ECLI:NL:RBMNE:2023:782

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
C/16/540322 / HA ZA 22-333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en recht van overpad tussen percelen in civiel recht

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak betreffende erfdienstbaarheid en recht van overpad. De eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], hebben een vordering ingediend tegen de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], met betrekking tot het gebruik van een pad dat over het erf van de eisers loopt. De eisers vorderen te verklaren voor recht dat de gedaagden geen recht hebben om over hun erf te gaan om van perceel [perceel 3] naar perceel [perceel 5] te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een erfdienstbaarheid rust op het erf van de eisers ten gunste van perceel [perceel 3], maar dat deze niet als verbinding mag worden gebruikt voor perceel [perceel 5]. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2020, waarin is bepaald dat een erfdienstbaarheid van weg niet het recht omvat om de weg over het dienende erf te gebruiken als verbinding met een ander perceel dat de eigenaar van het heersende erf ook in eigendom heeft. De rechtbank heeft de vordering van de eisers toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding, met een maximum van € 200.000,-. De reconventionele vordering van de gedaagden is afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/540322 / HA ZA 22-333
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter zitting van 21 februari 2023
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
hierna tezamen te noemen: [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ,
advocaat: mr. J. Keizer te Leeuwarden,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
hierna tezamen te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
advocaat: mr. C.J. Tijman te Ede Gld.
Aanwezig zijn mr. S.H. Gaertman, rechter, en mr. H.E. Weeda, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • mevrouw [eiseres sub 1] , eiser,
  • de heer [eiser sub 2] , eiser,
  • mr. J. Keizer, advocaat eisers,
  • de heer [gedaagde sub 1] , gedaagde
  • de heer [gedaagde sub 2] , gedaagde
  • mr. C.J. Tijman, advocaat gedaagden.
De rechter gaat over tot de mondelinge behandeling.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 t/m 10,
  • de conclusie van antwoord en eis in voorwaardelijke reconventie, met producties 1 en 2,
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met productie 11,
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 21 februari 2023,
  • de spreekaantekeningen namens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
1.2.
Nadat partijen vragen van de rechter hebben beantwoord, hun standpunten ter zitting hebben toegelicht en over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij, heeft de rechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de rechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan.

2.De beoordeling van de zaak in conventie en voorwaardelijke reconventie

De feiten

2.1.
Zoals ter zitting medegedeeld voegt de rechtbank ter verduidelijking van de feitelijke situatie onderstaande kadastrale kaarten toe waarop de ligging van de verschillende percelen te zien is.
2.2.
Het chronologische verloop van de feiten is als volgt:
  • 12 januari 2017: de juridische levering van perceel [perceel 1] aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ;
  • 16 februari 2018: de juridische levering van perceel [perceel 2] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
  • 6 april 2018: de juridische levering van perceel [perceel 3] aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
  • 9 juli 2018: [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] laten via aangetekende brief aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] weten dat ten behoeve van [perceel 2] geen recht van overpad bestaat om via [perceel 3] over het erf van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] naar de openbare weg te komen en gaan;
  • Vervolgens zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot splitsing van perceel [perceel 2] overgegaan naar [perceel 4] en [perceel 5] ;
  • 8 april 2021: de juridische levering van perceel [perceel 4] door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan de heer [A] en mevrouw [B] ;
2.3.
Verder blijkt:
  • Sinds 2 oktober 2007 rust op het erf van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] (dienend erf) ten gunste van perceel [perceel 3] (heersend erf) “
  • Er was voor perceel [perceel 2] (vóór de splitsing) een recht om via perceel [perceel 6] (de voorbuurman) naar de openbare weg te komen;
  • Na splitsing van perceel [perceel 2] in [perceel 4] en [perceel 5] is perceel [perceel 4] verkocht zonder ten behoeve van [perceel 5] een recht van overpad te bedingen.
De vorderingen
2.4.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vorderen te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen recht hebben om over het over het erf van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] lopende pad te gaan om vanaf de [straat] via hun perceel [perceel 3] naar hun perceel [perceel 5] te komen, alsmede om vanaf hun perceel [perceel 5] via hun perceel [perceel 3] over het erf van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] naar de [straat] te komen. Een en ander op straffe van een hoofdelijke aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] verschuldigde dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] na betekening van het onderhavige vonnis handelen in strijd met dit verbod. Verder vorderen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de proceskosten, wettelijke rente daarover en de nakosten van deze procedure.
2.5.
In conventie concluderen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot afwijzing van de vordering. In voorwaardelijke reconventie vorderen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat indien de vordering van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] wordt toegewezen, de rechtbank ex artikel 5:57 BW overgaat tot toewijzing van een noodweg ten laste van het perceel van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ten gunste van de aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in eigendom toebehorende percelen [perceel 3] en [perceel 5] . Indien [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat andere percelen daar meer voor in aanmerking komen verzoeken [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de rechtbank om hen in de gelegenheid te stellen om ex artikel 118 RV derden in het geding op te roepen.
Het oordeel van de rechtbank
2.6.
De rechtbank wijst de door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] gevorderde verklaring van recht toe, met de gevorderde dwangsom van € 1.000,- met een maximum van € 200.000,-voor iedere keer dat de erfdienstbaarheid tussen het perceel van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en perceel [perceel 3] gebruikt wordt om zich ten gunste van perceel [perceel 5] te bewegen en vice versa. De jurisprudentie is over de situatie die hier speelt duidelijk. In een recent arrest van de Hoge Raad (HR 12 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1039) is expliciet overwogen:
"Een erfdienstbaarheid van weg omvat in beginsel voor de eigenaar van het heersende erf niet het recht om de weg over het dienende erf te (doen) gebruiken als verbinding, via het heersende erf, met een aan laatstgenoemd erf grenzend terrein dat de eigenaar van het heersende erf mede in eigendom of gebruik heeft, voor zover uit de akte van vestiging of uit de kennelijke functie van het heersende erf niet het tegendeel voortvloeit."
Dit is precies de situatie die hier aan de hand is. De erfdienstbaarheid van het perceel van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ten gunste van perceel [perceel 3] mag dus niet als verbinding worden gebruikt ten gunste van perceel [perceel 5] . Het argument van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat verkeersbewegingen feitelijk hetzelfde blijven is niet aannemelijk. Perceel [perceel 5] is meer dan 11x zo groot als het stukje grond [perceel 3] . Het is te verwachten dat daar meer verkeersbewegingen voor nodig zijn of met zwaardere voertuigen gereden wordt. Bovendien hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun recht om van en naar de openbare weg te komen zelf prijsgegeven door perceel [perceel 4] te verkopen zonder daar een recht van overpad te bedingen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hiermee zelf bewerkstelligd dat [perceel 5] een omsloten perceel is. Dat de doorgang via het perceel van [perceel 6] minder dan 3 meter breed zou zijn is een omstandigheid die bij de aankoop van het perceel [perceel 2] door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] al zo was.
2.7.
Voorgaande argumenten zorgen er ook voor dat de reconventionele vordering van de aanwijzing van een noodweg wordt afgewezen. Een belangenafweging komt in het voordeel van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] uit, nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun recht zelf hebben prijsgegeven. Zij mogen niet verwachten dat ze de uitweg op een ander perceel mogen belasten waar die niet voor bedoeld is.
2.8.
Ook zal de rechtbank [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen gelegenheid geven om in deze procedure derden op te roepen. Er is een einde gekomen aan deze procedure waarin [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] eisers zijn. Als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een noodweg willen zullen zij zelf een procedure moeten starten.
2.9.
Omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen gelijk hebben gekregen worden zij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en de nakosten. De proceskosten aan de zijde van [eiser sub 2] worden in totaal in conventie en reconventie begroot op € 2.362,86‬. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
  • dagvaardingen € 254,86 (2 dagvaardingen á € 127,43)
  • griffierecht € 314,-
  • salaris gemachtigde € 1.794,- (tarief II á € 598,- x 3 punten*)
* 2 punten in conventie + 2 punten x 0,5 in reconventie

3.De beslissing

In conventie en voorwaardelijke reconventie
De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen recht hebben om over het over het erf van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] lopende pad te gaan om vanaf de [straat] via hun perceel [perceel 3] naar hun perceel [perceel 5] te komen, alsmede om vanaf hun perceel [perceel 5] via hun perceel [perceel 3] over het erf van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] naar de [straat] te komen;
3.2.
verbiedt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om vanaf de [straat] over het over het erf van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] lopende pad via hun perceel [perceel 3] naar perceel [perceel 5] en vice versa te komen, één en ander op straffe van een hoofdelijke aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] verschuldigde dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] na betekening van het onderhavige vonnis handelen in strijd met dit verbod, één en ander met een maximum van € 200.000,-;
3.3.
wijst de voorwaardelijke reconventionele vordering af;
3.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] tot op heden begroot op € 2.362,86, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. S.H. Gaertman, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van mr. H.E. Weeda, griffier, op 21 februari 2023. Dit proces-verbaal is verzonden op