ECLI:NL:RBMNE:2024:1599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
570043
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de bescherming van hun ontwikkeling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 februari 2024, wordt een ondertoezichtstelling opgelegd voor de minderjarigen [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor de duur van negen maanden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de problematiek van de moeder, die momenteel is opgenomen op een gesloten afdeling. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder vertoont onvoorspelbaar gedrag door haar psychiatrische problematiek, wat leidt tot onrust en onveiligheid in de thuissituatie. De kinderrechter heeft de ouders gehoord en vastgesteld dat er zorgen zijn over de emotionele en sociale ontwikkeling van de kinderen, die onvoldoende ondersteuning krijgen van hun ouders. De kinderrechter heeft besloten dat de kinderen onder toezicht worden gesteld van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland, met als doel hen rust, stabiliteit en veiligheid te bieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/570043 / JE RK 24-225
Datum uitspraak: 28 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, [plaats] ,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 7 februari 2024 het verzoekschrift met bijlagen van de Raad ontvangen.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- de heer [A] , namens de Raad;
- de heer [B] en mevrouw [C] , namens de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI).
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar hun mening gevraagd. De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] gesproken. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat zij hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De moeder vindt een ondertoezichtstelling niet nodig. Ze verwacht dat een ondertoezichtstelling alleen maar stress zal opleveren en dat dit haar herstel in de weg zal zitten. De moeder wil zich focussen op EMDR-behandeling.
4.2.
De vader is het niet eens met het verzoek van de Raad. Hij begrijpt dat de Raad zich zorgen maakte over de kinderen, maar de situatie is inmiddels positief veranderd. De vader vindt een ondertoezichtstelling daarom nu niet nodig. Hij verwacht dat [minderjarige 1 (voornaam)] meer baat heeft bij een psycholoog dan bij een gezinsvoogd.

5.De beoordeling

Wat beslist de kinderrechter?5.1. De kinderrechter zal [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van negen maanden. Dat is tot 28 november 2024. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Wat zegt de wet?5.2. Op grond van artikel 1:255 BW kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling.
Waarom is een ondertoezichtstelling nodig?
5.3.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Zij zijn in de afgelopen jaren getuige geweest van verschillende ingrijpende gebeurtenissen, voortkomend uit moeders (psychiatrische) problematiek. De moeder kan door haar problematiek onvoorspelbaar en verward gedrag laten zien, wat leidt tot onrust, spanningen en onveiligheid in de thuissituatie van de kinderen. Op dit moment is de moeder opgenomen op de gesloten afdeling van [instelling] . Uit diagnostisch onderzoek is gebleken dat bij de moeder sprake is van emotieregulatieproblematiek, verslavingsproblematiek en (een hoog vermoeden van) een verstandelijke beperking. De kinderrechter ziet dat beide ouders betrokken zijn bij de kinderen en het beste met hun voor hebben. Ook zijn er geen zorgen over de praktische verzorging van de kinderen. De zorgen zijn er echter in gelegen dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de spanning en onrust voor de kinderen te laten afnemen. Daarnaast bestaat de zorg dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , op sociaal-emotioneel gebied, onvoldoende door de ouders zijn ondersteund en begeleid. Gebleken is dat er in de afgelopen maanden met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] nauwelijks is gesproken over de problematiek van de moeder en de thuissituatie. De kinderrechter heeft met de Raad de zorg dat, als er niets verandert, de ontwikkeling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] nog meer onder druk komt te staan.
EMDR behandeling voor de moeder
5.4.
Tijdens de zitting is de zorg van de moeder besproken dat een ondertoezichtstelling voor haar te veel onrust en stress zal brengen. De moeder heeft uitgelegd dat het voor haar EMDR behandeling noodzakelijk is dat er voldoende rust is. De gezinsvoogd heeft ter zitting verteld dat ook de GI het belang van de EMDR behandeling voor de moeder inziet. De GI zal proberen te voorkomen dat de moeder onrust en stress ervaart, zodat de moeder haar EMDR behandeling kan volgen.
Het vrijwillig kader is hier geen oplossing
5.5.
De kinderrechter heeft niet de verwachting dat het de ouders in het vrijwillige kader zal lukken om de situatie van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verbeteren. Het is tot op heden namelijk niet gelukt om noodzakelijke hulpverlening op te starten, mede omdat de moeder wantrouwend is naar de hulpverlening. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat een gezinsvoogd betrokken raakt bij het gezin, om de regie te nemen, de belangen van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] centraal te stellen en de benodigde hulpverlening voor de ouders en de kinderen in te zetten.
Welke doelen vindt de Raad belangrijk?
5.6.
Binnen de ondertoezichtstelling kan, onder regie van de gezinsvoogd, gewerkt worden aan de door de Raad gestelde doelen:
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ervaren rust, stabiliteit en veiligheid in hun opvoedsituatie. Dit betekent dat er een beschikbare opvoeder is, ze geen getuige zijn van incidenten van onveiligheid, spanning en stress en ouders niet onder invloed zijn van verdovende middelen;
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ervaren ruimte en ondersteuning om hun gedachten en gevoelens vorm te geven op een wijze die bij hen past;
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben (passend bij hun leeftijd en mogelijkheden) voldoende begrip en kennis over het ziektebeeld van moeder;
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ervaren dat ouders afspraken maken over hun gezamenlijk ouderschap, passend bij de mogelijkheden van de kinderen als ook de mogelijkheden van de ouders.
9 maanden is nodig
5.7.
Vanwege de complexe problematiek binnen het gezin en omdat het tijd zal kosten om aan bovenvermelde doelen te werken, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlenen voor een kortere duur dan de Raad heeft verzocht. De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 28 februari 2024 tot 28 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024 door mr. L.A.C. de Vaan, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.M.F. Crijns als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.