ECLI:NL:RBMNE:2024:1246
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2024, wordt het verzoek om een proceskostenvergoeding beoordeeld. Verzoeker had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 27 november 2023 was genomen. Na bezwaar van verzoeker heeft verweerder op 12 december 2023 besloten tot afgifte van een tewerkstellingsvergunning, geldig van 17 december 2023 tot 23 maart 2024. Hierdoor trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar verzocht hij wel om een proceskostenvergoeding.
De voorzieningenrechter oordeelt dat, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoetkomt, de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is verweerder tegemoetgekomen aan verzoeker, en er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Daarom wordt het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen.
Verweerder had al een bedrag van € 597,- toegekend voor de proceskosten van het indienen van een bezwaarschrift, maar de voorzieningenrechter bepaalt dat er nog een bedrag van € 875,- moet worden vergoed voor de proceshandeling van de gemachtigde van verzoeker. Daarnaast wordt verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 187,-. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en legt de kostenvergoedingen vast.