ECLI:NL:RBMNE:2024:1368

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
23/2471
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste machtiging in bestuursrechtelijke procedure

Op 17 januari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres], veronderstellenderwijs handelend namens Coöperatieve Rabobank U.A., en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep is ingediend op 13 april 2023. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de machtiging die door [eiseres] is overgelegd, niet controleerbaar is. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het niet voldoet aan de wettelijke vereisten, waaronder het overleggen van een correcte machtiging. De rechtbank heeft [eiseres] eerder de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen, maar de overgelegde stukken voldeden niet aan de eisen.

De rechtbank heeft op 29 juni 2023 een brief gestuurd naar [eiseres] met het verzoek om aan te tonen dat de ondertekenaars van de machtiging bevoegd waren om namens Coöperatieve Rabobank U.A. op te treden. Ondanks meerdere verzoeken om aanvullende informatie, heeft [eiseres] niet de benodigde documenten overgelegd. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen toereikende machtiging is overgelegd, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2471

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , veronderstellenderwijs handelend namens Coöperatieve Rabobank U.A., eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat drs. [eiseres] (hierna: [eiseres] ) heeft ingediend op 13 april 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door [eiseres] veronderstellenderwijs ingesteld namens
Coöperatieve Rabobank U.A. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Zo’n vereiste is het overleggen van een correcte, controleerbare machtiging als de rechtbank daarom verzocht heeft. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. Bij het beroepschrift is een machtiging meegezonden die ondertekend is door [A] [functie] ). Daarnaast is het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten ingediend. Omdat mevrouw [A] niet als lid van de Raad van Bestuur (als vertegenwoordigingsbevoegde) noch als door de Raad van Bestuur gevolmachtigde in de overlegde stukken terug te vinden is, heeft de rechtbank op 29 juni 2023 aan [eiseres] een brief gestuurd, waarin wordt verzocht binnen vier weken nader te onderbouwen dat mevrouw [A] bevoegd is om [eiseres] te machtigen namens de Coöperatieve Rabobank U.A. In deze brief staat dat indien de verzochte stukken niet binnen de termijn worden overlegd, het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
Op 17 juli 2023 heeft [eiseres] een machtiging overlegd die is ondertekend door [B] en [C] . Op 9 augustus 2023 heeft de rechtbank een aangetekende brief aan [eiseres] gestuurd, waarin verzocht wordt te onderbouwen waaruit blijkt dat [A] , [B] en [C] bevoegd zijn [eiseres] te machtigen om namens Coöperatie Rabobank U.A. beroep in te stellen. Ook in deze brief staat dat indien deze stukken niet worden overlegd, het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
Op 11 augustus 2023 reageert [eiseres] met wederom een machtiging ondertekend door
[B] en [C] en een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. In het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat dat [B] bevoegd is conform procuratieregeling Procuratie A, en [C] conform procuratieregeling Procuratie B.
Op 17 augustus 2023 is er door de rechtbank telefonisch contact opgenomen met mevrouw [eiseres] . In dat telefoongesprek is uitgelegd waarom de overlegde machtigingen in combinatie met het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de kopie van de statuten niet voldoen.
Op 21 augustus 2023 is de Procuratieregeling Coöperatieve Rabobank U.A. overlegd met een begeleidende brief. In deze brief staat onder andere:
“Zoals je in artikel 7 kunt lezen kunnen twee procuratiehouders (ongeacht welke procuratie zij hebben) namens de Rabobank een volmacht verlenen. Daarmee is de vraag beantwoord of [B] en [C] de bevoegdheid hebben om aan iemand een volmacht te verstrekken.”
4. De rechtbank volgt [eiseres] hierin niet. In artikel 7 van de procuratieregeling waarnaar verwezen wordt, staat het volgende:

Twee procuratiehouders als bedoeld in dit deel A kunnen tezamen aan een derde een éénmalige volmacht verlenen om namens Rabobank een rechtshandeling te verrichten onder de navolgende voorwaarden:

De volmacht overtreft niet de tekeningsbevoegdheid van de procuratiehouders krachtens deze procuratieregeling;
De volmacht wordt schriftelijk verleend;
In de volmacht wordt de rechtshandeling, alsmede de specifieke transactie nader omschreven;
De volmacht wordt verleend voor maximaal drie maanden.
De voorwaarde onder d. is niet van toepassing wanneer voornoemde éénmalige volmacht wordt verleend door twee procuratiehouders A die beiden lid van de groepsdirectie van Rabobank zijn.
Hieruit volgt dat een volmacht zoals die is overlegd, ondertekend door een procuratiehouder A en een procuratiehouder B, verleend wordt voor de duur van maximaal drie maanden.
Als professioneel gemachtigde is [eiseres] ervan op de hoogte dat een beroepsprocedure bij de rechtbank langer duurt dan de genoemde drie maanden. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om een machtiging over te leggen ondertekend door twee procuratiehouders A. Nu dit niet is gebeurt, betekent dit dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overlegd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 [1] heeft beslist, is het niet aanleveren van een toereikende machtiging met onderliggende stukken een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Om die reden komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de inhoudelijke geschilpunten.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.