ECLI:NL:RBMNE:2024:1298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
10758860
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen inzake voedselveiligheid door de Staat der Nederlanden

In deze zaak vordert de Staat der Nederlanden hoofdelijke betaling van onbetaalde facturen van in totaal € 1.541,64 die zijn verstuurd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1]. De vordering is gebaseerd op wettelijke regelingen omtrent voedselveiligheid, waarbij de Staat stelt dat de facturen betrekking hebben op inspecties die zijn uitgevoerd na een eerdere waarschuwing aan [gedaagde sub 1]. De procedure begon met een dagvaarding op 2 oktober 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. [gedaagde sub 1] heeft geen conclusie van dupliek ingediend en heeft de vordering van de Staat betwist door te stellen dat er onvoldoende uitleg is gegeven over de grondslag van de facturen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Staat voldoende heeft aangetoond dat de facturen wettelijk zijn vastgesteld en dat de inhoud en juistheid van de facturen niet meer betwist kan worden door [gedaagde sub 1]. De kantonrechter heeft de vordering van de Staat toegewezen, inclusief de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de betaling, omdat de Staat niet voldoende heeft onderbouwd waarom de rente vanaf een eerdere datum zou moeten ingaan. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2024 door kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10758860 UC EXPL 23-7156 KX/61312
Vonnis van 6 maart 2024
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden,
gevestigd in 's-Gravenhage,
verder ook te noemen de Staat,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd in [vestigingsplaats]

2 [gedaagde sub 2] , vennoot,

wonende in [woonplaats]

3 [gedaagde sub 3] , vennoot,

wonende in [woonplaats] ,
verder gezamenlijk ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 oktober 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord van 21 november 2023;
- de conclusie van repliek 14 december 2023, met producties.
1.2.
[gedaagde sub 1] heeft, ondanks dat zij daar de mogelijkheid voor heeft gekregen, geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Kern van de zaak
2.1.
De Staat vordert hoofdelijke betaling van aan [gedaagde sub 1] verstuurde facturen van in totaal € 1.541,64, in die zin dat als de één betaalt de ander(en) zal (zullen) zijn bevrijd en die vordering wordt toegewezen.
Wat vinden en willen partijen?
2.2.
Bij dagvaarding stelt de Staat dat de vordering betrekking heeft op handelingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: ‘NVWA’). De facturen die de NVWA hiervoor naar [gedaagde sub 1] heeft verzonden zijn volgens de Staat niet betaald. De NVWA is een agentschap dat valt onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Op grond van artikel 1:1 lid 4 Algemene Wet Bestuursrecht komen de vermogensrechtelijke gevolgen van de overeenkomst tussen [gedaagde sub 1] en de NVWA voor rekening van de Staat.
2.3.
[gedaagde sub 1] is het niet eens met de vordering van de Staat en wil dat deze wordt afgewezen. [gedaagde sub 1] voert aan dat de Staat in haar dagvaarding onvoldoende uitleg geeft over de grondslag voor de bij dagvaarding overgelegde facturen. Daarnaast vindt [gedaagde sub 1] dat informatie ontbreekt over de berekening van de hoogte van de bedragen.
2.4.
In haar conclusie van repliek legt de Staat uit dat de grondslag voor de facturen volgens haar ligt in Verordeningen en wettelijke regelingen omtrent voedselveiligheid op basis waarvan zij vastgestelde bedragen in rekening mag brengen voor verrichte werkzaamheden. In dit geval (her)inspecties.
2.5.
De Staat onderbouwt dit door te stellen dat op 17 maart 2021 een gratis inspectie van de NVWA heeft plaatsgevonden bij [gedaagde sub 1] . Naar aanleiding van deze inspectie heeft [gedaagde sub 1] een waarschuwing gekregen (productie 5 bij repliek). In de bijlage bij deze waarschuwing staat dat [gedaagde sub 1] maatregelen moet nemen en een (digitale) terugmelding aan de NVWA moet sturen. Aan de hand van de terugmelding beoordeelt de NVWA vervolgens of een herinspectie nodig is. Omdat [gedaagde sub 1] helemaal geen terugmelding heeft gegeven was de NVWA genoodzaakt om een herinspectie uit te voeren. Deze herinspectie vond plaats op 8 juni 2021. Daarna hebben op 21 september 2021 en 23 november 2021 nogmaals herinspecties plaatsgevonden, waarbij ook weer tekortkomingen zijn opgemerkt (productie 7 en 8 bij repliek).
2.6.
De Staat stelt dat [gedaagde sub 1] daarna onder verscherpt toezicht is geplaatst en na 11 januari 2022 zou daarom een zogenoemde marsroute-inspectie plaats moeten vinden (productie 9 bij repliek). De Staat geeft aan dat nog één nazorginspectie door de NVWA zou worden uitgevoerd als na een marsroute-inspectie geen tekortkomingen meer zouden worden geconstateerd. Op 19 januari 2022 vond de marsroute-inspectie plaats en op 17 mei 2022 vond de nazorginspectie plaats.
2.7.
Volgens de Staat zien de in rekening gebracht facturen op de inspecties van 8 juni 2021, 21 september 2021, 23 november 2021, 19 januari 2022 en 17 mei 2022.
2.8.
Verder stelt de Staat dat de bedragen voor de (her)inspecties die de NVWA bij [gedaagde sub 1] in rekening heeft gebracht wettelijk zijn vastgesteld in de ‘Warenwetregeling doorberekening kosten’. De Staat stelt dat alle facturen die de NVWA aan [gedaagde sub 1] heeft gestuurd in overeenstemming zijn met de tijdens de (her)inspecties geldende wetgeving.
2.9.
Tot slot vindt de Staat dat de inhoud en juistheid van de facturen niet meer betwist kan worden door [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] heeft namelijk geen bezwaar gemaakt tegen de facturen, hoewel zij dit op grond van artikel 1:1 in combinatie met artikel 1:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht wel had kunnen doen, aldus de Staat. De Staat overlegt als productie 11 bij conclusie van repliek een kopie van de achterkant van de facturen waarop uitgelegd staat hoe de ontvanger van een factuur hiertegen bezwaar kan maken.
2.10.
[gedaagde sub 1] heeft niet gereageerd op de conclusie van repliek.
De vordering van de Staat wordt toegewezen
2.11.
Met de nadere stellingen van de Staat in de conclusie van repliek en de daarbij overgelegde stukken is het in de conclusie van antwoord gevoerde verweer van [gedaagde sub 1] volgens de kantonrechter voldoende weerlegd. De Staat heeft namelijk afdoende duidelijk gemaakt wat de grondslag voor de facturen van de NVWA is en hoe de gefactureerde bedragen zijn vastgesteld.
2.12.
De vordering van de Staat wordt daarom toegewezen, zowel wat betaling van de gevorderde facturen betreft als de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Wat de wettelijke rente betreft stelt de kantonrechter een andere datum vast. Dat wordt als volgt toegelicht.
2.13.
De Staat stelt dat [gedaagde sub 1] vanaf 2 januari 2022 in verzuim is en dat daarom vanaf die datum tot aan de datum van de dagvaarding wettelijke rente verschuldigd is. Het is de kantonrechter niet duidelijk hoe de Staat aan de datum van 2 januari 2022 komt en deze datum is ook niet verder onderbouwd. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van betaling.
[gedaagde sub 1] wordt veroordeeld in de proceskosten
2.14.
[gedaagde sub 1] zal als verliezende partij worden veroordeeld in de proceskosten van de Staat. De proceskosten bestaan uit:
- dagvaarding € 132,42
- griffierecht € 365,-
- salaris gemachtigde € 199,- (1 punt x tarief € 199,-)
- nakosten
€ 99,50
Totaal € 795,92
2.15.
Er wordt geen salarispunt toegekend aan de dagvaarding, want pas bij de conclusie van repliek van de Staat blijkt dat het gaat om facturen die de NVWA heeft gestuurd in het kader van (her)inspecties met betrekking tot voedselveiligheid. Dit hoort in de dagvaarding te staan.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt de ander(en) zal (zullen) zijn bevrijd:
3.1.1.
om aan de Staat tegen bewijs van kwijting te betalen € 1.541,64 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de voldoening;
3.1.2.
tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 279,80;
3.1.3.
tot betaling van de proceskosten van € 795,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet [gedaagde sub 1] ook de kosten van betekening betalen;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Hendriks, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.