Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
3.De beoordeling
Spoedeisend belang
€ 135,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres] B.V., en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure is gestart op 22 januari 2024, waarbij [eiseres] [gedaagde] heeft gedagvaard om het gehuurde, een bedrijfsruimte, te ontruimen. De huurovereenkomst tussen partijen was in 2021 tot stand gekomen en is medio november 2022 opgezegd, met een einddatum van 31 december 2022. Ondanks een eerdere afspraak om het gehuurde per 1 oktober 2023 te verlaten, heeft [gedaagde] dit niet gedaan, wat heeft geleid tot de huidige procedure.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [eiseres] vorderde ontruiming van het gehuurde, betaling van achterstallige huur en een gebruiksvergoeding voor het onrechtmatig gebruik van het gehuurde na de beëindiging van de huurovereenkomst. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat hij het gehuurde niet onrechtmatig onder zich hield en dat er geen spoedeisend belang was voor de vordering tot ontruiming.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang bij de ontruiming, aangezien [eiseres] de bedrijfsruimte per 1 februari 2024 aan een nieuwe huurder had verhuurd. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van € 9.071,50 aan achterstallige huur en een gebruiksvergoeding van € 3.630,00 per maand vanaf 1 januari 2024. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde] het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen.