheid bevatte. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.