ECLI:NL:RBMNE:2024:1229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/2189
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en bewijslast

In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedag] 1984, op 5 oktober 2021 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. De aanvraag is afgewezen door het Uwv, omdat eiseres na haar achttiende verjaardag arbeidsongeschikt is geworden en niet voldoet aan de voorwaarden voor de Wajong-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Eiseres stelt dat zij vanaf haar achttiende arbeidsongeschikt is en dat haar psychische aandoeningen, waaronder een bipolaire stoornis en PTSS, al op die leeftijd aanwezig waren. Het Uwv betwist dit en stelt dat eiseres niet voor de Wajong-uitkering in aanmerking komt, omdat zij niet kan aantonen dat zij op haar achttiende duurzaam geen arbeidsvermogen had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet op of rond haar achttiende verjaardag een Wajong-uitkering heeft aangevraagd, wat leidt tot een laattijdige aanvraag. Dit betekent dat de bewijslast bij eiseres ligt. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om medische gegevens over te leggen die haar situatie rond haar achttiende verjaardag onderbouwen. Eiseres heeft enkele documenten overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat deze onvoldoende zijn om aan te tonen dat zij op haar achttiende verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen had. De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen verifieerbare medische gegevens zijn die de beperkingen van eiseres op haar achttiende verjaardag kunnen onderbouwen.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het Uwv de aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering terecht heeft afgewezen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiseres is op [geboortedag] 1984 achttien jaar geworden. Op 5 oktober 2021 heeft zij een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Om voor een Wajonguitkering in aanmerking te komen moet vast komen staan dat eiseres op haar achttiende verjaardag duurzaam (dus zonder te verwachten verbetering) geen arbeidsvermogen heeft.
1.1.
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiseres op haar achttiende verjaardag, dus op [geboortedag] 1984, en (in de vijf jaar) daarna. Hij is tot de conclusie gekomen dat de medische situatie van eiseres vanaf 1999 is verslechterd en heeft de eerste ziektedag daarom, arbitrair, op 1 januari 1999 gesteld. De arbeidskundige van het Uwv heeft vervolgens geconcludeerd dat eiseres niet tot de doelgroep van de Wajong behoort, omdat zij op de eerste ziektedag 33 jaar oud was en niet studeerde.
1.2.
Het Uwv heeft met het besluit van 23 februari 2022 de aanvraag afgewezen, omdat eiseres na haar achttiende verjaardag arbeidsongeschikt is geworden en dan alleen recht bestaat op een Wajong-uitkering als ze vóór het jaar waarin ze arbeidsongeschikt werd zes maanden of langer heeft gestudeerd. Aan deze voorwaarde voldoet eiseres niet.
1.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw onderzoek gedaan, maar komen tot dezelfde conclusies. Met het besluit van 13 april 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar dochter en casemanager van Altrecht [A] , de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
Het geschil
2. Eiseres vindt dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering. Ze is vanaf haar achttiende verjaardag arbeidsongeschikt. De bipolaire stoornis en de ptss, die in 1999 zijn vastgesteld, waren ook al aanwezig toen zij achttien jaar was. Zij was niet in staat om voor zichzelf en voor haar kind, geboren in [geboortemaand] 1985, te zorgen. Zij heeft nooit gewerkt en nooit een (middelbare) schooldiploma behaald.
3. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voor een Wajong-uitkering in aanmerking komt. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.

Het beoordelingskader

4. De rechtbank stelt voorop dat het toetsingskader uit hoofdstuk 1:1a van de Wajong hier van toepassing is. Vóór de inwerkingtreding van de Wet Wajong op 1 januari 2010 gold de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Toen de Wet Wajong in werking trad was daarin daarom overgangsrecht opgenomen. Als een aanvraag ná 1 januari 2010 werd ingediend door iemand die vóór 1 januari 1980 was geboren, moest die aanvraag nog worden beoordeeld aan de hand van het toetsingskader uit de AAW. Met de invoering van de ‘Wet vereenvoudiging Wajong 2020’ is dit veranderd. Vanaf dan geldt dat als een aanvraag ná 18 december 2020 wordt ingediend door iemand die vóór 1 januari 1980 is geboren, ook die aanvraag moet worden beoordeeld aan de hand van het nieuwe toetsingskader uit de Wajong (hoofdstuk 1:1a). Eiseres valt in deze categorie want zij is geboren vóór 1 januari 1980 en heeft haar aanvraag op 5 oktober 2021, dus ná 18 december 2020, ingediend. Dat betekent dat om voor een Wajonguitkering in aanmerking te komen, vast moet komen staan dat eiseres op haar achttiende verjaardag duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Eiseres heeft geen arbeidsvermogen als zij duurzaam:
-geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, of;
-niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, of;
-niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
-niet ten minste vier uren per dag belastbaar is.

De beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres heeft niet op of rond haar achttiende verjaardag een Wajong-uitkering aangevraagd, maar op latere leeftijd. Er is daarmee sprake van een laattijdige aanvraag, waardoor bij de beoordeling moet worden teruggekeken in de tijd. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ligt de bewijslast en dus ook het bewijsrisico bij een laattijdige Wajong-aanvraag bij de aanvrager. [1] Het is dus aan eiseres om haar standpunt met stukken te onderbouwen. Voor zover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn over de gezondheidstoestand van eiseres op de van belang zijnde data en het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen komen deze omstandigheden voor risico van eiseres.
6. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld gegevens over te leggen die betrekking hebben op haar medische situatie rond haar achttiende verjaardag. Eiseres heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een e-mail van haar dochter van 31 maart 2023, een brief van het Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein van 25 april 1986 en een brief van Altrecht van 21 december 2023 overgelegd. Op de zitting heeft eiseres erkend dat ze geen andere stukken heeft over de medische situatie rond haar achttiende jaar.
Kon de belastbaarheid van eiseres worden vastgesteld?
7. Eiseres vindt dat de beschikbare gegevens een voldoende onderbouwing geven van haar medische situatie rond haar achttiende jaar.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 6 april 2023 toegelicht dat bij eiseres op latere leeftijd een bipolaire stoornis en ptss werden geobjectiveerd, maar dat dat niet betekent dat deze stoornissen ook aanwezig waren op haar achttiende levensjaar. Weliswaar is duidelijk dat eiseres een traumatisch jeugd en relaties had, maar zij kon voor zichzelf en haar kinderen zorgen. Behandeling en begeleiding werden pas in 1999 ingezet, toen een psychose werd vastgesteld. Over de aard en ernst van haar psychische toestandsbeeld en de beperkingen op haar achttiende verjaardag zijn geen feitelijke medische gegevens bekend en ook geen bevindingen bij een specialistisch onderzoek. De beschikbare medische stukken bevatten volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende medische informatie om de aard en de omvang van de arbeidsbeperkingen van eiseres op haar achttiende leeftijd te kunnen vaststellen.
9. Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres een onveilige jeugd heeft gehad, dat ze in haar jeugd en nadien veel problemen heeft gehad, veel ellende heeft meegemaakt en dat ze traumatische ervaringen heeft die hun sporen hebben nagelaten. De rechtbank volgt echter de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar standpunt dat de beschikbare stukken uit 1986, van de psychiater uit oktober 2018, een behandelplan van Altrecht van 21 april 2021 en een brief van de maatschappelijk werker van 25 mei 2021 geen medisch verifieerbare gegevens bevat ten aanzien van de medische situatie van eiseres op achttienjarige leeftijd om beperkingen te kunnen aannemen. Uit de brief van Altrecht van 21 december 2023 komt naar voren dat eiseres al op haar achttiende traumatische ervaringen had die (in retroperspectief bezien) zouden hebben kunnen leiden tot ptss. Naar het oordeel van de rechtbank biedt deze brief, óók als wordt uitgegaan van ptss op achttienjarige leeftijd, onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat eiseres duurzaam niet beschikt over arbeidsvermogen.

Conclusie en gevolgen

10. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering terecht afgewezen. Het beroep is dus ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 30 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1678.