Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de brieven van 19 december 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de akte van [gedaagde] van 19 februari 2023, met aanvulling van de gronden en een nadere productie,
- de mondelinge behandeling van 3 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De beoordeling
als gevolg vanoverheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie.
- de gemeente onterecht niet toestaat dat [gedaagde] een propaantank plaatst, en
- de gemeente het park zo heeft ingericht dat [naam] niet of nauwelijks bereikbaar is met de vrachtwagen (voor het vullen van de propaantank) of auto (voor de zware spullen), terwijl de gemeente wist dat deze zaken nodig zijn voor de exploitatie van de […] .
“PGS19, versie 2018”, productie 6 van [gedaagde] ), waaruit zou blijken dat de propaantank wél zou zijn toegestaan. Maar dat klopt niet. De gemeente stelt - naar behoren onderbouwd - dat de
“PGS19, versie 2018”waar [gedaagde] zich op baseert een conceptversie is die niet geldend is gemaakt. Omdat [gedaagde] dat niet of onvoldoende weerspreekt, gaat de kantonrechter daarvan uit. Dat betekent dat het besluit van de gemeente om de propaantank niet te gedogen gebaseerd is op geldende wet- en regelgeving. Dat is dus een rechtmatig besluit. Van een toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een verbintenis kan in deze omstandigheden geen sprake zijn en dus ook niet van een door de gemeente te betalen schadevergoeding.
746,00(2 punten x tarief € 373,00)
3.De beslissing
- € 16.147,51 aan huurachterstand gerekend tot en met de maand augustus 2022, vermeerderd met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de respectievelijke vervaldata van de vervallen huurtermijnen tot de betaling,
- € 204, 61 per maand over de maanden september 2022 tot en met het moment waarop [gedaagde] de onroerende zaak heeft ontruimd, welk bedrag vóór de datum van dit vonnis gezien moet worden als huur en vanaf dit vonnis als gebruiksvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de respectievelijke vervaldata van (huur)termijnen tot de betaling,
- € 1.133,13 aan buitengerechtelijke incassokosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis,