ECLI:NL:RBOBR:2022:2517

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
9665307 CV EXPL 22-503
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A.E.M. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van tandartsbehandeling tijdens bewind wegens gebrek aan toestemming van de bewindvoerder

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Infomedics B.V. en Staring Bewindvoering & Inkomensbeheer. Infomedics vorderde betaling van een factuur voor tandheelkundige behandeling die was uitgevoerd tijdens het bewind van de heer [rechthebbende]. De kantonrechter oordeelde dat de behandeling zonder toestemming van de bewindvoerder was verricht, waardoor de vordering niet op de onder bewind gestelde goederen kon worden verhaald. De rechtbank stelde vast dat de heer [rechthebbende] de behandelovereenkomst zelfstandig had aangegaan, terwijl dit in strijd was met de artikelen 1:438 lid 2 en 1:440 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, die vereisen dat de bewindvoerder of de kantonrechter toestemming moet geven voor het aangaan van dergelijke verplichtingen. De kantonrechter concludeerde dat de behandelaar het bewind had moeten kennen, aangezien dit was ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister. Hierdoor kon de schuld niet op de onder bewind staande goederen worden verhaald. De vordering van Infomedics werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
9665307 \ CV EXPL 22-503
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 9665307 \ CV EXPL 22-503 \ 53933
Uitspraakdatum: 16 juni 2022
vonnis
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Infomedics B.V.,
gevestigd te Almere,
eisende partij,
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten B.V.
tegen:
de vennootschap onder firma Staring Bewindvoering & Inkomensbeheer,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de heer [rechthebbende] ,
gevestigd te Cuijk,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ‘Infomedics’ en ‘Staring’ genoemd. De heer [rechthebbende] wordt aangeduid met ‘ [rechthebbende] ’.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 maart 2022 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte houdende de comparitieaantekeningen van Infomedics met producties 4 tot en met 6;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 16 mei 2022.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat het volgende vast. Bij beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant van 21 februari 2020 is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren en zullen toebehoren aan [rechthebbende] . Daarbij is tot bewindvoerder benoemd mevrouw D.M.E. Staring, vennoot van Staring. Het bewind is ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister.
2.2.
[rechthebbende] is tijdens het bewind een tandheelkundige behandelovereenkomst (hierna te noemen de ‘behandelovereenkomst’) aangegaan, op grond waarvan hij jegens de behandelaar gehouden is tot betaling van een bedrag van € 150,61. Deze vordering is door cessie van de behandelaar overgegaan op Infomedics.
2.3.
Infomedics en haar incassogemachtigde hebben aanmaningen naar [rechthebbende] gestuurd. Op 15 december 2021 heeft Infomedics een 14-dagenbrief naar Staring gestuurd, waarin zij Staring heeft geïnformeerd over de actuele betalingsachterstand en haar heeft gewaarschuwd voor de verschuldigdheid van rente en buitengerechtelijke incassokosten als de achterstand niet zou worden betaald binnen vijftien dagen nadat de brief bij haar is bezorgd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Infomedics vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Staring te veroordelen tot betaling aan Infomedics van:
- € 194,62, bestaande uit de hoofdsom van € 150,61, de wettelijke rente tot 17 januari 2022 van € 4,01 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00;
- de wettelijke rente over € 150,61 vanaf 17 januari 2022;
- de kosten van het geding van € 272,22, bestaande uit griffierecht van € 128,00, het salaris van de gemachtigde van € 37,00 en de verschotten van de deurwaarder van € 107,22.
3.2.
Infomedics legt daaraan ten grondslag dat zij een vordering heeft op Staring in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende] uit hoofde van de door hem gesloten behandelovereenkomst. Infomedics stelt dat deze vordering ondanks aanmaningen, waaronder een 14-dagenbrief, onbetaald is gelaten, waardoor wettelijke rente en incassokosten verschuldigd zijn geworden.
3.3.
Staring voert als verweer aan dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat [rechthebbende] de behandelovereenkomst zonder haar instemming is aangegaan. Omdat het bewind kenbaar is geweest voor de behandelaar kan de vordering niet verhaald worden op de onder bewind gestelde goederen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter moet beoordelen of de vordering van Infomedics op [rechthebbende] , gezien het feit dat zijn goederen onder bewind zijn gesteld, te verhalen is op die goederen. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is.
Medewerking bewindvoerder nodig voor aangaan behandelovereenkomst
4.2.
Vast staat dat de goederen van [rechthebbende] op het moment dat hij de behandelovereenkomst met de behandelaar is aangegaan onder bewind waren gesteld in de zin van artikel 1:431 BW. Door dat bewind kon [rechthebbende] op grond van artikel 1:438 lid 2 BW slechts met medewerking van de bewindvoerder of met machtiging van de kantonrechter over die goederen beschikken. Niet in geschil is dat [rechthebbende] de behandelovereenkomst zelfstandig is aangegaan en dat hij buiten de bewindvoerder of de kantonrechter om een schuld op zich heeft genomen. Uit artikel 1:440 lid 1 BW volgt dat in dergelijke gevallen, waarin in strijd met artikel 1:438 lid 2 BW door een rechthebbende op onder bewind gestelde goederen schulden worden aangegaan, die schulden niet op de onder bewind staande goederen kunnen worden verhaald als de schuldeiser het bewind kende of had moeten kennen. Niet betwist is dat de behandelaar met wie [rechthebbende] de behandelovereenkomst is aangegaan het bewind had moeten kennen uit het openbare Centraal curatele- en bewindregister. Dat betekent, dat de door [rechthebbende] aangegane schuld niet op de onder bewind staande goederen kan worden verhaald.
4.3.
Infomedics heeft naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte aangevoerd dat het bepaalde in de artikelen 1:458 en 1:453 BW een uitzondering zou maken op het voorgaande in die zin dat [rechthebbende] buiten de bewindvoerder of kantonrechter om zelfstandig beslissingen zou mogen nemen over aangelegenheden betreffende medische, waaronder tandheelkundige, behandeling. De kantonrechter overweegt daartoe dat de artikelen 1:458 en 1:453 BW zijn opgenomen in Titel 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, getiteld ‘Mentorschap ten behoeve van meerderjarigen’. Deze artikelen voorzien in de situatie dat naast mentorschap sprake is van beschermingsbewind. In dat geval zou de situatie kunnen ontstaan dat de mentor zeggenschap heeft over aangelegenheden van niet-vermogensrechtelijke aard betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van een betrokkene, terwijl de bewindvoerder zeggenschap heeft over diezelfde aangelegenheden voor zover die wél vermogensrechtelijk van aard zijn en dus de onder bewind staande goederen van de rechthebbende raken. De aangehaalde artikelen bepalen dat in dat geval de zeggenschap over die aangelegenheden bijeen wordt gehouden en volledig aan de mentor wordt toebedeeld, óók voor wat betreft de vermogensrechtelijke aspecten daarvan die ten gevolge van het bewind aan de bewindvoerder zouden toekomen. Dit blijkt ook uit de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 474, nr. 3). Omdat vast staat dat in deze geen sprake is van mentorschap en dus het probleem van de conflicterende zeggenschap van een mentor en een bewindvoerder zich niet voordoet, zijn de aangehaalde artikelen in dit geval niet van toepassing en blijven deze buiten beschouwing.
4.4.
Infomedics voert aan dat, omdat in deze geen sprake is van mentorschap, er conform voornoemde artikelen geen toedeling van zeggenschap ten aanzien van de aangelegenheden verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding met uitsluiting van de bewindvoerder aan een mentor kan plaatsvinden. Dat is op zich juist. Infomedics verbindt daaraan naar het oordeel van de kantonrechter echter ten onrechte de conclusie dat die artikelen dan meebrengen dat de handelingsbevoegdheid bij gebreke van een mentor op [rechthebbende] is blijven rusten. Bij gebreke van mentorschap zijn de artikelen niet van toepassing en vindt dus in het geheel geen (her)verdeling van de handelingsbevoegdheid voor de genoemde aangelegenheden plaats. Dan geldt dat het over de goederen ingestelde bewind de handelingsbevoegdheid van de rechthebbende op die goederen inperkt als voorzien in de artikelen 1:438 lid 2 en 1:440 lid 1 BW. Weliswaar is een rechthebbende op onder bewind gestelde goederen bij gebreke van mentorschap volledig handelingsbevoegd voor wat betreft de niet-vermogensrechtelijke aspecten van dergelijke aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld waar het gaat om huisartsenzorg die gedekt is door de ziektekostenverzekering, maar die bevoegdheid vindt zijn grens waar die aangelegenheden vermogensrechtelijke consequenties hebben. In gevallen waarin handelingen betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding de onder bewind gestelde goederen raken, is artikel 1:438 lid 2 BW onverminderd van toepassing en mag de rechthebbende niet buiten de bewindvoerder of de kantonrechter om verplichtingen van vermogensrechtelijke aard aangaan. Titel 19 van het Burgerlijk Wetboek, getiteld Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen, kent niet een uitzondering op de regel dat instemming van de bewindvoerder of machtiging van de kantonrechter nodig is in geval van voornoemde aangelegenheden. Dat is slechts anders als de onderbewindstelling samenvalt met mentorschap, waarvan hier geen sprake is.
4.5.
Onjuist is dus de stelling van Infomedics dat [rechthebbende] bij gebreke van mentorschap zonder instemming van de bewindvoerder een behandelovereenkomst aan mocht gaan. Nu uit deze handeling voor [rechthebbende] een schuld aan de behandelaar voortvloeide, moest [rechthebbende] daarvoor instemming van de bewindvoerder of vervangende toestemming van de kantonrechter hebben. Bij gebreke daarvan kan Infomedics de schuld niet op de onder bewind gestelde goederen verhalen, omdat de behandelaar het bewind gezien de publicatie in het Centraal curatele- en bewindregister kende of moest kennen.
Geen beperkende werking van redelijkheid en billijkheid
4.6.
Infomedics heeft aangevoerd dat de hiervoor vastgestelde beperking van de handelingsbevoegdheid van [rechthebbende] voor wat betreft het aangaan van de behandelovereenkomst tot fundamentele bezwaren leidt. De kantonrechter begrijpt een en ander als een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid, die ertoe leidt dat de medewerking van de bewindvoerder bij het aangaan door [rechthebbende] van de behandelovereenkomst niet vereist was. Op grond
van de artikelen 6:2 lid 2 en 6:248 lid 2 BW kan een tussen partijen geldende regel buiten toepassing worden gelaten als deze naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter stelt voorop dat deze bepalingen terughoudend dienen te worden toegepast. Met het wettelijke vereiste van onaanvaardbaarheid ligt de lat hoog; het is niet voldoende dat sprake is van enkele strijd met de redelijkheid en billijkheid (zie HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2540, en HR 25 februari 2000, ECLI:NL:PHR:2000: AA4942).
4.7.
Infomedics heeft weliswaar aangevoerd dat het lastig is voor behandelaars als patiënten van wie de goederen onder bewind zijn gesteld slechts met instemming van de bewindvoerder behandeld kunnen worden, maar daarbij is niet gesteld en niet onderbouwd, dat toepassing van de uit de artikelen 1:438 lid 2 en 1:440 lid 1 BW voortvloeiende regels onder die omstandigheden onaanvaardbaar zouden zijn. Reeds om die reden wordt het verweer verworpen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter als volgt. Het aangevoerde feit dat behandelaars vanwege het medisch beroepsgeheim en de op hen rustende verplichtingen uit hoofde van de Algemene verordening gegevensbescherming niet zelf rechtstreeks contact op kunnen nemen met een bewindvoerder, neemt niet weg dat zij van hun patiënt kunnen vergen dat deze van de instemming van de bewindvoerder doet blijken als de behandelovereenkomst wordt aangegaan. Omdat bij weigering van medewerking door de bewindvoerder, de kantonrechter om een machtiging kan worden verzocht, is de stelling van Infomedics dat een bewindvoerder behandeling kan frustreren onjuist. Er is dus geen algemene reden om af te wijken van de regel dat medewerking van de bewindvoerder of machtiging van de kantonrechter vereist is voor het ondergaan van een behandeling, waar financiële consequenties aan verbonden zijn. Dat geldt evenmin op basis van de omstandigheden van het onderhavige specifieke geval. Infomedics heeft onvoldoende onderbouwd, terwijl dat wel op haar weg had gelegen, dat in deze sprake zou zijn geweest van dermate spoedeisende medisch noodzakelijke zorg dat de medewerking van Staring of machtiging van de kantonrechter niet zou hebben kunnen worden afgewacht. Ook is niet gesteld dat de behandelaar [rechthebbende] op het moment dat hij om de behandeling verzocht, heeft gevraagd om contact op te nemen met Staring. In dat kader is voorts onvoldoende onderbouwd dat Staring niet bereikbaar zou zijn geweest. Dat Staring geen eigen website zou hebben en een via openbare bronnen achterhaald telefoonnummer niet bereikbaar zou zijn, betekent niet dat [rechthebbende] niet over actuele contactgegevens heeft beschikt.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat het bepaalde in de artikelen 1:438 lid 2 en 1:440 lid 1 BW in deze onverkort toepassing vindt. Dat betekent dat nu [rechthebbende] zonder medewerking van de bewindvoerder of machtiging van de kantonrechter de behandelingsovereenkomst heeft gesloten en de behandelaar het bewind heeft gekend of moet hebben gekend, de vordering van Infomedics niet te verhalen is op de onder bewind gestelde goederen van [rechthebbende] .
Conclusie
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Infomedics tot betaling door Staring van de factuur voor de behandeling van [rechthebbende] niet toewijsbaar is, waardoor hetzelfde geldt voor de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wijst de vorderingen van Infomedics dan ook af. Infomedics zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af.
5.2.
veroordeelt Infomedics in de proceskosten aan de zijde van Staring gevallen en tot op heden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.A.E.M. van Dorst en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2022.