In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het oprichten van twee woningen in Wijk bij Duurstede. De vergunninghouder had op 14 juni 2022 een aanvraag ingediend, waarop het college van Burgemeester en Wethouders op 18 oktober 2022 een omgevingsvergunning verleende. Eisers, die bezwaar maakten tegen dit besluit, kregen op 12 april 2023 te horen dat hun bezwaar ongegrond was verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 9 november 2023 werd duidelijk dat partijen het erover eens waren dat het bouwplan op twee punten in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag ten onrechte had behandeld met de reguliere voorbereidingsprocedure, terwijl de uitgebreide procedure van toepassing was. Dit was in strijd met artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat het college niet de juiste procedure had gevolgd en dat het primaire besluit herroepen moest worden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak, en het college veroordeeld in de proceskosten van eisers. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het door eisers betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.