ECLI:NL:RBMNE:2024:1615

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
569215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 februari 2024, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)], verlengd tot 4 februari 2025. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Samen Veilig Midden-Nederland, die de ondertoezichtstelling aanvankelijk wilde beëindigen. Echter, de Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat er nog grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)], die in 2015 is geboren. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij zowel de ouders als een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)], die bij zijn moeder woont. De ondertoezichtstelling is eerder ingesteld bij beschikking van 5 augustus 2021 en is sindsdien steeds verlengd. De kinderrechter heeft in deze beschikking de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] uiteengezet, waaronder zijn problemen op school, gebrek aan sociale interactie en de aanhoudende spanningen tussen de ouders. De kinderrechter concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] te waarborgen en om de ouders te ondersteunen in hun zorg voor hem.

De kinderrechter heeft de beslissing genomen op basis van de wettelijke criteria van artikel 1:255 BW, waarbij de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige (voornaam)] onverminderd aanwezig is. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er mogelijk hulpverlening voor de ouders nodig is, en dat de GI betrokken blijft om de regie te nemen in het belang van [minderjarige (voornaam)]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/569215 / JE RK 24-118
Datum uitspraak: 28 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter verwijst voor het procesverloop naar de beschikking van de kinderrechter van 2 februari 2024. De kinderrechter heeft daarna geen stukken meer ontvangen.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de moeder;
  • mevrouw [A] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige (voornaam)] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 5 augustus 2021 is [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
2.4.
Bij beschikking van 2 februari 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] verlengd voor de duur van een maand, te weten tot 4 maart 2024, en de beslissing op het verzoek van de GI voor het overige aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De kinderrechter moet nog een beslissing nemen op het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] te verlengen tot 4 februari 2025. De GI heeft toegelicht dat zij eerder voornemens was om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Op 11 januari 2024 heeft de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) plaatsgevonden. De Raad heeft hierop aangegeven niet akkoord te zijn met het afsluiten van de ondertoezichtstelling omdat er nog grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] . De grootste zorg is dat het de ouders in vrijwillig kader niet zal lukken om de nodigde hulp te aanvaarden. Hierbij gaat het om systeemtherapie voor de ouders en observatie voor [minderjarige (voornaam)] . Gelet hierop verzoekt de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader kan zich echter niet vinden in de doelen die de Raad en de GI hebben gesteld. Hij is het niet eens met het advies om voor [minderjarige (voornaam)] hulpverlening van het [ziekenhuis] in te zetten. Volgens de vader is de belangrijkste reden dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden, dat de GI erop kan toezien dat de zorgregeling en de overige afspraken tussen ouders worden nageleefd.
4.2.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder verwacht dat de betrokkenheid van een gezinsvoogd helpend kan zijn voor [minderjarige (voornaam)] .

5.De beoordeling

Wat beslist de kinderrechter?
5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] verlengen tot
4 februari 2025. De kinderrechter neemt deze beslissing omdat zij op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel is dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige (voornaam)] is onverminderd aanwezig en de doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog onvoldoende behaald.
Waarom is een verlenging nodig?
5.2.
Er zijn nog steeds grote zorgen over [minderjarige (voornaam)] . Op school wordt gezien dat hij tot op heden onvoldoende aan leren toe komt. Hij heeft weinig aandacht en concentratie en raakt snel afgeleid. Ook heeft hij een zeer traag werktempo. Daarnaast bestaan zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] heeft nauwelijks contact met leeftijdsgenoten. Hij zoekt op school geen contact en met anderen en tijdens pauzes speelt hij alleen. Daarnaast drukt [minderjarige (voornaam)] zich niet uit in emoties. Hij is vlak in zijn gezicht en er is geen blijheid of boosheid te zien. Verder bestaan zorgen over de aanhoudende spanningen en strijd tussen de ouders. Het lukt de ouders tot op heden niet om met elkaar te communiceren en samen te werken in het belang van [minderjarige (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] wordt hier ernstig mee belast.
Het advies van [instelling] en de Raad over [minderjarige (voornaam)]
5.3.
De kinderrechter heeft gelezen dat [instelling] in de afgelopen periode onderzoek heeft gedaan naar wat [minderjarige (voornaam)] nodig heeft om weer tot leren en ontwikkelen te komen. [instelling] heeft geconcludeerd dat de huidige schoolcontext niet aansluit bij wat [minderjarige (voornaam)] nodig heeft. Er is op breed niveau sprake van een ontwikkelingsachterstand, die vraagt om meer intensieve hulpverlening. Het advies van [instelling] is om [minderjarige (voornaam)] aan te melden bij een setting waarbij zowel diagnostiek, behandeling en aanpassing van de schoolse omgeving mogelijk gemaakt kan worden. Dit kan bijvoorbeeld binnen het [ziekenhuis] geboden worden.
Uit de toetsing van de Raad blijkt dat de Raad het ook van belang acht dat ofwel het [ziekenhuis] of een andere organisatie wordt ingezet om zicht te krijgen op het hele systeem, en niet enkel op de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] . Zo dient er volgens de Raad ook zicht te komen op de gehechtheidsrelatie tussen [minderjarige (voornaam)] en de ouders.
Het vrijwillig kader biedt hier geen oplossing
5.4.
De kinderrechter heeft niet de verwachting dat het de ouders samen, in het vrijwillige kader, zal lukken om de situatie voor [minderjarige (voornaam)] te verbeteren. De ouders hebben een andere visie op wat goed is voor [minderjarige (voornaam)] . Zo is de moeder het wel eens met het advies van [instelling] en de Raad om hulpverlening voor [minderjarige (voornaam)] op te starten, maar de vader niet. Daarnaast is sprake van wantrouwen tussen de ouders. De kinderrechter vindt het daarom nodig dat de GI betrokken blijft om de regie te nemen, de belangen van [minderjarige (voornaam)] centraal te stellen en de benodigde hulpverlening in te zetten.
Wat moet er de komende tijd gebeuren?
5.5.
Naast de hulpverlening voor [minderjarige (voornaam)] , kan het ook nodig zijn om hulpverlening voor de ouders op te starten, bijvoorbeeld een traject Parallel Ouderschap. Het is aan de gezinsvoogd om binnen de kaders van de ondertoezichtstelling te bepalen welke hulpverlening nodig en passend is en daadwerkelijk zal worden ingezet.
5.6.
Er zullen nog veel stappen gezet moeten worden om de situatie voor [minderjarige (voornaam)] te verbeteren. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen tot 4 februari 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] tot 4 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024 door mr. L.A.C. de Vaan, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M.F. Crijns als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.