ECLI:NL:RBMNE:2023:7668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
C/16/556454
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de voornaam en het geslacht van een minderjarige op verzoek van de gezaghebbende ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de ouders van een minderjarige om de voornaam en het geslacht van hun kind te wijzigen. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. K.S.M. Smienk, hebben verzocht om de geboorteakte van hun kind, dat geboren is als jongen, aan te passen naar een vrouwelijke geslachtsaanduiding en de voornaam te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over het kind hebben en dat het kind, dat zich al vanaf jonge leeftijd identificeert als meisje, een zwaarwegend belang heeft bij deze wijziging.

De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift dat op 1 mei 2023 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2023 waren de ouders en hun advocaat aanwezig, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand was niet vertegenwoordigd. De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met het kind gesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige wetgeving in beginsel een wijziging van de geslachtsregistratie pas toestaat voor personen van zestien jaar en ouder, maar dat er maatschappelijke en juridische ontwikkelingen zijn die deze situatie kunnen beïnvloeden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van de ouders kan worden toegewezen, omdat het kind voldoende heeft onderbouwd dat de huidige geslachtsregistratie niet overeenkomt met haar genderidentiteit. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de geboorteakte aan te passen, zodat het geslacht van het kind als vrouwelijk wordt geregistreerd en de voornaam wordt gewijzigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/556454 / FO RK 23-556 (wijziging geslacht en voornaam minderjarige)
Beschikking van 13 juli 2023
in de zaak van
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
en
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk,
als wettelijk vertegenwoordigers van het kind:
[minderjarige],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
met als belanghebbende:
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
van de gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de ABS.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de ouders, binnengekomen op 1 mei 2023;
  • de brief van de ABS van 19 juni 2023;
  • het e-mailbericht met bijlagen van de ouders van 29 juni 2023.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling gehouden op 29 juni 2023. Hierbij waren de ouders en hun advocaat aanwezig. Namens de gemeente [gemeente] is niemand verschenen. De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met de minderjarige [minderjarige] gesproken.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Het minderjarige kind van de ouders is:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
2.2.
Van de geboorte van [minderjarige] is op [datum] 2011 door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] een geboorteakte opgemaakt met nummer [nummer] .
2.3.
Op de geboorteakte staat vermeld dat [minderjarige] van het M (mannelijk) geslacht is.
2.4.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
2.5.
De ouders en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.6.
De ouders hebben samen nog twee jongere kinderen.
2.7.
De ouders verzoeken de rechtbank:
  • de ABS te gelasten om de geboorteakte van [minderjarige] te verbeteren in die zin dat een latere vermelding wordt toegevoegd waarbij bij het geslacht wordt opgenomen ‘F (vrouwelijk)’;
  • de voornaam van het kind te wijzigen in:
2.8.
De ABS refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

3.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.1.
Omdat de geboorteakte van [minderjarige] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] , is in beginsel de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven bevoegd om te oordelen over de verzoeken. [1] De ouders hebben echter schriftelijk verklaard dat zij er geen bezwaar tegen hebben dat het verzoekschrift wordt behandeld door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Om die reden zal deze rechtbank de zaak alsnog beoordelen en niet verwijzen naar de rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven. [2]
3.2.
Op de verzoeken is Nederlands recht van toepassing omdat de ouders en [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hebben.
Voornaamswijziging
3.3.
De rechtbank wijst het verzoek toe en zal opdracht geven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om de voornaam van het kind dat geboren is als ‘ [minderjarige] ’ te wijzigen in ‘ [minderjarige] ’. De ouders hebben namelijk voldoende duidelijk gemaakt dat het kind een zwaarwegend belang heeft bij de voornaamswijziging. Daarnaast is de gevraagde voornaam niet ongepast en geen geslachtsnaam. [3]
3.4.
Zodra deze beslissing onherroepelijk is, zal de ambtenaar van de burgerlijke stand de geboorteakte aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte).
Wijziging geslacht op de geboorteakte
Conclusie
3.5.
De rechtbank wijst het verzoek toe en zal de ambtenaar van de burgerlijke stand gelasten om de geboorteakte van [minderjarige] aan te passen, in die zin dat het geslacht ‘vrouwelijk’ zal zijn. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Wettelijk kader
3.6.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of het mogelijk is om een vrouwelijke geslachtsidentiteit op te nemen in de geboorteakte van [minderjarige] omdat [minderjarige] de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan is vermeld in de akte van geboorte. De huidige wetgeving laat een dergelijke aanpassing van de geboorteakte pas toe bij iemand van zestien jaar en ouder. [4]
3.7.
De maatschappelijke opvattingen over dit onderwerp zijn echter de laatste jaren sterk in ontwikkeling en dit leidt ook tot ontwikkelingen in de wetgeving. Uit een publicatie van 11 april 2019, blijkt dat Minister Dekker van Justitie en Veiligheid de leeftijdsbepaling van zestien jaar belemmerend acht. Hij heeft op 10 april 2019 aan de Tweede Kamer bericht dat het ook mogelijk moet worden voor jongeren onder de zestien jaar via een verzoek aan de rechter te komen tot een wijziging van de geslachtsregistratie indien dit in het belang van de minderjarige is. Op 4 mei 2021 is een wetsvoorstel gepubliceerd (vergaderjaar 2020-2021, kamerstuk 35825, nr. 2), waarin wordt voorgesteld om het voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk te maken om hun geslachtsregistratie te wijzigen via een verzoek aan de rechtbank. In de voorgestelde procedure kan het kind, vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger, aangeven waarom het een wijziging van zijn geslachtsregistratie verzoekt. Met deze wijziging zou ook de noodzaak van een deskundigenverklaring vervallen.
Het wetsvoorstel is momenteel nog in behandeling bij de Tweede Kamer. Het gewijzigd amendement, gepubliceerd op 18-3-2022, vergaderjaar 2021-2022, kamerstuk 35825, nr. 12, voorziet in een wijziging waardoor het ook voor personen jonger dan zestien jaar mogelijk wordt om zonder tussenkomst van de rechter de geslachtsregistratie te wijzigen.
3.8.
De rechtbank stelt vast dat het nog onduidelijk is hoe het wetgevingsproces zal verlopen en hoelang het zal duren voordat er een aangepaste wet op dit gebied in werking treedt. De rechtbank overweegt dat zolang er geen wetgeving is, in deze concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval zal moeten worden beslist. De rechtbank sluit zich op dit punt aan bij de lijn van het arrest van de Hoge Raad in genderneutrale zaken. [5]
De zaak van [minderjarige]
3.9.
De rechtbank vindt dat [minderjarige] en haar ouders voldoende hebben onderbouwd dat de vermelding van het mannelijk geslacht op de geboorteakte van [minderjarige] (en daarmee ook op haar identiteitskaart) niet in overeenstemming is met de innerlijke genderbeleving van [minderjarige] . Uit de stukken, het gesprek met [minderjarige] en wat er verder op de zitting is besproken, volgt dat [minderjarige] zich al vanaf jonge leeftijd niet een jongetje voelt. Sinds [minderjarige] zich kan uiten heeft zij meisjesvoorkeuren. Toen [minderjarige] vijf jaar oud was hebben de ouders haar aangemeld bij het genderteam van het VUMC in Amsterdam en sinds de kleuterklas gaat [minderjarige] als meisje naar school. Inmiddels is [minderjarige] begonnen met puberteitsremmers. [minderjarige] identificeert zich al lang als een meisje en inmiddels heeft zij de sterke wens om ook officieel als meisje door het leven te gaan. De ouders ondersteunen deze wens volledig en zijn er duurzaam van overtuigd dat [minderjarige] tot het vrouwelijke geslacht behoort.
3.10.
De overtuiging van [minderjarige] tot een ander geslacht te behoren dan in de akte van geboorte is vermeld, is naar het oordeel van de rechtbank gezien de stukken en het gesprek op de zitting, weloverwogen en bestendig. Daarbij acht de rechtbank [minderjarige] , ondanks haar jonge leeftijd, zelf in staat om de consequenties van het verzoek te overzien. De ouders en [minderjarige] hebben voldoende toegelicht dat [minderjarige] een zwaarwegend belang heeft om zich te kunnen presenteren naar de buitenwereld als meisje. [minderjarige] gaat bijvoorbeeld vanaf september naar de middelbare school en zal met school volgend jaar ook naar het buitenland gaan. [minderjarige] heeft last van de gedachte dat zij dan haar ID-kaart zal moeten laten zien en dat er dan een ‘mannelijk’ geslacht op zal staan, terwijl zij zich naar de buitenwereld presenteert als meisje.
3.11.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] om nu al tot een wijziging van de vermelding van het geslacht over te gaan. Hierdoor wordt ook uitvoering gegeven aan de uit artikel 8 EVRM voortvloeiende positieve verplichting de geslachtsaanduiding in de geboorteakte aan te passen aan het geslacht waartoe iemand volgens diens vaste overtuiging behoort. De rechtbank is daarom van oordeel dat het verzoek van de ouders als wettelijke vertegenwoordigers van [minderjarige] kan worden toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.12.
Voor zover er is verzocht om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal de rechtbank dit afwijzen. De ABS kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding bij de geboorteakte op te maken) wanneer de beslissing onherroepelijk is.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] om aan de akte van geboorte met nummer [nummer] van het jaar 2011 de latere vermelding toe te voegen van de wijziging van:
  • de voornaam in ‘ [minderjarige] ’;
  • het geslacht, in die zin dat wordt vermeld dat het kind van het (F) vrouwelijk geslacht is.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.C. Oostendorp, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 263 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 270 lid 1 Rv
3.Artikel 1:4 lid 4 jo. lid 2 van het Burgerlijk Wetboek
4.Artikel 1:28 a lid 1 BW
5.Hoge Raad 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336