ECLI:NL:GHARL:2020:5280

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
21-002838-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarig meisje, gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990, was eerder vrijgesproken van verkrachting, maar veroordeeld voor ontucht met een minderjarig meisje van 15 jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende had vergewist van de leeftijd van het slachtoffer en dat de gepleegde handelingen ernstig waren, wat leidde tot de beslissing om een zwaardere straf op te leggen. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die € 1.500,- schadevergoeding eiste, toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om deze schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002838-17
Uitspraak d.d.: 7 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 mei 2017 met parketnummer 18-930291-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven op het adres [woonplaats] , [woonadres] ,
blijkens opgave ter terechtzitting wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde en tot veroordeling van het subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.N. Weski, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting en ter zake van de subsidiair ten laste gelegde ontucht veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld (een meldplicht en het meewerken aan een ambulante behandeling). De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 04 november 2016 te en in de [gemeente] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , een en ander hierin bestaande dat verdachte
- die [benadeelde partij] heeft meegenomen naar een (vrijwel) leegstaande woning en/of
- de vagina van die [benadeelde partij] heeft betast en/of
- de billen van die [benadeelde partij] heeft betast en/of
- die [benadeelde partij] heeft bevolen op zijn schoot te gaan zitten en/of
- de borsten van die [benadeelde partij] heeft betast en/of
- aan de borsten van die [benadeelde partij] heeft gelikt en/of
-
- bezig is geweest die [benadeelde partij] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding te ontdoen en/of
- die [benadeelde partij] heeft bevolen zich (gedeeltelijk) uit te kleden en/of
- zijn penis in de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht en/of
- het hoofd van die [benadeelde partij] heeft vastgehouden en/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht en/of
- die [benadeelde partij] heeft bevolen op haar buik op de vloer te gaan liggen en/of
- zijn penis in de anus van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht en/of
- de door hem gepleegde handelingen heeft verricht ondanks het door die [benadeelde partij] gepleegd verbaal verzet en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysiek en psychisch overwicht op die [benadeelde partij] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 04 november 2016 te en in de [gemeente] , met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , een en ander hierin bestaande dat verdachte
- de vagina van die [benadeelde partij] heeft betast en/of
- de billen van die [benadeelde partij] heeft betast en/of
- de borsten van die [benadeelde partij] heeft betast en/of
- aan de borsten van die [benadeelde partij] heeft gelikt en/of
- zijn penis in en/of tegen de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in en/of tegen de anus van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, aangezien de ten laste gelegde ‘dwang’ niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit is in hoger beroep – anders dan in eerste aanleg – geen verweer gevoerd. Verdachte heeft erkend dat hij de ten laste gelegde seksuele handelingen heeft verricht en dat hij zich niet, althans onvoldoende vergewist heeft van de werkelijke leeftijd van aangeefster. Mede gelet hierop, kan het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 4 november 2016 te en in de [gemeente] , met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , een en ander hierin bestaande dat verdachte
- de vagina van die [benadeelde partij] heeft betast en
- de billen van die [benadeelde partij] heeft betast en
- de borsten van die [benadeelde partij] heeft betast en
- aan de borsten van die [benadeelde partij] heeft gelikt en
- zijn penis in de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht en
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht en
- zijn penis in de anus van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van ontucht een gevangenisstraf opgelegd en in dat kader onder meer overwogen:
“Verdachte heeft het slachtoffer, een minderjarig meisje dat de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, meegenomen naar een leegstaande woning en daar seks met haar gehad. Het betrof een veelvoud aan seksuele handelingen die een vergaand karakter kennen. Zo was er naast oraal en vaginaal, ook sprake van anaal binnendringen in het lichaam. Dit maakt dat er sprake is van een ernstige vorm van ontucht.
Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. Op jeugdige leeftijd moeten kinderen in hun eigen tempo leren omgaan met de ontwikkeling op seksueel gebied. Daarbij moeten zij beschermd worden tegen personen die door hun leeftijd overwicht op hen hebben. Dat is de reden dat de wetgever seksueel contact tussen volwassenen en kinderen onder de zestien strafbaar heeft gesteld.
Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan vaak ernstige en langdurige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat het slachtoffer daadwerkelijk ernstige psychische gevolgen heeft ondervonden, blijkt uit de vordering benadeelde partij. Het slachtoffer heeft gevoelens van onveiligheid en schaamte ervaren en ze heeft last van nachtmerries. Door een klinisch psycholoog is de diagnose Posttraumatische Stress Stoornis vastgesteld, waarvoor zij is behandeld. De verdachte heeft klaarblijkelijk geen aandacht gegeven aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Hij heeft, gebruikmakend van de onwetendheid en onervarenheid van een jong meisje, alsmede van zijn overwicht als volwassen man, dit ernstige feit gepleegd, kennelijk uitsluitend met de bedoeling zijn eigen seksuele verlangens te bevredigen.”
Deze overwegingen van de rechtbank zijn passend en terecht en het hof sluit zich daarbij aan. Op grond daarvan acht het hof het noodzakelijk dat aan verdachte een forse gevangenisstraf wordt opgelegd. Gelet op de aard en ernst van het feit, is oplegging van een taakstraf zoals door de verdediging is verzocht, niet passend. Ook de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 mei 2020 niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dat verdachte zijn leven thans qua werk en inkomen op de rit lijkt te hebben, maakt niet dat oplegging van een gevangenisstraf achterwege kan blijven. Daarvoor is het gepleegde feit te ernstig.
Wel houdt het hof rekening met de omstandigheid dat het feit dateert van enkele jaren geleden en dat er wat de procedure in hoger beroep betreft sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Hoewel dit tijdsverloop deels te wijten is aan het verblijf van verdachte in het buitenland, zal deze overschrijding in de straf worden verdisconteerd, op de wijze zoals door de advocaat-generaal is voorgesteld.
In plaats van de door de rechtbank opgelegde straf, legt het hof verdachte derhalve een gevangenisstraf op voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Met het voorwaardelijke deel van de straf beoogt het hof tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.
Gelet op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden ziet het hof thans geen aanleiding meer om aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
De vordering is door de verdediging niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 november 2016.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 7 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen en mr. Pennink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.