In deze zaak heeft eiseres, die van 4 september 2015 tot en met 28 februari 2022 (aanvullende) bijstand ontving op basis van de Participatiewet, een beroep ingesteld tegen de intrekking van haar bijstandsrecht en de terugvordering van een bedrag van € 12.300,71. De intrekking vond plaats na een anonieme melding over mogelijke uitkeringsfraude, waarna een onderzoek door de sociale recherche werd ingesteld. De rechtbank heeft eerder op 11 mei 2023 het beroep van eiseres tegen de intrekking van de bijstand ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in de zaak, waarbij eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere betrokken waren. Eiseres betwistte dat zij haar hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had en stelde dat het onderzoek onvolledig was. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden tot terugvordering van de bijstand was overgegaan, omdat eiseres haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij op een ander adres verbleef.
De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de bijstand en de opgelegde boete terecht waren, en verklaarde de beroepen van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.