ECLI:NL:RBMNE:2023:7708

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10368991 \ UE VERZ 23-51
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging beslagvrije voet op basis van hardheidsclausule in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die sinds 2016 dakloos is, verzocht om verhoging van de beslagvrije voet. Verzoeker, die tijdelijk in Spanje verblijft, had eerder een vonnis tegen zich gekregen waarbij hij een bedrag aan verweerster moest betalen. Na beslaglegging op zijn AOW-uitkering door LAVG, ontstond er discussie over de hoogte van de beslagvrije voet. Verzoeker stelde dat de beslagvrije voet te laag was vastgesteld en dat hij door de beslaglegging in zijn levensonderhoud werd bemoeilijkt, wat leidde tot nieuwe schulden voor medische zorg.

Verweerster betwistte de noodzaak van een verhoging en verwees naar jurisprudentie die stelt dat een beroep op de hardheidsclausule beperkt is tot uitzonderlijke situaties. De kantonrechter oordeelde dat de beslagvrije voet van € 735,- te laag was en dat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn woonsituatie niet correct was meegenomen in de berekening. De rechter concludeerde dat de beslagvrije voet met terugwerkende kracht moest worden verhoogd naar € 1.142,- per maand, en dat LAVG de te veel ingehouden bedragen aan verzoeker moest terugbetalen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10368991 UE VERZ 23-51 NA/58602
Beschikking van 26 juli 2023
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
verzoekende partij,
procederend in persoon.
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
kantoorhoudende in [kantoorplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 23 februari 2023;
  • het verweerschrift van [verweerster] van 9 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] is sinds 2016 dakloos en verblijft om die reden tijdelijk op verschillende adressen in zowel binnenland als buitenland. [verzoeker] staat in de Basisregistratie Personen ingeschreven op een briefadres. Sinds december 2022 verblijft [verzoeker] in een huis van een relatie nabij Malaga, in Spanje.
2.2.
[verzoeker] is bij vonnis van 10 oktober 2017 door de kantonrechter veroordeeld om aan [verweerster] een bedrag te betalen van € 1.649,74, vermeerderd met rente over de hoofdsom. Dit vonnis is op 6 november 2017 aan [verzoeker] betekend. Omdat [verzoeker] het bedrag niet betaalde, heeft LAVG op verzoek van [verweerster] op 5 december 2022 beslag gelegd onder de SVB, op de AOW-uitkering van [verzoeker] .
2.3.
Daarna is tussen partijen discussie ontstaan over de hoogte van de beslagvrije voet. De beslagvrije voet is een aantal keren opnieuw berekend. Op 19 december 2022 heeft LAVG de beslagvrije voet vastgesteld op € 993,- per maand. Op 11 januari 2023 heeft [verzoeker] LAVG verzocht om de beslagvrije voet per 1 januari 2023 met terugwerkende kracht te verhogen in verband met de inflatiecompensatie en bovengemiddelde medische kosten. LAVG heeft [verzoeker] als reactie daarop gevraagd om specificaties, waaronder een specificatie van zijn woonlasten. Volgens LAVG zijn daarop geen of onvoldoende specificaties en bewijsstukken aangeleverd door [verzoeker] . LAVG heeft als gevolg daarvan de beslagvrije voet per 1 januari 2023 gecorrigeerd naar € 735,- per maand.
Verzoek en verweer
2.4.
[verzoeker] verzoekt met een beroep op de hardheidclausule van artikel 475fa Rechtsvordering (hierna: Rv) om verhoging van de beslagvrije voet per 1 januari 2023, rekening houdend met zijn verblijfplaats en de daarmee samenhangende woonlasten. [verzoeker] kan door de buitenproportionele beslaglegging niet meer in zijn dagelijkse levensonderhoud voorzien. [verzoeker] moet daarom (nieuwe) schulden maken om medische zorg en medicatie te betalen. Bovendien frustreert de beslaglegging het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject dat sinds oktober 2022 is begonnen.
2.5.
[verweerster] voert aan dat de (financiële) situatie van [verzoeker] een beroep op de hardheidclausule niet rechtvaardigt. [verweerster] verwijst hierbij naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:6162). Het beroep op de hardheidsclausule is beperkt tot zeer uitzonderlijke, individuele situaties. Voor een succesvol beroep op de hardheidsclausule moet het gaan om uitzonderlijke, noodzakelijke, extra kosten, die de schuldenaar niet op een andere manier vergoed krijgt. Posten als woonlasten en medische kosten zijn niet op die manier aan te merken en rechtvaardigen daarom geen verhoging van de beslagvrije voet.
2.6.
De vraag die centraal staat, is of de beslagvrije voet van € 735,- met een beroep op de hardheidsclausule hoger vastgesteld moet worden. Dit is het geval. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Hardheidsclausule van artikel 475fa Rv
2.7.
Sinds de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet per 1 januari 2021 kan de kantonrechter uitsluitend een oordeel geven over de vraag of door toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e Rv sprake is van een onevenredige hardheid door een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij het vaststellen van de beslagvrije voet.
2.8.
De correctie naar een lagere beslagvrije voet van € 735,- is door LAVG vastgesteld vanwege het ontbreken van informatie en bewijsstukken over de woonsituatie van [verzoeker] . De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij tegen een vergoeding bij derden woont en dat LAVG daarom ten onrechte op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de woonsituatie van [verzoeker] . LAVG was hiermee bekend of kon ermee bekend zijn. Dit is onder andere in correspondentie door en/of namens [verzoeker] onder de aandacht gebracht. Uit die correspondentie blijkt overigens niet dat die woonruimte in Spanje wordt gehuurd, zodat LAVG bij de berekening uit had moeten gaan van een woonplaats in Nederland.
2.9.
De daadwerkelijke woonkosten blijven echter wel bij de berekening buiten beschouwing. [verzoeker] heeft namelijk onvoldoende inzicht gegeven in zijn daadwerkelijke woonlasten. Hij overlegt wel een query van zijn bankrekening met betalingen, maar zonder nadere omschrijving of stukken is niet vast te stellen dat de door hem gestelde bedragen zijn woonlasten vormen. Kennelijk is [verzoeker] niet in de gelegenheid om bijvoorbeeld zijn huurovereenkomst te overleggen omdat hij de privacy van zijn verhuurder wenst te respecteren. De gevolgen hiervan komen voor risico en rekening van [verzoeker] .
2.10.
Het voorgaande brengt met zich mee dat LAVG de beslagvrije voet te laag heeft vastgesteld, waardoor [verzoeker] ruim onder het bestaansminimum komt. Geheel geen rekening houden met de woonsituatie van [verzoeker] leidt naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval tot een onevenredige hardheid als bedoeld in artikel 475fa Rv. Het verzoek van [verzoeker] tot verhoging van de beslagvrije voet met een beroep op de hardheidsclausule wordt daarom toegewezen zoals hierna vermeld.
2.11.
Uitgaande van het inkomen van [verzoeker] leidt toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e Rv tot een beslagvrije voet van € 1.142,- met ingang van 1 januari 2023. Deze beslagvrije voet wordt met terugwerkende kracht vastgesteld voor de duur van één jaar.
2.12.
De in deze beschikking vastgestelde beslagvrije voet moet door LAVG worden toegepast. Voor zover teveel gelden zijn ingehouden, moeten deze met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 aan [verzoeker] worden terugbetaald. Kortom, LAVG zal een correctie door moeten voeren uitgaande van de in deze beschikking vastgestelde beslagvrije voet.
Proceskosten
2.13.
Partijen zijn over en weer voor een deel in het ongelijk gesteld en daarom compenseert de kantonrechter de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
- verhoogt de voor [verzoeker] geldende beslagvrije voet met ingang van 1 januari 2023 naar € 1.142,- per maand voor de duur van één jaar;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.P. Killian, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.