In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. De zaak betreft een handhavingsverzoek dat is ingediend door omwonenden tegen de eiser, die een omgevingsvergunning had verkregen voor het uitbreiden van zijn woning. Na controle door de gemeente zijn er diverse overtredingen vastgesteld, wat leidde tot een last onder dwangsom van het college. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze last en het college heeft in een bestreden besluit enkele onderdelen van de last gegrond verklaard, terwijl andere onderdelen ongegrond zijn verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de Wabo, die op 1 januari 2024 is ingetrokken, nog van toepassing is op deze zaak vanwege het overgangsrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd voor de overtreding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. Eiser heeft niet aangetoond dat hij nog procesbelang heeft bij de beoordeling van de last om de tegels met kabelsleuf en de betonrand te verwijderen, omdat hij aan deze last voldoende heeft voldaan. De rechtbank heeft het beroep tegen deze last niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de last om de oppervlakte te verlagen ongegrond verklaard.
De rechtbank concludeert dat het college op juiste wijze heeft gehandeld en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden voor hoger beroep.