ECLI:NL:GHARL:2022:6162

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
200.304.988
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verhoging beslagvrije voet op grond van kennelijk onevenredige hardheid

In deze zaak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 12 oktober 2021 uitspraak deed over de verhoging van de beslagvrije voet. De deurwaarder had op verzoek van Gelre Ziekenhuizen beslag gelegd op de AOW-uitkering van [verzoekster]. De deurwaarder stelde de beslagvrije voet vast op € 681,-, maar [verzoekster] verzocht om verhoging van deze voet met € 352,- per maand, vanwege hoge woonlasten en medische kosten. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, maar heeft wel de beslagvrije voet per 1 januari 2021 vastgesteld met inachtneming van een bedrag voor recreatieruimte.

In hoger beroep heeft [verzoekster] opnieuw verzocht om verhoging van de beslagvrije voet, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van kennelijk onevenredige hardheid, zoals bedoeld in artikel 475fa Rv. Het hof benadrukte dat de hardheidsclausule alleen van toepassing is in zeer uitzonderlijke situaties en dat de door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd. De woonlasten en medische kosten werden niet als uitzonderlijk beschouwd, en het hof concludeerde dat het handhaven van de huidige beslagvrije voet niet leidde tot een noodtoestand voor [verzoekster].

Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en bepaalde dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en vond plaats op 19 juli 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.304.988
zaaknummer rechtbank 9245140
beschikking van 19 juli 2022
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als verzoekster,
hierna te noemen [verzoekster] ,
vertegenwoordigd door mr. A.J. Welvering,
tegen:

1.1. Stichting Gelre Ziekenhuizen,die is gevestigd in Apeldoorn,2. Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. (LAVG),die is gevestigd in Groningen,

en bij de kantonrechter optraden als verweerders,
hierna samen Gelre Ziekenhuizen c.s. te noemen en ieder afzonderlijk Gelre Ziekenhuizen en de deurwaarder,
vertegenwoordigd door mr. W. Dwars.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[verzoekster] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 12 oktober 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift, met producties,
- het verweerschrift, met producties.
1.2.
Op 18 mei 2022 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden.

2.2. De kern van de zaak

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Op verzoek van Gelre Ziekenhuizen heeft de deurwaarder beslag gelegd op de AOW-uitkering van [verzoekster] . In de brief van 7 mei 2021 heeft de deurwaarder [verzoekster] meegedeeld dat de nieuwe beslagvrije voet € 681,- bedraagt. Op
12 mei 2021 heeft [verzoekster] de deurwaarder verzocht om, met een beroep op de hardheidsclausule, de beslagvrije voet te verhogen. De deurwaarder heeft [verzoekster] op 19 mei 2021 bericht dat zij bij de kantonrechter een verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet kan indienen.
De procedure bij de rechtbank2.2. [verzoekster] heeft vervolgens de kantonrechter – kort samengevat – verzocht om de beslagvrije voet met € 352,- per maand te verhogen (bestaande uit € 162,- voor hoge niet vermijdbare woonlasten, € 100,- voor bijzondere en omvangrijke medische kosten en € 90,- in verband met de ten onrechte verlaagde bijstandsnorm ingevolge de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, hierna: Wet bvv). Ook heeft [verzoekster] verzocht een voorlopige voorziening te treffen om de beslagvrije voet te verhogen met € 100,- per maand. Verder heeft [verzoekster] verzocht om Gelre Ziekenhuizen te veroordelen tot het terugbetalen van de te veel ontvangen bedragen aan de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) en Gelre Ziekenhuizen c.s. te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
De kantonrechter heeft Gelre Ziekenhuizen c.s. veroordeeld om de beslagvrije voet per 1 januari 2021 vast te stellen met inachtneming van een bedrag van € 12,- voor de recreatieruimte (voor zover deze daarmee hoger uitkomt) en heeft voor het overige het verzoek van [verzoekster] afgewezen. De proceskosten heeft de kantonrechter gecompenseerd.

3.Het oordeel van het hof

De procedure bij het hof
3.1.
[verzoekster] is tegen de uitspraak van de kantonrechter in hoger beroep gekomen. Primair heeft zij verzocht de beslagvrije voet per 1 januari 2021 te verhogen met een bedrag van € 95,54 netto. Subsidiair heeft [verzoekster] verzocht de beslagvrije voet vast te stellen met inachtneming van een (gefixeerd) bedrag van € 48,- aan servicekosten. Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat tussen partijen het subsidiair verzochte niet meer in geschil is, omdat de kantonrechter al dienovereenkomstig heeft beslist en de deurwaarder daarop de beslagvrije voet heeft aangepast.
Toetsingskader3.2. Per 1 januari 2021 is de Wet bvv in werking getreden. Sindsdien volgt uit artikel 475da Rv e.v. hoe de beslagvrije voet moet worden berekend. Artikel 475fa Rv bepaalt dat indien toepassing van artikelen 475da tot en met 475e Rv leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid, als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet, de kantonrechter op verzoek van de geëxecuteerde de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn kan verhogen. Uit de memorie van toelichting bij de Wet bvv volgt dat bij een beroep door een schuldenaar op de hardheidsclausule gedacht kan worden aan uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten, die de schuldenaar niet op andere wijze vergoed kan krijgen. Het beroep op de hardheidsclausule is beperkt tot zeer uitzonderlijke, individuele situaties en is niet bedoeld als standaardcompensatie voor groepen mensen die niet uitkomen met de beslagvrije voet. [1] De beslagvrije voet kan van dien aard zijn dat een schuldenaar die te maken heeft met uitzonderlijk hoge en niet (deels) via andere wegen te verlagen kosten onder het bestaansminimum komt. In dat geval getuigt het onverkort vasthouden aan de beslagvrije voet van een kennelijk onevenredige hardheid en kan de rechter besluiten de beslagvrije voet te verhogen. [2] Het verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule moet in volle omvang getoetst worden, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval.
Het verzoek om de beslagvrije voet te verhogen wordt afgewezen.
3.3.
Het hof zal het verzoek om de beslagvrije voet te verhogen afwijzen en zal in deze uitspraak uitleggen hoe het tot dat oordeel komt.
3.4.
Het verzoek van [verzoekster] ziet op de verhoging van de beslagvrije voet die is vastgesteld op € 681,-. [verzoekster] heeft aangevoerd dat met het hanteren van de nieuwe beslagvrije voet op haar AOW-pensioen van € 863,66 bruto per maand een bedrag van € 188,83 (inclusief vakantiegeld) netto per maand wordt geïncasseerd. Op grond van de oude wetgeving werd € 93,29 ingehouden. Door de nieuwe wetgeving gaat [verzoekster] er netto € 95,54 (€ 188,83 - € 93,29) per maand op achteruit. Gelre Ziekenhuizen c.s. heeft aangegeven dat naar aanleiding van de beschikking van de kantonrechter van
12 oktober 2021 de beslagvrije voet per december 2021 is verhoogd naar € 722,- per maand. Concreet gaat het in hoger beroep daarom nog om een verhoging van € 54,54 per maand.
3.5.
[verzoekster] heeft gesteld dat het toepassen van de (lagere) gewone bijstandsnorm en niet de bijstandsnorm voor AOW-gerechtigden tot een onevenredig hardheid leidt. Daarnaast heeft zij gesteld dat zij bijzondere en omvangrijke medische kosten (circa € 100,- tot € 150,- per maand) en hoge niet-vermijdbare woonlasten (waaronder de huursom van € 951,95 per maand) heeft. Met die omstandigheden is geen rekening gehouden bij het bepalen van de beslagvrije voet, waardoor de beslagvrije voet volgens [verzoekster] moet worden verhoogd. Het algemene betoog van [verzoekster] dat de beslagvrije voet moet worden aangepast, omdat zij er als pensioengerechtigde op achteruitgaat, volgt het hof niet. Zoals uit de memorie van toelichting bij de Wet bvv blijkt, is er bewust voor gekozen om in het nieuwe systeem bij de berekening van de beslagvrije voet geen onderscheid te maken in leeftijdscategorieën. Bovendien is het beroep op de hardheidsclausule niet bedoeld als standaardcompensatie voor groepen mensen die niet uitkomen met de beslagvrije voet. Het beroep van [verzoekster] op de uitspraak van de rechtbank Overijssel, locatie Enschede, van 29 november 2021 maakt het oordeel van het hof, gelet op de voornoemde toelichting bij de Wet bvv, niet anders. [3]
3.6.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de woonlasten, waaronder ook de stijging van kosten voor gas, water en licht, en de medische kosten niet tot gevolg hebben dat sprake is van een kennelijke onevenredige hardheid. Het moet gaan om uitzonderlijke noodzakelijke kosten, waarbij de toepassing van de hardheidsclausule is beperkt tot zeer uitzonderlijke, individuele situaties. [verzoekster] heeft onvoldoende onderbouwd waarom daar in haar geval sprake van is. Ten aanzien van de woonlasten geeft artikel 475da lid 5 Rv de mogelijkheid om te verzoeken om de beslagvrije voet te verhogen. Dit verzoek is door de kantonrechter bij beschikking van 9 februari 2022 afgewezen. Van overige woonlasten die een verhoging van de beslagvrije voet rechtvaardigen is niet gebleken. Daar komt bij dat niet is gebleken dat [verzoekster] deze woonlasten niet kan voldoen. Ook de hogere kosten van gas, water en licht zijn geen kosten die zeer uitzonderlijk zijn en daarom toepassing van artikel 475fa Rv rechtvaardigen. Wat betreft de medische kosten van € 100,- à € 150,- per maand heeft [verzoekster] onvoldoende toegelicht dat zij deze kosten, die onder meer bestaan uit ergotherapie van € 56,50 per behandeling, niet op andere wijze vergoed kan krijgen (bijvoorbeeld door middel van een aanvullende verzekering). Dit heeft zij wel gesteld, maar is niet uit de door haar overgelegde informatie gebleken. Bovendien zijn de kosten niet dusdanig hoog dat van een zeer uitzonderlijke situatie kan worden gesproken.
3.7.
Ook overigens is niet gebleken dat het handhaven van de huidige beslagvrije voet tot een noodtoestand voor [verzoekster] leidt of dat zij onder het bestaansminimum komt. De door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden afzonderlijk, maar ook in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen daarom niet een beroep op de hardheidsclausule. Het hof beseft dat de woonlasten en medische kosten van invloed zijn op het bedrag dat [verzoekster] per maand te besteden heeft, maar oordeelt dat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie waardoor de hardheidclausule moet worden toegepast. Dit betekent dat het primair verzochte niet kan worden toegewezen. Nu over het subsidiair verzochte tussen partijen geen geschil meer bestaat, heeft [verzoekster] geen belang meer bij haar subsidiaire verzoek.
De conclusie
3.8.
Het hoger beroep slaagt niet. Hoewel [verzoekster] in het ongelijk wordt gesteld, bepaalt het hof dat vanwege de aard van de zaak elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten).

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
12 oktober 2021;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.S.A van Dam, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2022.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2016/17, 34628, nr. 3, onder 4.4.
2.Kamerstukken II 2016/17, 34628, nr. 3, artikelsgewijs onderdeel J (artikel 475fa).
3.Rb Overijssel 29 november 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:4580.