Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [bewindvoerder], die optreedt als bewindvoerder van de onder bewind gestelde [gedaagde]. De procedure volgde op een behandelovereenkomst die [gedaagde] had aangegaan zonder de vereiste medewerking van de bewindvoerder. De kantonrechter oordeelde dat de behandelende partij het bewind had kunnen kennen, aangezien dit was gepubliceerd in het Centraal curatele- en bewindregister. Hierdoor kon de schuld die [gedaagde] had aangegaan niet op de onder bewind staande goederen worden verhaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] tijdens het bewind een schuld van € 287,87 had gecreëerd door de behandelovereenkomst aan te gaan. De vordering van [eiseres] tot betaling van € 337,83, inclusief rente en incassokosten, werd afgewezen. De kantonrechter benadrukte dat de behandelende partij had moeten weten dat [gedaagde] niet zelfstandig over haar goederen kon beschikken zonder de bewindvoerder of de kantonrechter. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering niet rechtsgeldig was en dat de kosten van de procedure voor rekening van [eiseres] kwamen, die in het ongelijk was gesteld.
De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [bewindvoerder] begroot op € 200,00, en [eiseres] werd veroordeeld deze kosten binnen veertien dagen te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bewindvoerder in dergelijke procedures en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke vereisten bij het aangaan van verplichtingen door onder bewind gestelde personen.