ECLI:NL:RBMNE:2023:7738

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
16-141926-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte werd veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van 14 jaar, waarbij de handelingen mede bestonden uit seksueel binnendringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 februari 2021 in Almere ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet van zestien jaren had bereikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede feit, omdat niet bewezen kon worden dat de handelingen onder dwang plaatsvonden. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 3.057,00 toekende aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de handelingen op haar leven. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven tegen minderjarigen en de noodzaak van een stevige straf als afschrikking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.141926.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1975 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L.M.M. Weyers, advocaat te Almere, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] , mr. T.C. Cooman, advocaat te De Meern, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
Feit 1
op 25 februari 2021 te Almere [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, heeft verkracht;
Feit 2
op 25 februari 2021 te Almere, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEIT 1

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de seksuele handelingen onder dwang van verdachte hebben plaatsgevonden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van dwang als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder feit 1 tenlastegelegde kan daarom niet worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 2 wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het onder feit 2 tenlastegelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2023;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] .

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 25 februari 2021 te Almere, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:- het betasten van de billen van die [slachtoffer] en- het wrijven over de clitoris van die [slachtoffer] en- het steken van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] en- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en- het steken van zijn penis in de vagina en mond en anus van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijftien maanden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het tijdsverloop, nu de verdenking jegens verdachte al vanaf november 2021 boven zijn hoofd hangt. Verdachte kampt op dit moment met zowel fysieke als psychische klachten en staat ook onder behandeling van een psycholoog. Verder dient er rekening te worden houden met de omstandigheid dat verdachte niet op de hoogte was van de leeftijd van aangeefster. Verdachte draagt alleen de (financiële) zorg voor zijn vier kinderen, zodat oplegging van een gevangenisstraf vergaande consequenties zal hebben.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een jong en kwetsbaar meisje van veertien jaar oud, welke handelingen mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Het minderjarige slachtoffer bevond zich op dat moment in een uiterst kwetsbare situatie. Zij was namelijk weggelopen van huis omdat zij ruzie had met haar ouders. Het slachtoffer heeft dit ook met verdachte gedeeld, naast andere (zorgelijke) persoonlijke omstandigheden, waaruit verdachte had kunnen en moeten afleiden dat zij minderjarig was. Overigens gaf het uiterlijk van het slachtoffer geen enkele reden om te veronderstellen dat zij (veel) ouder zou zijn dan veertien jaar oud, zodat verdachte nog meer een reden had om op zijn hoede te zijn. Verdachte, die zelf ook kinderen in deze leeftijd heeft, is niet op de jonge leeftijd van het slachtoffer aangeslagen, integendeel. Verdachte is met het slachtoffer meegelopen naar een schoolgebouw waar ze samen een jointje hebben gerookt, waarna verdachte buiten op een bankje naast de school seks met het slachtoffer heeft gehad. Het betrof een veelvoud aan seksuele handelingen die een vergaand karakter kennen. Zo was er naast oraal en vaginaal ook sprake van anaal binnendringen in het lichaam. Dit maakt dat er sprake is van een ernstige vorm van het plegen van ontuchtige handelingen.
Het plegen van dergelijke ernstige feiten kan vaak langdurige en ernstige schade toebrengen aan de seksuele ontwikkeling en geestelijke gezondheid van slachtoffers. Uit de ter zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte op het slachtoffer een enorme impact heeft gehad. Verdachte heeft die avond niet gedacht aan de schadelijke gevolgen van zijn handelen, maar heeft zich uitsluitend gericht op zijn eigen seksuele verlangen. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van de onzekerheid en kwetsbaarheid van een jong meisje in een bovendien voor haar reeds pijnlijke situatie, én van zijn overwicht als volwassen man. Het is de rechtbank ter zitting opgevallen dat verdachte, ondanks zijn betuigde spijt van de gebeurtenissen, nog steeds niet goed kan begrijpen hoe schadelijk zijn gedragingen voor het welzijn van het slachtoffer zijn geweest.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 8 juni 2023 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte in het verleden niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte verder rekening met een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 6 juli 2023, opgesteld door T. Jaarsveld, reclasseringsmedewerker (hierna: het reclasseringsadvies);
Uit het reclasseringsadvies volgt onder meer dat verdachte de zorg draagt voor zijn vier kinderen en dat hij in (vecht)scheiding ligt met zijn (inmiddels ex-)vrouw. De oudste drie kinderen willen geen contact meer met hun moeder. Het jongste kind van 3 jaar oud, gaat volgens de vastgestelde omgangsregeling drie weekenden per maand naar haar moeder. Er zijn financiële problemen. Verdachte is volgens de reclassering aan te merken als één van de slachtoffers van de toeslagenaffaire. Zijn ex-vrouw zou zich de daaruit voortvloeiende vergoeding hebben toegeëigend en zijn vertrokken. Verdachte is arbeidsongeschikt en ontvangt een uitkering. Verdachte heeft veel last van stress en spanningen. Hij is daarvoor in behandeling bij de GGZ. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht eveneens niet nodig. Verdachte heeft voor de maatschappelijke problemen die hij heeft al andere ondersteuning.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, zoals hiervoor is omschreven, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Voor dergelijke zedenmisdrijven worden doorgaans lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd en de rechtbank ziet, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en algemene preventie, dan ook in beginsel geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De rechtbank is zich ervan bewust dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf ingrijpende gevolgen zal hebben voor het leven van verdachte én zijn vier kinderen, nu hij (vrijwel) alleen de zorg voor de kinderen draagt.
Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat. Echter, verdachte heeft ter terechtzitting maar weinig inzicht getoond hoe hij is gekomen tot het plegen van deze ernstige handelingen met een voor hem onbekend minderjarig meisje. De rechtbank vindt daarom een stevige stok achter de deur nodig om verdachte ervan te weerhouden wederom tot het plegen van (dergelijke) strafbare feiten overgaat.
Dit tegen elkaar afwegend, acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden, maar zal zij een aanzienlijk deel daarvan, te weten negen maanden, voorwaardelijk opleggen.

10.BESLAG

Blijkens een ‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen’ van 21 maart 2023 is beslag gelegd op een Ov-jaarkaart met registratienummer [nummer] (goednummer: G2790719).
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt, te weten de uitgevende instantie van deze Ov-jaarkaart.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich via haar wettelijk vertegenwoordiger (haar ouder), en vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.C. Cooman, als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.057,00. Dit bedrag bestaat uit € 57,00 materiële (verplaatste) schade en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de gevorderde materiële schade te matigen nu de nieuwaarde van de kleding wordt gevorderd. Het is echter onduidelijk wanneer de kleding is aangeschaft. Er dient derhalve rekening te worden gehouden met een afschrijving van de waarde van de kleding. De immateriële schade dient fors te worden gematigd. Uit de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven volgt dat bij een bewezenverklaring van het tweede feit, dit min of meer aansluit bij letselcategorie 3. Het bedrag dat bij deze categorie past is € 5.000,00. De raadsvrouw verwijst in het bijzonder naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 juli 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:5280). In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het plegen van ontucht met een minderjarige, waarbij de seksuele handelingen mede bestonden uit het met de penis binnendringen in de vagina en anus van het slachtoffer. Het gerechtshof heeft in deze zaak een bedrag van € 1.500,00 toegewezen. Aan de rechtbank wordt verzocht om aansluiting te zoeken bij dit bedrag.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
Vaststaat dat de ouder(s) van de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft/hebben geleden, nu zij vergelijkbare kleding voor de benadeelde partij hebben aangeschaft. De raadsvrouw betwist de hoogte van die schade. Naar het oordeel van de rechtbank is deze schadepost in voldoende mate onderbouwd en betreft het bovendien een bescheiden bedrag voor de aanschaf van zowel een broek, jas en t-shirt. De rechtbank zal het gevorderde bedrag aan (verplaatste) materiële schade ad € 57,00 dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of wanneer het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
Gelet op de aard en de ernst van de normschending door het onder 2 bewezenverklaarde, namelijk een ernstige inbreuk op de seksuele integriteit van het minderjarige slachtoffer, wordt aangenomen dat het slachtoffer zodanig in haar persoon is aangetast dat zij daar in het verdere verloop van haar leven nadeel van ondervindt. Het slachtoffer was immers slechts 14 jaar oud toen zij de door verdachte verrichte seksuele handelingen, waaronder het binnendringen van haar lichaam met zijn vinger en penis, onderging. Zij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. Het slachtoffer betreft een kwetsbaar meisje. Uit het bij de vordering als bijlage opgenomen schrijven van de psycholoog volgt dat het slachtoffer al voor dit incident met psychische problemen kampte. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vastgestelde psychische schade niet in zijn geheel aan het bewezenverklaarde kan worden toegerekend.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 3.000,00. Daarbij heeft zij (mede) gelet op toegekende vergoedingen in soortgelijke zaken. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 3.057,00,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 25 februari 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.057,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 9 (negen) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
 een Ov-jaarkaart (goednummer: G2790719)
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.057,00, bestaande uit een vergoeding van € 57,00 voor materiële schade en € 3.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.057,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door A.M. Loots, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juli 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 25 februari 2021 in de gemeente Almeredoor geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten- door [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, te brengen naar een stille en/of afgelegen locatie en/of- door (onverhoeds) zijn armen om die [slachtoffer] te slaan en/of- door de billen van die [slachtoffer] te betasten en/of- door over de clitoris van die [slachtoffer] te wrijven en/of- door zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] te steken en/of- door de vagina van die [slachtoffer] te likken en/of- door de hand van die [slachtoffer] naar zijn penis te bewegen en/of- door zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of- door zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te steken en/of- door die [slachtoffer] bij haar (achter)hoofd te pakken en naar zijn penis te bewegen en/of- door zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te steken en/of- door zijn penis in de anus van die [slachtoffer] te steken,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meerhandelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueelbinnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:- het betasten van de billen van die [slachtoffer] en/of- het wrijven over de clitoris van die [slachtoffer] en/of- het steken van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] en/of- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of- het steken van zijn penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer] ;
Feit 2
hij op of omstreeks 25 februari 2021 in de gemeente Almere,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jarenmaar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten- het betasten van de billen van die [slachtoffer] en/of- het wrijven over de clitoris van die [slachtoffer] en/of- het steken van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] en/of- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of- het steken van zijn penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 mei 2022, genummerd 2021061719 , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 126. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 17 en 18