ECLI:NL:RBMNE:2024:1013

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
21/5036
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onontvankelijkheid bezwaar tegen aanslag zuiveringsheffing en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag zuiveringsheffing. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen een aanslag van € 1.089,71 voor het belastingjaar 2021, opgelegd door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift pas op 21 april 2021 was ontvangen, terwijl de wettelijke termijn op 15 februari 2021 was verstreken. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om aan te nemen dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien de gemachtigde van eiseres geen concrete feiten heeft aangedragen die de termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen.

Daarnaast heeft eiseres verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase is overschreden met 11 maanden. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat deze termijnoverschrijding niet aan de heffingsambtenaar kan worden toegerekend, maar aan de handelwijze van de gemachtigde van eiseres, die door zijn beperkte beschikbaarheid voor zittingen heeft bijgedragen aan de vertraging. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5036

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: M. Boerlage).

Inleiding

1. In de beschikking van 31 januari 2021 heeft de heffingsambtenaar een aanslag zuiveringsheffing van € 1.089,71 voor het belastingjaar 2021 opgelegd voor [adres] in [woonplaats] .
1.1.
Eiseres is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 6 december 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend.
1.2.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op de digitale zitting van 29 januari 2024 behandeld. Eiseres en de heffingsambtenaar hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De gemachtigde van eiseres heeft een algemeen geformuleerd beroepschrift en meerdere, ook algemeen geformeerde, brieven ter aanvulling daarop ingediend. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres de specifieke gronden die in deze zaak aan de orde zijn toegelicht. De rechtbank zal het beroep dan ook beoordelen aan de hand van de op de zitting ingenomen standpunten.
3. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is de aanslag ‘zuiveringsheffing bedrijven’ bekendgemaakt op 31 januari 2021. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 15 februari 2021 door de heffingsambtenaar ontvangen moeten zijn. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift ontvangen op 21 april 2021. Dat is buiten de voorgeschreven termijn. De hoofdregel is dan dat de heffingsambtenaar het bezwaarschrift niet inhoudelijk hoeft te behandelen. Soms is dat anders. Als er een geldige reden is waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend, dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar. Het gaat daarbij kort gezegd om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting aangevoerd dat hij op 8 maart 2021 het bezwaar heeft verstuurd. Volgens eiseres zit de verkeerde enveloppe in het dossier, omdat het niet zo kan zijn dat de datumstempel op de enveloppe hetzelfde is als de datumstempel op het bezwaarschrift.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de heffingsambtenaar de verkeerde enveloppe bij het bezwaarschrift heeft gevoegd. De heffingsambtenaar heeft hierover toegelicht dat de datumstempel door de heffingsambtenaar zelf op de enveloppe is gezet, omdat de enveloppe op die dag is ontvangen. De datumstempel is dus niet door PostNL gezet. De rechtbank vindt het daarom duidelijk dat het bezwaarschrift op
21 april 2021 door de heffingsambtenaar is ontvangen.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Door de heffingsambtenaar is op 15 november 2021 en
27 november 2021 een brief gestuurd naar eiseres, waarbij eiseres in de gelegenheid is gesteld om aan te tonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De gemachtigde van eiseres heeft hierop niet gereageerd. Hij heeft enkel een machtiging ingediend. Dat eiseres het bezwaar op 8 maart 2021 zou hebben verstuurd, is verder niet gemotiveerd onderbouwd. De gemachtigde van eiseres heeft dus geen concrete en verifieerbare feiten gesteld, die kunnen aantonen dat er een reden voor een verschoonbare termijnoverschrijding bestaat.
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de enkele vraag naar de datum van verzending onvoldoende betwisting is van de verzending van de aanslag. Bovendien heeft eiseres de aanslag met het bezwaarschrift meegestuurd en de verzending van de aanslag in bezwaar niet betwist.
7. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiseres is daarom ongegrond.
8. Op 31 januari 2024 heeft Bartels nog een brief gezonden met dagtekening
29 januari 2024. Omdat dit stuk pas bij de rechtbank is binnen gekomen nadat het onderzoek op 29 januari 2024 ter zitting is gesloten en dit stuk geen aanleiding geeft om het onderzoek te heropenen, wordt dit stuk niet in behandeling genomen door de rechtbank.
Immateriële schadevergoeding
9. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend indien een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. In belastingzaken wordt, als de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden, verondersteld dat eiseres immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop de heffingsambtenaar het bezwaarschrift ontvangt. In deze beroepszaak is het bezwaarschrift ontvangen op
21 april 2021 en is door de rechtbank op 1 maart 2024 uitspraak gedaan. De redelijke termijn van 2 jaar wordt dus met (afgerond naar boven) 11 maanden overschreden.
10. De rechtbank ziet, evenals in een eerdere zaak van deze gemachtigde en heffingsambtenaar [1] , reden de redelijke termijn voor deze zaak te verlengen. De reden daarvoor is de volgende. De termijn van twee jaar kan verlengd worden bij bijzondere omstandigheden. Tot de bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor verlenging van de redelijke termijn, worden volgens vaste rechtspraak onder meer gerekend:
“[…] de invloed van de belanghebbende en/of diens gemachtigde op de duur van het proces, bijvoorbeeld door het doen van herhaalde verzoeken om verlenging van gestelde termijnen of om uitstel voor (het voldoen aan) uitnodigingen of oproepingen.”
11. De rechtbank stelt vast dat de hoeveelheid zaken van de gemachtigde van eiseres en de momenten waarop hij beschikbaar is voor zittingen niet op elkaar aansluiten. Veel zaken kunnen niet of niet tijdig op zitting worden behandeld, omdat hij geen ruimte heeft in zijn agenda. De handelwijze van de gemachtigde van eiseres leidt noodzakelijkerwijs tot het oplopen van de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen en daarmee tot het overschrijden van de redelijke termijn. Deze handelwijze kan eiseres worden toegerekend. Gelet op het aantal door de gemachtigde van eiseres ingediende beroepen, afgezet tegen zijn beperkte beschikbaarheid voor zittingen is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn moet worden verlengd met 12 maanden. Dit leidt tot de conclusie dat in dit geval de redelijke termijn niet is overschreden en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr.D. Burggraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.