Overwegingen
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
2. Eiser vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat er in de bezwaarprocedure geen hoorzitting heeft plaatsgevonden terwijl hij hier wel om heeft verzocht. Een telefonisch overleg was volgens het Uwv voldoende, maar daar zou geen verzekeringsarts aan deelnemen.
3. In het rapport van 28 juli 2022 heeft de primaire verzekeringsarts geconcludeerd dat een spreekuur geen toegevoegde waarde heeft omdat het gaat om een beoordeling in het verleden (2004) op basis van door eiser verstrekte informatie. Om die reden heeft de primaire verzekeringsarts de beoordeling schriftelijk afgedaan. De rechtbank kan deze conclusie volgen, gelet op het grote tijdsverloop en de medische informatie die destijds beschikbaar was.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de bezwaarfase aan de medewerker bezwaar van het Uwv heeft laten weten dat zij niet bij een hoorzitting aanwezig hoeft te zijn omdat de beoordeling ziet op een datum in het verre verleden. Op
20 december 2022 heeft de medewerker bezwaar in een e-mailbericht aan de gemachtigde van eiser meegedeeld dat er geen verzekeringsarts bij de hoorzitting aanwezig zal zijn wegens deze reden. De gemachtigde is gevraagd om te laten weten of er in dat geval behoefte is om een hoorzitting te plannen. Daar heeft de medewerker bezwaar geen reactie op ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat de medewerker bezwaar daarom heeft mogen aannemen dat er geen prijs meer werd gesteld op het plannen van een hoorzitting.
5. Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
6. In het kader van de WAZ is geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt, de persoon die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
7. Recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft de verzekerde die arbeidsongeschikt wordt indien hij in de 52 weken onmiddellijk voorafgaande aan de dag, waarop de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven heeft verricht gericht op het verwerven van winst of inkomsten. Als eerste dag van de arbeidsongeschiktheid geldt de eerste werkdag waarop wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt.Niet als arbeidsongeschikt wordt beschouwd de verzekerde die minder dan 25% arbeidsongeschikt is.
8. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere afwijzing van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Eiser kan zijn aanvraag:
- beogen dat wordt teruggekomen op het eerdere besluit van 29 september 2004 (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb));
- beogen een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of
- verzoeken om herziening voor de toekomst (duurafspraak).
Verzoek om voor het verleden terug te komen van het eerdere besluit (artikel 4:6 Awb)
9. De aanvraag van eiser strekt ertoe dat het Uwv terugkomt op het besluit van
29 september 2004, waarbij WAZ-uitkering van eiser is beëindigd. De rechtbank merkt de aanvraag van eiser van 27 december 2021 daarom aan als een nieuwe aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Artikel 4:6, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager is gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
10. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
11. De beoordelingsdatum ligt ver in het verleden, te weten op 29 november 2004. Een primaire verzekeringsarts heeft eiser op 24 mei 2004 beoordeeld. Daarbij heeft de verzekeringsarts de eigen bevindingen van het onderzoek op het spreekuur, het dagverhaal van eiser en de toen beschikbare medische informatie meegewogen. De primaire verzekeringsarts heeft op dezelfde datum een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. Hierin heeft de verzekeringsarts beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid aangenomen, maar niet zodanig dat eiser op grond daarvan meer dan 25% arbeidsongeschikt kon worden geacht voor de WAZ.
12. Eiser is het hier niet mee eens. In 2010 heeft eiser de diagnose hypofyse tumor resulterend in acromegalie gekregen. Volgens eiser waren de klachten als gevolg van deze diagnoses tijdens de WAZ-beoordeling in 2004 ook al aanwezig. Op
2 oktober 2023 heeft eiser ter onderbouwing van dit standpunt medische informatie ingebracht. In deze medische informatie staat vermeld: “Bij een hernieuwde MRI wordt onverminderd een cysteuze afwijking gezien, die retrospectief in 2008 ook al aanwezig lijkt te zijn. Vermoedelijk is dit een congenitale variant.”
13. Het Uwv heeft in zijn reactie van 24 oktober 2023 geconcludeerd dat deze medische informatie de beslissing niet anders maakt. Volgens het Uwv sluit een nieuwe diagnose niet uit dat alle bij eiser in 2004 aanwezige klachten en daaruit voortvloeiende belemmeringen zijn meegewogen bij het vaststellen van de belastbaarheid in 2004.
14. De rechtbank kan het Uwv hierin volgen. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)volgt dat voor de vraag of een betrokkene al dan niet arbeidsongeschikt is niet een diagnose, maar de beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum in geding (29 november 2004) bepalend zijn. Dat genoemde diagnoses destijds nog niet bekend waren, betekent niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarmee de gezondheidstoestand van eiser op de datum in geding niet goed in beeld had.
15. De rechtbank kan het Uwv dan ook volgen in de conclusie dat de medische informatie die eiser heeft ingebracht geen aanleiding geeft om te concluderen dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat op het besluit van 29 september 2004 moet worden teruggekomen. Dat betekent dat dit besluit in stand blijft en eiser per 29 november 2004 geen recht heeft op een WAZ-uitkering. Eiser krijgt dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en het Uwv hoeft geen proceskosten te vergoeden.