ECLI:NL:RBMNE:2024:1349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
10732587
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van een vordering tot betaling door een onder bewind gestelde persoon en de gevolgen van het ontbreken van medewerking van de bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [bewindvoerder], die optreedt als bewindvoerder van de onder bewind gestelde [gedaagde]. De procedure volgde op een behandelovereenkomst die [gedaagde] had aangegaan zonder de vereiste medewerking van de bewindvoerder. De kantonrechter oordeelde dat de behandelende partij het bewind had kunnen kennen, aangezien dit was gepubliceerd in het Centraal curatele- en bewindregister. Hierdoor kon de schuld die [gedaagde] had aangegaan niet op de onder bewind staande goederen worden verhaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] tijdens het bewind een schuld van € 287,87 had gecreëerd door de behandelovereenkomst aan te gaan. De vordering van [eiseres] tot betaling van € 337,83, inclusief rente en incassokosten, werd afgewezen. De kantonrechter benadrukte dat de behandelende partij had moeten weten dat [gedaagde] niet zelfstandig over haar goederen kon beschikken zonder de bewindvoerder of de kantonrechter. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering niet rechtsgeldig was en dat de kosten van de procedure voor rekening van [eiseres] kwamen, die in het ongelijk was gesteld.

De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van [bewindvoerder] begroot op € 200,00, en [eiseres] werd veroordeeld deze kosten binnen veertien dagen te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bewindvoerder in dergelijke procedures en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke vereisten bij het aangaan van verplichtingen door onder bewind gestelde personen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10732587 \ UC EXPL 23-6756
Vonnis van 13 maart 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V., mede handelend onder de namen [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] , [handelsnaam 3] EN [handelsnaam 4],
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten BV,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen: [bewindvoerder] ,
in de hoedanigheid van bewindvoerder van de onder bewind gestelde
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde]
gedaagde partij,
procederend zonder gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2021 is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren en zullen toebehoren aan [gedaagde] . Daarbij is [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd. Het bewind is ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister.
2.2.
[gedaagde] is tijdens het bewind, een tandheelkundige behandelovereenkomst (hierna te noemen de ‘behandelovereenkomst’) aangegaan, op grond waarvan zij jegens de behandelaar gehouden is tot betaling van een bedrag van € 287,87. Deze vordering is door cessie van de behandelaar overgegaan op [eiseres] .
2.3.
[eiseres] en haar incassogemachtigde hebben aanmaningen naar [bewindvoerder] gestuurd. Op 9 augustus 2023 heeft [eiseres] een 14-dagenbrief naar [bewindvoerder] gestuurd, waarin zij [bewindvoerder] heeft geïnformeerd over de actuele betalingsachterstand en haar heeft gewaarschuwd voor de verschuldigdheid van rente en buitengerechtelijke incassokosten als de achterstand niet zou worden betaald binnen vijftien dagen nadat de brief bij haar is bezorgd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [bewindvoerder] tot betaling van € 337,83, (€ 287,87 hoofdsom, € 6,78 rente, € 43,18 incassokosten) vermeerderd met de rente over de hoofdsom vanaf 20 september 2023.
3.2.
[bewindvoerder] voert verweer en vraagt om de vordering van [eiseres] af te wijzen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter moet beoordelen of de vordering van [eiseres] op [gedaagde] , gezien het feit dat haar goederen onder bewind zijn gesteld, te verhalen is op die goederen. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is.
4.2.
Vast staat dat de goederen van [gedaagde] op het moment dat zij de behandelovereenkomst met de behandelaar is aangegaan onder bewind waren gesteld in de zin van artikel 1:431 BW. Door dat bewind kon [gedaagde] op grond van artikel 1:438 lid 2 BW slechts met medewerking van de bewindvoerder of met machtiging van de kantonrechter over die goederen beschikken. Niet in geschil is dat [gedaagde] de behandelovereenkomst zelfstandig is aangegaan en dat zij buiten de bewindvoerder of de kantonrechter om een schuld op zich heeft genomen. Uit artikel 1:440 lid 1 BW volgt dat in dergelijke gevallen, waarin in strijd met artikel 1:438 lid 2 BW door een rechthebbende op onder bewind gestelde goederen schulden worden aangegaan, die schulden niet op de onder bewind staande goederen kunnen worden verhaald als de schuldeiser het bewind kende of had moeten kennen. De behandelaar met wie [gedaagde] de behandelovereenkomst is aangegaan had het bewind kunnen en moeten kennen uit het openbare Centraal curatele- en bewindregister. Dat [gedaagde] de behandelaar niet heeft geïnformeerd over het bewind, maakt dat niet anders. Dat betekent niet - zoals door [bewindvoerder] is aangevoerd - dat de behandelovereenkomst niet rechtsgeldig is, maar wel dat de door [gedaagde] aangegane schuld niet op de onder bewind staande goederen kan worden verhaald en de vordering jegens [bewindvoerder] dus moet worden afgewezen.
proceskosten
4.3.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [bewindvoerder] heeft geen gemachtigde ingeschakeld. De kantonrechter zal voor de werkzaamheden van [bewindvoerder] een vergoeding gelijk aan het liquidatiettarief toekennen. Dit omdat [bewindvoerder] als professionele bewindvoerder de vermogensrechtelijke belangen van [gedaagde] behartigt. [bewindvoerder] heeft kosten moeten maken door eigen personeel in te zetten dat in die tijd geen andere werkzaamheden heeft kunnen verrichten. Daarnaast heeft [bewindvoerder] [eiseres] er voorafgaand aan deze procedure meermalen op gewezen heeft dat de vordering niet op de onder bewind gesteld goederen zou kunnen worden verhaald. Dit moet [eiseres] ook al bekend zijn geweest uit vaste jurisprudentie, waaronder het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2022 [1] , waarin een soortgelijke vordering om dezelfde reden is afgewezen. [eiseres] is deze procedure dus tegen beter weten in begonnen. De proceskosten van [bewindvoerder] worden begroot op € 200,00 (2 punten x tarief € 80,00 en € 40,00 nakosten).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [bewindvoerder] begroot op € 200,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [bewindvoerder] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [bewindvoerder] ook de kosten van betekening betalen,.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
18374