ECLI:NL:RBMNE:2024:1300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
10676825
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van beplanting en aarde van familiegraf; verklaring voor recht en schadevergoeding uit onrechtmatige daad

In deze zaak vordert eiser, [eiser], een verklaring voor recht en schadevergoeding van de parochie, [gedaagde], naar aanleiding van de verwijdering van beplanting en aarde van zijn familiegraf. Eiser stelt dat deze verwijdering het gevolg is van onrechtmatige handelingen door een grafdelver van de parochie. De procedure begon met een dagvaarding op 4 augustus 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft op 6 maart 2024 uitspraak gedaan.

Eiser is rechthebbende op het familiegraf en ontdekte eind april 2023 dat de aarde en beplanting van het graf waren verwijderd. Hij stelt dat dit is gebeurd doordat de grafdelver per ongeluk aan het verkeerde graf heeft gewerkt. De parochie betwist echter dat de schade is ontstaan door hun toedoen. De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn vorderingen te onderbouwen. De bewijslast ligt bij eiser, en hij heeft niet aangetoond dat de parochie verantwoordelijk is voor de schade aan zijn familiegraf.

De kantonrechter concludeert dat er geen onrechtmatige gedraging van de parochie is vastgesteld en dat de vorderingen van eiser om die reden worden afgewezen. Eiser wordt bovendien veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 405,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10676825 UC EXPL 23-5715 KX/61312
Vonnis van 6 maart 2024
inzake
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.M. Terrahe,
tegen:
het kerkgenootschap
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen de parochie,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H.E. Brokers-van Dijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 4 augustus 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 25 september 2023, met producties;
  • de conclusie van repliek van 13 november 2023, met producties;
  • de conclusie van dupliek van 15 januari 2024.
1.2.
Daarna is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Kern van de zaak

2.1.
[eiser] is rechthebbende op een familiegraf op het kerkhof van de parochie. Eind april 2023 zag [eiser] dat de aarde met beplanting niet meer op het familiegraf lag. [eiser] stelt dat dit is gebeurd doordat een grafdelver van de parochie per ongeluk aan het verkeerde graf heeft gewerkt. Daarom vordert [eiser] een verklaring voor recht en een schadevergoeding van de parochie. De parochie betwist dat de schade is ontstaan door werkzaamheden van de grafdelver of personeel van de begraafplaats. Omdat [eiser] zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd worden zijn vorderingen afgewezen.
Bewijslast ligt bij [eiser]
2.2.
Bij betwisting van een relevant feit rust de bewijslast op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de partij die zich beroept op het rechtsgevolg. In dit geval betwist de parochie dat de schade aan het familiegraf van [eiser] is ontstaan door werkzaamheden van de grafdelver of vrijwilligers van de parochie. Omdat [eiser] schadevergoeding vordert, rust de bewijslast op hem.
Onrechtmatige daad
2.3.
[eiser] baseert zijn vordering op onrechtmatige daad. Voor toewijzing van een vordering op grond van onrechtmatige daad is volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) nodig dat sprake is van:
a. a) een onrechtmatige gedraging van de parochie tegen [eiser] ,
b) die aan de parochie is toe te rekenen, en
c) als gevolg waarvan schade is ontstaan.
2.4.
Aan deze vereisten is niet voldaan. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen en dat [eiser] geen recht heeft op een schadevergoeding. Dit wordt als volgt toegelicht.
a) geen onrechtmatige gedraging
2.5.
Een onrechtmatige gedraging van de parochie tegenover [eiser] staat niet vast. Als oorzaak van de verwijdering van beplanting en aarde van het familiegraf noemt [eiser] het ruimen van graven in maart 2023. Volgens [eiser] zijn toen twee grafmonumenten achter zijn familiegraf verwijderd. In één van deze verwijderde graven “rustte ook een [achternaam van eiser] ”. [eiser] is van mening dat de grafdelver daarom eerst (per ongeluk) aan zijn familiegraf heeft gewerkt. Als onderbouwing daarvoor overlegt [eiser] een nieuwsbrief van de parochie over de verwijdering van grafmonumenten en een drietal foto’s (producties 2 en 3 bij dagvaarding). Op de foto’s is volgens [eiser] te zien dat direct achter zijn familiegraf een ander graf ligt en dat dit achterliggende graf is verwijderd. Op de derde foto is volgens [eiser] het familiegraf van [eiser] te zien zonder beplanting en aarde.
2.6.
Uit de door [eiser] overgelegde foto’s blijkt alleen dat op het moment dat de foto’s werden gemaakt geen beplanting op het familiegraf aanwezig was. Aan de hand van de overgelegde foto’s in combinatie met de nieuwsbrief, kan echter niet worden vastgesteld dat de planten zijn verwijderd door personeel van de begraafplaats of de grafdelver. Op welk moment de beplanting is verwijderd blijkt hier ook niet uit. Daarnaast betwist de parochie dat personeel van de begraafplaats of de grafdelver de beplanting van het familiegraf heeft verwijderd. Door deze betwisting lag het op de weg van [eiser] om met een verdere onderbouwing van zijn standpunt te komen dat de planten daadwerkelijk zijn verwijderd door (medewerkers van) de parochie. Dit heeft [eiser] niet gedaan. Daarom kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een onrechtmatige gedraging.
b) niet toerekenbaar aan de parochie
2.7.
De verwijdering van de planten van het familiegraf is om diezelfde reden niet toerekenbaar aan de parochie. De parochie betwist immers dat werkzaamheden aan het graf zijn verricht door personeel van de begraafplaats of de grafdelver. Hiervoor overlegt zij een verslag van de Kerkhofcommissie (productie 3 bij conclusie van antwoord). [eiser] had, zeker na deze gemotiveerde betwisting van de parochie, meer moeten doen om zijn stelling te onderbouwen. Het enkel herhalen van zijn standpunt is onvoldoende om dit als vaststaand te kunnen aannemen.
c) geen schade die het gevolg is van een onrechtmatige gedraging
2.8.
Omdat een onrechtmatige gedraging van de parochie tegen [eiser] niet kan worden vastgesteld, kan evenmin worden vastgesteld dat [eiser] daardoor schade heeft geleden, laat staan in de door hem gestelde omvang. De kantonrechter stelt in dat verband nog vast dat de overgelegde bonnen (productie 11 bij dagvaarding) optellen tot een bedrag van slechts € 30,75. Dat [eiser] daarnaast extra reiskosten zou hebben gemaakt valt zonder nadere toelichting ook niet in te zien, omdat hij naar eigen zeggen toch al regelmatig het familiegraf bezoekt. Om die reden valt ook niet in te zien waarom het uurtarief van een hovenier zou moeten worden gehanteerd voor de werkzaamheden die [eiser] stelt te hebben verricht. Overigens heeft [eiser] niet onderbouwd dat hij acht uur aan de werkzaamheden aan het graf heeft besteed. Daarnaast vordert hij immateriële schadevergoeding, maar dat blijkt uit het door hem gestelde niet, nu daarvoor vereist is dat sprake moet zijn van lichamelijk letsel, geschaad zijn in zijn eer of goede naam of dat hij op andere wijze in zijn persoon is aangetast (art. 6:106 sub b BW).
Conclusie
2.9.
De vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten
2.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de parochie worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 270,00 (2 punten x tarief € 135,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 405,00

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 405,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Hendriks en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2024.