Op 27 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering tot machtiging gijzeling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1952, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen door het gerechtshof op 17 januari 2019, waarbij hij verplicht werd om een bedrag van € 2.379.400,00 aan de staat te betalen. Na aftrek van conservatoir beslag en rente, resteerde er nog een openstaand bedrag van € 2.333.836,08. Ondanks enkele kleine betalingen had de veroordeelde tot de datum van de vordering op 13 juli 2022 niets betaald. De officier van justitie vorderde een machtiging tot gijzeling voor 1080 dagen, terwijl de veroordeelde en zijn raadsman aanvoerden dat hij niet in staat was te betalen vanwege zijn financiële situatie en leeftijd.
De rechtbank heeft de vordering op 9 december 2022 en 13 februari 2023 behandeld, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet in betalingsonmacht verkeerde, maar dat er sprake was van betalingsonwil. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde wel degelijk in staat was om een reëel bedrag te betalen, en dat hij andere keuzes moest maken met betrekking tot zijn financiële uitgaven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie deels toegewezen en een machtiging tot gijzeling verleend voor de duur van 60 dagen, in plaats van de gevorderde 1080 dagen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 februari 2023.