In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting interconfessioneel Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie regio Utrecht (verzoekster) en een werknemer (verweerster). De verzoekster heeft de arbeidsovereenkomst willen ontbinden vanwege verwijtbaar handelen van de werknemer en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer had zich echter ziek gemeld en verweerde zich tegen het verzoek door te stellen dat het opzegverbod tijdens ziekte aan ontbinding in de weg staat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op het moment van de uitlatingen die aan de ontbinding ten grondslag lagen, arbeidsongeschikt was en dat het verzoek tot ontbinding is ingediend terwijl het opzegverbod gold. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de feiten en omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag lagen, niet los kunnen worden gezien van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Hierdoor kon niet worden aangenomen dat de gedragingen van de werknemer geen verband hielden met haar gezondheidstoestand. Het verzoek tot ontbinding is afgewezen, en de verzoekster is veroordeeld in de proceskosten van de verweerster, die zijn begroot op € 928,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.