Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
Betreft: Overeenkomst afbetaling’. In het document staat het volgende:
Hierbij zijn de heer [eiser] en de heer [gedaagde] en mevrouw [A] overeen gekomen dat de geldlening in het document [.] datum 30-12-2009 en opgesteld door [notariskantoor] volgens bijlage 1 in zijn geheel op 01-01-2019 is voldaan en afgehandeld.
- Hij wist niet van het bestaan van het document en was niet met de inhoud bekend;
- Hij heeft de overeenkomst ondertekend op 28 februari 2019. Op dat moment was hij door een sedatie tijdelijk geestelijk gestoord in de zin van artikel 3:34 BW; daardoor is zijn wil niet overeengekomen met zijn krabbeltje;
- Hij heeft gedwaald omtrent de overeenkomst;
- [gedaagde] heeft misbruik gemaakt van omstandigheden en gehandeld in strijd met de goede zeden;
- Het document is niet rechtsgeldig vanwege het ontbreken van een handtekening- er staat alleen een paraaf - en een dagtekening.
3.De beoordeling
4 januari 2019”. Vast staat dat deze datum er door [eiser] zelf met de hand is bijgeschreven. Dat de overeenkomst vanwege het ontbreken van een handtekening en dagtekening niet rechtsgeldig zou zijn, zoals [eiser] stelt, is dus niet juist.
geheugensteuntje". Dat ondersteunt het standpunt van [gedaagde] dat de overeenkomst ook daadwerkelijk op die datum is ondertekend. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [eiser] de overeenkomst heeft ondertekend op 4 januari 2019 en niet op 28 februari 2019.