ECLI:NL:RBMNE:2024:1480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10671438 \ AC EXPL 23-1916
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na consumentenkoop met vervalste persoonsgegevens en beschermingsbewind

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van een bedrag van € 186,82 van de gedaagde, die in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de gedaagde werd vertegenwoordigd door Stichting Kompas voor Zorg en Dienstverlening. De eiseres baseerde haar vordering op drie via internet gesloten koopovereenkomsten, waarbij de gedaagde gebruik had gemaakt van vervalste persoonsgegevens en gekozen had voor betaling achteraf. De gedaagde betwistte de koopovereenkomsten en stelde dat zij nooit kleding had besteld of ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde met gebruikmaking van valse persoonsgegevens de koopovereenkomsten had gesloten. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde de koopprijs verschuldigd was, ondanks het beschermingsbewind, omdat de eiseres niet op de hoogte was van het bewind door de vervalste persoonsgegevens. De kantonrechter vernietigde de consumentenkredietovereenkomsten, maar oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door valse persoonsgegevens te verstrekken. De eiseres werd in het gelijk gesteld en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 184,75, inclusief buitengerechtelijke kosten, en de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10671438 AC EXPL 23-1916 aw/1370
Vonnis van 6 maart 2024
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen:
de stichting
Stichting Kompas voor Zorg en Dienstverlening, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni.

1.De procedure

Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding met 6 producties is op 10 augustus 2023 bij [gedaagde] bezorgd,
  • [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Zij heeft 1 productie bijgevoegd,
  • daarna heeft [eiseres] schriftelijk gereageerd (conclusie van repliek). Zij heeft producties genummerd 6 (een andere dan de eerder overgelegde productie 6) t/m 8 bijgevoegd,
  • vervolgens heeft [gedaagde] schriftelijk gereageerd (conclusie van dupliek). Zij heeft productie 2 aan haar conclusie gehecht,
  • [eiseres] heeft schriftelijk op productie 2 van [gedaagde] gereageerd,
  • tot slot heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen. De vonnisdatum is (nader) bepaald op vandaag.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen € 186,82 (€ 144,75 hoofdsom + € 40,00 buitengerechtelijke incassokosten + € 2,07 wettelijke rente tot 10 augustus 2023) vermeerderd met de wettelijke rente over € 144,75 vanaf 10 augustus 2023 tot de voldoening en de proceskosten.
Koopovereenkomst
2.2.
[eiseres] baseert haar vordering primair op drie via internet gesloten koopovereenkomsten tussen [gedaagde] en [bedrijf] , waarbij door [gedaagde] is gekozen voor betaling achteraf via [eiseres] . De vordering van [bedrijf] op [gedaagde] is direct na het sluiten van de koopovereenkomsten aan [eiseres] verkocht. [eiseres] vordert nu nakoming van die koopovereenkomsten door [gedaagde] , namelijk betaling van de koopprijs vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Subsidiair baseert [eiseres] haar vordering op ongerechtvaardigde verrijking.
2.3.
[gedaagde] betwist dat zij koopovereenkomsten heeft gesloten met [bedrijf] , waarbij zij zou hebben gekozen voor betaling achteraf via [eiseres] .
2.4.
De kantonrechter overweegt dat het op de weg van [eiseres] ligt om voldoende te onderbouwen (en zonodig te bewijzen) dat die koopovereenkomsten tussen [gedaagde] en [bedrijf] , waaruit de vordering van [eiseres] voortvloeit, bestaan. [eiseres] heeft dat als volgt gedaan.
2.4.1.
[eiseres] heeft in de dagvaarding inzicht gegeven in het verloop van het verkoopproces op de website van [bedrijf] . Zij heeft de bestelbevestigingen van [bedrijf] / [eiseres] en de facturen van [eiseres] overgelegd die zij na het plaatsen van de drie bestellingen per e-mail hebben verstuurd aan de persoon of personen die zich tijdens het bestelproces kenbaar heeft/hebben gemaakt als:
[A] , geboortedatum [geboortedatum 1] 1970, adres: [adres] , [woonplaats] , e-mailadres: [emailadres 1] (twee bestellingen, op 21 en 22 juni 2022) en:
[B] , geboortedatum [geboortedatum 2] 1994, adres: [adres] , [woonplaats] , e-mailadres: [emailadres 2] (één bestelling op 2 juli 2022).
[eiseres] stelt dat alle door haar en [bedrijf] verzonden e-mails aan de twee opgegeven e-mailadressen (de bestelbevestigingen en de facturen) door de ontvanger zijn geopend.
2.4.2.
Ook heeft [eiseres] drie afleverbewijzen overgelegd van het vervoersbedrijf, waaruit blijkt dat er drie pakketten afkomstig van [bedrijf] zijn afgeleverd op het adres [adres] in [woonplaats] . De drie afleverbewijzen zijn voorzien van een handtekening voor ontvangst. [eiseres] stelt dat na raadpleging van de BRP door de deurwaarder is gebleken dat [gedaagde] ten tijde van de aflevering van de drie pakketten woonde op het adres [adres] in [woonplaats] en dat sprake was van een beschermingsbewind over haar goederen. Daaruit concludeert [eiseres] dat [gedaagde] valse namen en geboortedata heeft gebruikt bij het sluiten van de drie koopovereenkomsten. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] dat gedaan om te voorkomen dat [bedrijf] / [eiseres] bij raadpleging van het CCBR register zou ontdekken dat er sprake is van een beschermingsbewind.
2.5.
[gedaagde] betwist dat zij kleding heeft besteld bij [bedrijf] en dat zij kleding van [bedrijf] heeft ontvangen. Zij wijst erop dat de namen die bij de bestellingen zijn opgegeven alleen maar lijken op haar naam. De opgegeven geboortedata kloppen overduidelijk niet, zij is namelijk geboren op [geboortedatum 3] 1984. [gedaagde] stelt nooit e-mails van [bedrijf] te hebben ontvangen. Het e-mailadres ‘ [emailadres 1] ’ is niet bij haar in gebruik. De handtekeningen op de afleverbewijzen zijn niet van haar afkomstig. Niet kan worden uitgesloten dat de pakketten door iemand anders zijn opgehaald bij een afhaallocatie, of zijn bezorgd bij de buren. Zij bestelt nooit kleding online en als gevolg van het beschermingsbewind kan zij ook niet via internetbankieren betalen, zo stelt [gedaagde] .
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] met dat verweer onvoldoende heeft weerlegd dat zij met gebruikmaking van valse persoonsgegevens driemaal kleding heeft gekocht bij [bedrijf] en dat zij die kleding van [bedrijf] heeft ontvangen. Uit de door [eiseres] overgelegde informatie over het bestelproces op de website in samenhang met de overgelegde afleverbewijzen blijkt voldoende dat tot driemaal toe pakketten van [bedrijf] zijn bezorgd op het woonadres van [gedaagde] , dat is [adres] in [woonplaats] en dat door iemand die aanwezig was op dat woonadres is getekend voor de ontvangst. Volgens de informatie die [eiseres] heeft verstrekt over het bestelproces op de website van [bedrijf] kan er namelijk op twee manieren worden betaald, direct of achteraf. Als de klant – zoals in dit geval is gebeurd – kiest voor betaling achteraf, dan kan bij de bezorgopties alleen nog worden gekozen voor bezorging op het huisadres (en dus niet voor bezorgen op een afhaalpunt). Op de drie afleverbewijzen is vermeld dat [bedrijf] aan de vervoerder de instructie heeft meegegeven: “Handtek. voor ontvangst/Alleen huisadres”. De afleverbewijzen zijn voorzien van een handtekening voor ontvangst. Het (niet nader onderbouwde) verweer van [gedaagde] dat de pakketten mogelijk bij een afhaalpunt zijn afgehaald door iemand anders of bij één van de buren zijn bezorgd, wordt daarom verworpen. [eiseres] heeft met die overgelegde stukken voldoende onderbouwd dat de pakketten door de vervoerder op het adres van [gedaagde] zijn bezorgd en daar in ontvangst zijn genomen.
2.7.
Omdat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat de drie pakketten in ontvangst zijn genomen op het woonadres van [gedaagde] , moet [gedaagde] op haar beurt haar verweer dat zij die pakketten niet heeft ontvangen voldoende onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij stelt dat de handtekeningen op de afleverbewijzen niet van haar afkomstig zijn en dat deze niet lijken op haar handtekening, maar dat is niet voldoende. Het is algemeen bekend dat zendingen bij aflevering aan huis ook wel door huisgenoten van de geadresseerde in ontvangst worden genomen en dat dan namens de geadresseerde voor de ontvangst wordt getekend, zonder dat dit expliciet op het ontvangstbewijs is vermeld. In dit geval kan ervan uit worden gegaan dat [gedaagde] huisgenoten heeft, omdat zij stelt dat zij een meerderjarige zoon heeft en een dochter van 16 jaar. [gedaagde] heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij bij haar huisgenoten heeft geïnformeerd naar de drie pakketten van [bedrijf] gericht aan [gedaagde] of [B] , die op haar woonadres zijn aangeboden en dat zij daarop hebben verklaard dat zij niets van die pakketten afweten of dat zij die pakketten hebben geweigerd en niet voor de ontvangst daarvan hebben getekend. In rechte is daarom komen vast te staan dat de drie pakketten zijn afgeleverd op het woonadres van [gedaagde] en door haar of namens haar in ontvangst zijn genomen. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] de drie pakketten met kleding vervolgens aan [bedrijf] heeft geretourneerd en/of dat zij met [bedrijf] contact heeft opgenomen omdat zij niets bij [bedrijf] heeft besteld. Dat had wel voor de hand gelegen als juist is dat een onbekende persoon haar persoonsgegevens heeft vervalst en gebruikt om kleding te bestellen.
2.8.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij het bij de bestellingen opgegeven e-mailadres ‘ [emailadres 1] ’ niet herkent en dat zij dat adres nooit heeft gebruikt, maar dat geldt dan kennelijk niet voor het tweede gebruikte e-mailadres, waarin haar voornaam voorkomt ( [emailadres 2] ). Zij heeft niet toegelicht en onderbouwd van welk e-mailadres of welke e-mailadressen zij dan wel gebruik maakt. Haar argument dat zij door het beschermingsbewind geen gebruik kan maken van internetbankieren, gaat ook niet op. Als dat juist is, dan is dat eerder een verklaring voor het feit dat zij heeft gekozen voor betaling achteraf. Daarnaast heeft zij zich buiten rechte aanvankelijk alleen op het standpunt gesteld dat de door haar gesloten koopovereenkomsten ongeldig zijn omdat sprake is van beschermingsbewind, dat voor [bedrijf] kenbaar was uit het CCBR register. Pas nadat [eiseres] had gevraagd om retournering van de kleding heeft zij verklaard dat zij de webshop van [bedrijf] niet kent, daar niets heeft gekocht en ook nooit kleding van [bedrijf] heeft ontvangen.
Conclusie
2.9.
De kantonrechter concludeert op grond van alles wat hiervoor is overwogen dat in rechte is komen vast te staan dat [gedaagde] , met gebruikmaking van vervalste persoonsgegevens, de drie koopovereenkomsten met [bedrijf] heeft gesloten via internet, waarbij zij heeft gekozen voor betaling achteraf via [eiseres] .
Koop op afstand
2.10.
Er is sprake van koop op afstand. [gedaagde] heeft kennelijk geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de koopovereenkomsten binnen de wettelijke herroepingstermijn van 14 dagen te ontbinden, door de kleding aan [bedrijf] te retourneren. Zij is de koopprijs daarom verschuldigd.
Beschermingsbewind
2.11.
[gedaagde] kan in dit geval aan [eiseres] / [bedrijf] niet tegenwerpen dat zij geen toestemming van de bewindvoerder had voor het sluiten van de koop- en kredietovereenkomsten. Daarvoor is namelijk vereist dat [eiseres] / [bedrijf] het bewind kenden of behoorden te kennen. Aan dat vereiste is in dit geval niet voldaan: doordat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van vervalste persoonsgegevens (naam en geboortedatum) was het voor [bedrijf] / [eiseres] niet mogelijk om uit het CBBR register op te maken dat sprake was van een beschermingsbewind. [gedaagde] heeft niet gesteld dat [eiseres] / [bedrijf] op andere wijze van dat bewind op de hoogte waren of hadden kunnen zijn.
Consumentenkredietovereenkomst
2.12.
[gedaagde] heeft als consument bij het sluiten van de koopovereenkomsten met [bedrijf] gekozen voor betaling achteraf via [eiseres] . Op die wijze hoeft zij de koopprijs niet direct te betalen maar krijgt zij uitstel van betaling: zij krijgt namelijk na aflevering 14 dagen de tijd om het verschuldigde bedrag te voldoen. In dit geval is daarom sprake van consumentenkredietovereenkomsten tussen [eiseres] en [gedaagde] , als bedoeld in artikel 7:57 en verder van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.13.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake kan zijn van dergelijke consumentenkredietovereenkomsten omdat er geen overeenkomsten tussen haar en [gedaagde] zijn gesloten. Volgens Billlink spreekt zij [gedaagde] alleen maar aan op nakoming van de koopovereenkomsten, omdat zij de vorderingen op [gedaagde] uit de koopovereenkomsten van [bedrijf] heeft gekocht. De kantonrechter kan [eiseres] daarin niet volgen. [eiseres] koopt weliswaar van [bedrijf] de direct opeisbare vordering op de klant, maar zij verstrekt tegelijkertijd aan de klant een krediet ter hoogte van de koopprijs. [eiseres] stelt dat zij een professionele aanbieder is van een achteraf betaalmethode voor (met name) webshops. Blijkens de door [eiseres] overgelegde informatie over het bestelproces in de webshop van [bedrijf] wordt aan de klant de keuze geboden tussen direct betalen of achteraf betalen via [eiseres] . Op het moment dat de klant in de webshop voor betaling achteraf kiest en [eiseres] die aanvraag honoreert, ontstaat er een kredietovereenkomst tussen [eiseres] en de betreffende klant van de webshop. [eiseres] hanteert algemene voorwaarden, waarmee de klant die voor betaling achteraf kiest tijdens het bestelproces moet instemmen. In de algemene voorwaarden van [eiseres] zijn in ieder geval administratiekosten, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente bedongen. Naar het bestendige oordeel van de kantonrechter moeten deze kosten worden beschouwd als (geen onbetekenende) kosten van het krediet. Voor de volledigheid voegt de kantonrechter hieraan toe dat zij in het arrest van Hoge Raad van 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:778, onvoldoende aanleiding ziet om hier anders over te oordelen, nu de Hoge Raad op dit punt geen uitsluitsel heeft gegeven maar de vraag heeft voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Tot het Hof van Justitie anders oordeelt blijft de conclusie dat de consumentenbeschermende maatregelen die zien op consumentenkredietovereenkomsten onverkort van toepassing zijn.
2.14.
Het ligt aldus op de weg van [eiseres] om in de dagvaarding te stellen en te onderbouwen dat is voldaan aan de consumentenbeschermende maatregelen die zien op consumentenkredietovereenkomsten. Dat voorafgaand aan de overeenkomst voldaan is aan de informatieplicht (artikel 7:60 BW) en een kredietwaardigheidstoets (artikel 4:3 Wft) is uitgevoerd, is in de dagvaarding niet gesteld en/of niet of onvoldoende gebleken. Die verplichtingen vormen echter een implementatie van artikel 8 van de Richtlijn 2008/48 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten. Consumentenbeschermende bepalingen in het nationale recht, zoals genoemde artikelen, zijn een omzetting van Richtlijn 2008/48 en moeten gelijk worden gesteld aan regels die naar nationaal recht van openbare orde zijn (zie ECLI:NL:GHARL:2019:5655). Als die verplichtingen niet zijn nagekomen (of dat, zoals in dit geval, niet kan worden vastgesteld), is niet voldaan aan een regel van openbare orde, zodat op grond van artikel 3:40 lid 1 BW vernietiging van de kredietovereenkomsten het gevolg moet zijn.
2.15.
De kantonrechter vernietigt daarom de kredietovereenkomsten. Dat heeft onderstaande gevolgen voor de vordering van [eiseres] .
2.15.1.
Ten eerste ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen. [gedaagde] heeft de gekochte zaken ontvangen en behouden. Een vernietiging van de kredietovereenkomsten brengt mee dat [gedaagde] het ontvangen maar nog niet terugbetaalde krediet moet terugbetalen, dat is € 144,75. Omdat er een beschermingsbewind over de goederen van [gedaagde] is ingesteld, zal Stichting Kompas voor Zorg en Dienstverlening, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde] , worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiseres] te voldoen.
2.15.2.
[eiseres] vordert ook betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Omdat sprake is van een consumentenkredietovereenkomsten is dat deel van de vordering (in beginsel) niet toewijsbaar. [gedaagde] heeft echter ten opzichte van [eiseres] onrechtmatig gehandeld door valse persoonsgegevens te verstrekken bij het sluiten van de kredietovereenkomsten. De schade die [eiseres] daardoor lijdt, namelijk de buiten rechte gemaakte kosten om de identiteit van [gedaagde] te achterhalen en vervolgens via haar bewindvoerder betaling van de vordering te verkrijgen, moet zij aan [eiseres] vergoeden. Het gevorderde bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten zal op die grond worden toegewezen.
2.16.
In totaal wordt een bedrag van € 184,75 toegewezen (€ 144,75 + € 40,00).
Proceskosten
2.17.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat zij haar eigen proceskosten draagt en de proceskosten van [eiseres] moet betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op in totaal € 335,84, te weten:
  • € 128,00 vastrecht;
  • € 107,84 explootkosten en informatiekosten;
  • € 80,00 salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 40,00);
  • € 20,00 nakosten (0,5 punt x het tarief van € 40,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Stichting Kompas voor Zorg en Dienstverlening, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde] , om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 184,75;
3.2.
veroordeelt Stichting Kompas voor Zorg en Dienstverlening, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde] , tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , begroot op € 335,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiseres] . Als Stichting Kompas voor Zorg en Dienstverlening, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde] , niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024