Op 28 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een tussenbeschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar aan te houden, omdat er geen fysieke tolk beschikbaar was tijdens de zitting. De ouders, de vader en de moeder, waren aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de gezinsorganisatie en de Raad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders de zitting goed moeten kunnen volgen en gehoord moeten worden over het verzoek van de Raad. Daarom is besloten om de behandeling van het verzoek aan te houden tot een nieuwe zitting, waarvoor de Raad verantwoordelijk is voor het regelen van een fysieke tolk.
De kinderrechter heeft de zaak opnieuw gepland voor 28 maart 2024 om 09.45 uur. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024. De beschikking is op schrift gesteld op 11 maart 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak, en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening of bekendmaking van de beschikking.