Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
€ 398.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2021 en geldt voor het belastingjaar 2022. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
Overwegingen
Beoordeling van het procedurele geschil
Beroep op artikel 40 Wet WOZ
- [straat] [nummeraanduiding 2] te [plaats] , verkocht op 8 september 2020 voor € 380.000,-;
- [straat] [nummeraanduiding 3] te [plaats] , verkocht op 15 juli 2021 voor € 403.000,-;
- [straat] [nummeraanduiding 4] te [plaats] , verkocht op 19 september 2019 voor € 361.000,-;
- [straat] [nummeraanduiding 5] te [plaats] , verkocht op 8 december 2020 voor € 362.000,-.
[straat] [nummeraanduiding 6] .Volgens eiser heeft de heffingsambtenaar ten onrechte in de waardebepaling geen rekening gehouden met dit marktcijfer, terwijl deze juist een lagere waarde van de woning onderbouwt.
[straat]ten onrechte is gebruikt ter onderbouwing van de waarde, omdat deze juist een lagere waarde zou onderbouwen. Omdat de heffingsambtenaar in beroep een nieuwe onderbouwing van de waarde met nieuwe referentieobjecten heeft overgelegd, laat de rechtbank deze beroepsgrond buiten beschouwing.