ECLI:NL:RBMNE:2024:1721

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
564051
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie door stiefouder en wijziging achternaam in het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2024 een beschikking gegeven over de adoptie van een minderjarige door de stiefvader. De vader, die eerder met de moeder was getrouwd, heeft een kind met haar, maar heeft sinds december 2021 geen contact meer met het kind. De moeder en de stiefvader zijn sinds 2021 getrouwd en hebben samen een kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stiefvader en de moeder sinds december 2021 samenwonen, maar dat zij niet voldoen aan de driejaarstermijn die normaal gesproken vereist is voor adoptie. Desondanks oordeelt de rechtbank dat de relatie tussen de stiefvader en de moeder voldoende bestendig is om de adoptie toe te staan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de adoptie in het belang van het kind is, omdat het kind een sterke band heeft met de stiefvader en het belangrijk is dat zij dezelfde achternaam heeft als haar stiefvader en haar zusje. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en bepaald dat het kind de achternaam van de stiefvader zal krijgen. Daarnaast is er een informatieregeling vastgesteld voor de vader, zodat hij op de hoogte blijft van de ontwikkelingen in het leven van het kind. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder en de stiefvader over gezag en kinderalimentatie afgewezen, omdat deze niet meer relevant zijn na de adoptie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/564051 / FO RK 23-1218 (stiefouderadoptie, gezag, achternaam en informatieregeling) en C/16/560365 / FA RK 23-1409 (kinderalimentatie)
Stiefouderadoptie, gezag, achternaam, informatieregeling en kinderalimentatie
Beschikking van 20 maart 2024
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna: de vader,
advocaat mr. M. Kalle,
tegen
[de stiefvader],
hierna: de stiefvader,
[de moeder],
hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. W. van der Sande.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 17 juli 2023;
  • het bericht van de vader (met bijlage) van 1 augustus 2023;
  • het bericht van de vader (met bijlagen) van 7 augustus 2023;
  • het verweerschrift van de moeder en de stiefvader (met bijlagen) met een aantal tegenverzoeken, binnengekomen op 18 september 2024;
  • het bericht en het gewijzigde verzoek van de moeder en de stiefvader (met bijlagen), binnengekomen op 22 februari 2024;
  • het bericht van de vader van 23 februari 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 4 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en de stiefvader met hun advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • [A] van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige 1 (roepnaam)] in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat zij van de verzoeken vindt. De kinderrechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de kinderrechter dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De moeder en de vader zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen een kind: [voornamen van minderjarige 1] [achternaam van de vader] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] . Haar roepnaam is [minderjarige 1 (roepnaam)] . [minderjarige 1 (roepnaam)] woont bij de moeder en de stiefvader.
2.3.
De moeder en de stiefvader zijn op [trouwdatum] 2021 met elkaar getrouwd en hebben samen een kind: [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2023 in [geboorteplaats 2] .
2.4.
De rechtbank Rotterdam heeft op 29 juni 2020 beslist dat de moeder alleen het gezag heeft over [minderjarige 1 (roepnaam)] . Dat betekent dat zij alleen de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1 (roepnaam)] kan nemen.
2.5.
De moeder en de vader hebben in het ouderschapsplan van 29 april 2020 afgesproken dat de vader € 250,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen. Het ouderschapsplan is onderdeel van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 juni 2020.
2.6.
De vader wil dat de kinderalimentatie vanaf de datum van de beschikking op nihil wordt gesteld. De moeder is het hiermee eens.
2.7.
De moeder heeft, na overleg met de vader, haar tegenverzoek gewijzigd. Na wijziging vraagt de stiefvader om stiefouderadoptie. Daarnaast wil hij dat [minderjarige 1 (roepnaam)] zijn achternaam krijgt. De vader is het hiermee eens. Als de rechtbank dit afwijst, willen de moeder en de stiefvader dat de stiefvader samen met de moeder het gezag heeft en dat [minderjarige 1 (roepnaam)] de achternaam van de stiefvader krijgt.
2.8.
De moeder verzoekt in haar gewijzigde tegenverzoek geen betaling meer van de (achterstallige) alimentatie tot aan de datum van de beschikking. De rechtbank begrijpt dat zij haar alimentatieverzoek volledig heeft ingetrokken.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal:
  • de adoptie uitspreken van [minderjarige 1 (roepnaam)] door de stiefvader;
  • vaststellen dat [minderjarige 1 (roepnaam)] na de adoptie de achternaam van de stiefvader heeft;
  • een informatieregeling bepalen.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
De adoptie
Is de relatie van de stiefvader en de moeder voldoende bestendig?
3.2.
De rechtbank beoordeelt de adoptie aan de hand van artikel 1:277 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.3.
Uit artikel 1:227 lid 2 BW volgt dat de stiefvader de adoptie alleen kan vragen als hij onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek drie aaneengesloten jaren met de moeder heeft samengeleefd. De moeder en de stiefvader wonen samen sinds december 2021. Dat is nu ruim twee jaar, maar geen drie jaar. Toch vindt de rechtbank dat de stiefvader de adoptie kan vragen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze eis wordt gesteld zodat een zekere bestendigheid kan worden verwacht van het gezin waarin [minderjarige 1 (roepnaam)] terecht komt. [2] De rechtbank stelt vast dat de moeder en de stiefvader goed hebben nagedacht over de adoptie. Zij hebben in januari 2021 een relatie gekregen. Al vanaf maart 2021 was [minderjarige 1 (roepnaam)] er altijd bij als de moeder en de stiefvader elkaar zagen. Vanwege de afstand tussen de woningen, zagen zij elkaar in vrijwel alle weekenden van vrijdag tot en met zondag. Dit gebeurde snel, omdat de moeder goed wilde weten of het klikte tussen de stiefvader en [minderjarige 1 (roepnaam)] .
3.4.
[minderjarige 1 (roepnaam)] heeft een aangeboren aandoening waardoor zij fysieke beperkingen heeft en ook last heeft van prikkels. Daarnaast is zij ook ernstig getraumatiseerd. Hierdoor ziet zij meerdere medische specialisten en heeft zij speciale zorg en extra aandacht nodig. Dat vraagt veel zorg en aandacht voor [minderjarige 1 (roepnaam)] van de moeder en de stiefvader. Verder vraagt het ook veel van hun relatie. Daardoor heeft de relatie van de moeder en de stiefvader al snel een diepere bestendigheid gekregen en was snel sprake van een intensiever gezinsleven in vergelijking tot andere relaties waarin niet elke dag van de week wordt samengeleefd. De stiefvader was ook al snel aanwezig en betrokken bij doordeweekse medische afspraken, gesprekken op school en de thuisbegeleiding. De stiefvader, de moeder en [minderjarige 1 (roepnaam)] zagen elkaar dan ook buiten het weekend. In december 2021 zijn de moeder en de stiefvader getrouwd en officieel gaan samenwonen. Inmiddels hebben zij nog een kindje gekregen. [minderjarige 1 (roepnaam)] vormt samen met hen een gezin. De moeder en de stiefvader hebben de intentie hebben hun relatie bestendig voort te zetten. De rechtbank ziet geen signalen dat het voortzetten van de relatie in deze vorm de driejaarstermijn niet zou halen. De rechtbank ziet een liefdevol gezin met veel aandacht en zorg voor elkaar.
Is de adoptie in het belang van [minderjarige 1 (roepnaam)] ?
3.5.
In artikel 1:227 lid 3 BW staat dat adoptie alleen kan als het in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en aan de voorwaarden uit artikel 1:228 BW wordt voldaan.
3.6.
De rechtbank vindt de adoptie kennelijk in het belang van [minderjarige 1 (roepnaam)] . [minderjarige 1 (roepnaam)] heeft sinds december 2021 geen contact meer met de vader. Zij is mentaal niet in staat contact met hem te hebben of met hem geconfronteerd te worden. Sinds december 2021 wordt [minderjarige 1 (roepnaam)] door de moeder en de stiefvader samen opgevoed en verzorgd. De stiefvader heeft een grote rol in het leven van [minderjarige 1 (roepnaam)] en zij is zeer gehecht aan de stiefvader. Zij gedragen zich als vader en dochter. [minderjarige 1 (roepnaam)] wil graag een gezin zijn met de moeder, de stiefvader en haar zusje. Door de adoptie ontstaat een familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige 1 (roepnaam)] en de stiefvader en heeft [minderjarige 1 (roepnaam)] een gelijke positie met haar zusje. De Raad staat achter de adoptie.
3.7.
De rechtbank vindt voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat [minderjarige 1 (roepnaam)] niets meer van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De vader wilde graag een rol in het leven van [minderjarige 1 (roepnaam)] , maar dat is niet gelukt. Hij wil nu rust voor [minderjarige 1 (roepnaam)] en trekt zich daarom terug. De vader heeft gezegd dat hij van [minderjarige 1 (roepnaam)] houdt en dat de deur altijd openstaat als zij nieuwsgierig naar hem wordt en behoefte heeft aan contact. Maar de vader zal zelf geen contact zoeken met [minderjarige 1 (roepnaam)] en geen verzoeken doen over omgang. Hij zal dus niet bijdragen aan de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (roepnaam)] . Hij wil nu rust voor [minderjarige 1 (roepnaam)] en dat zij zich één gezin voelt met de moeder, de stiefvader en haar zusje.
3.8.
Aan de andere voorwaarden uit artikel 1:227 en 1:228 BW is voldaan. De rechtbank zal de adoptie van [minderjarige 1 (roepnaam)] door de stiefvader uitspreken.
De achternaam
3.9.
[minderjarige 1 (roepnaam)] krijgt, zoals verzocht, door de adoptie de achternaam van de stiefvader. [minderjarige 1 (roepnaam)] heeft er nu last van dat zij de achternaam van de vader heeft. De achternaam triggert haar trauma. Zij wil één gezin zijn met de moeder, de stiefvader en haar zusje. Daar hoort dezelfde achternaam bij. Zij wil ook graag de achternaam van de stiefvader.
Het gezag
3.10.
Omdat de rechtbank de adoptie zal uitspreken, hebben de moeder en de stiefvader geen belang meer bij hun verzoek over het gezag. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen.
De informatieregeling
3.11.
De moeder heeft het verzoek van de vader over de informatieregeling niet tegengesproken. Als [minderjarige 1 (roepnaam)] ooit contact wil met de vader, is het goed dat de vader weet wat er in haar leven speelt. Hij kan dan beter bij haar aansluiten. Daarom zal de rechtbank een informatieregeling bepalen.
De overeenstemming over de kinderalimentatie
3.12.
De vader en de moeder hebben afgesproken dat de vader tot de datum van de beschikking € 174,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder betaalt voor [minderjarige 1 (roepnaam)] . Vanaf de datum van de beschikking heeft de vader geen belang meer bij het verzoek over de kinderalimentatie, omdat hij vanaf dat moment niet meer onderhoudsplichtig is voor [minderjarige 1 (roepnaam)] door de adoptie van [minderjarige 1 (roepnaam)] door de stiefvader. De rechtbank zal zijn verzoek over de kinderalimentatie gelet op het voorgaande afwijzen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.13.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.14.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van partijen in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de adoptie van [minderjarige 1 (roepnaam)] door de stiefvader uit;
4.2.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akten toe te voegen.
4.3.
stelt vast dat [minderjarige 1 (roepnaam)] na de adoptie de achternaam van de stiefvader zal hebben, zodat zij zal heten: [voornamen van minderjarige 1] [achternaam van de stiefvader] ;
4.4.
bepaalt dat de moeder één keer per halfjaar een e-mail zal sturen aan de vader over de gezondheid van [minderjarige 1 (roepnaam)] , hoe het met haar gaat op school en haar hobby’s, met de schoolrapporten en recente foto’s van [minderjarige 1 (roepnaam)] ;
4.5.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
bepaalt dat de partijen hun eigen proceskosten betalen;
4.7.
wijst de verzoeken van de moeder, de stiefvader en de vader voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. L.A.C. de Vaan, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.V. Verduijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.MvT,