ECLI:NL:RBMNE:2023:7628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
UTR 22/5254
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inhouding bronheffing en aflossing vordering op bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde R. Heijdenrijk, en het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder. Eiseres ontving samen met haar bijstandspartner een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden. In de uitkeringsspecificatie van augustus 2022 werd een bronheffing CVZ van € 152,20 en een aflossing van een vordering van € 73,71 ingehouden op hun gezamenlijke bijstandsuitkering. Eiseres maakte bezwaar tegen deze inhoudingen, maar verweerder verklaarde het bezwaar tegen de bronheffing niet-ontvankelijk en het bezwaar tegen de aflossing ongegrond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar partner beiden 50% van de bijstandsuitkering ontvangen en dat de inhoudingen op de gezamenlijke uitkering betrekking hebben. Eiseres betoogde dat de bronheffing enkel op haar partner betrekking had en dat de vordering van € 73,71 niet op haar van toepassing was. De rechtbank oordeelde echter dat de inhoudingen rechtmatig waren, omdat de bijstandsnorm voor gehuwden van toepassing is en de gezamenlijke bijstand van invloed is op de uitkering van beide partners. De rechtbank benadrukte dat eiseres geen zelfstandig subject van bijstand is en dat de vorderingen en inhoudingen op de gezamenlijke bijstandsuitkering moeten worden toegepast.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5254

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde en tevens bewindvoerder: R. Heijdenrijk ),
en

Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder

(gemachtigde: mr. W.M.M. Janssen).

Procesverloop

Met de uitkeringsspecificatie van 25 augustus 2022 heeft verweerder aan eiseres en haar bijstandspartner [partner] ( [partner] ) inzicht verstrekt in de vaststelling van het uitkeringsbedrag dat aan hen wordt uitbetaald. Daaruit blijkt dat een bronheffing CVZ van
€ 152,20 en een aflossing vordering van € 73,71 op hun gezamenlijke bijstandsuitkering is ingehouden.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding van de bronheffing CVZ en de aflossing van de vordering op haar deel van de uitkering.
In het besluit van 10 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de inhouding van de bronheffing CVZ niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar tegen de inhouding aflossing vordering van € 73,71 heeft verweerder ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2023. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Uitkering naar de norm van gehuwden
1. Eiseres en [partner] ontvangen een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden. Beiden krijgen ieder afzonderlijk maandelijks 50% van de uitkering uitgekeerd. Vanaf juni 2022 wordt maandelijks de bestuursrechtelijke premie van de ziektekostenverzekering van [partner] (bronheffing CVZ) tot een bedrag van € 152,50 ingehouden op de gezamenlijke uitkering. Deze inhouding is met ingang van oktober 2022 gestopt. In augustus 2022 heeft verweerder een vordering van € 73,71 verrekend met de gezamenlijk bijstandsuitkering van de maand augustus.
2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van de maand augustus 2022. Volgens eiseres heeft de bronheffing CVZ betrekking op [partner] en niet op haar. Eiseres betaalt namelijk haar eigen ziektekostenpremie. Ook de vordering van € 73,71 heeft volgens eiseres geen betrekking op haar.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de inhouding bronheffing CVZ op haar aandeel van de bijstandsuitkering niet-ontvankelijk verklaard omdat de bronheffing CVZ al vanaf juni 2022 werd ingehouden. Tegen de salarisspecificatie van augustus 2022 kan geen bezwaar worden gemaakt omdat dit slechts een herhaling betreft van die van juni 2022 en geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven roept.
4. Met betrekking tot de aflossing van € 73,71 heeft verweerder gesteld dat die vordering alleen in de maand augustus 2022 plaatsvond, waardoor dat bezwaar wel ontvankelijk is. Verweerder heeft dat bezwaar ongegrond verklaard. Volgens verweerder kan eiseres niet worden aangemerkt als een zelfstandig subject van bijstand, omdat zij bijstand naar de gehuwdennorm ontvangt. Dat betekent dat op de gezamenlijke bijstand eventuele inkomsten en vorderingen ingehouden worden. Om die reden kunnen inkomsten of vorderingen die feitelijk slechts op een van de bijstandspartners betrekking hebben niet slechts in mindering worden gebracht op het aandeel van de bijstandsuitkering van de betreffende bijstandspartner. Deze bedragen worden in mindering gebracht op de gezamenlijke gezinsbijstand.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat op eiseres de bijstandsnorm voor gehuwden van toepassing is. Evenmin is in geschil dat eventuele inkomsten en eventueel vermogen van een van de bijstandspartners van invloed is op de gezamenlijke bijstand. Volgens eiseres is het echter in strijd met de Pw om ook vorderingen, bronheffingenen, beslag en verrekeningen in te houden op de bijstand van de bijstandspartner op wie de inhouding geen betrekking heeft. Eiseres en [partner] ontvangen ieder apart 50% van de uitkering en volgens eiseres moet een eventuele vordering of beslag gesplitst worden. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de uitkeringsspecificaties zeer onduidelijk en moeilijk te begrijpen zijn. In het geval van eisers staat de uitkeringsspecificatie alleen op naam van [partner] als hoofdaanvrager en staat er maar één bankrekening bij vermeld voor de gehele uitkering. Dit terwijl eiseres en [partner] ieder de helft van de uitkering ontvangen. Op de bankrekening staat dus een heel ander bedrag vermeld dan op de uitkeringsspecificatie.
6. Op grond van artikel 11, vierde lid, van de Pw komt het recht op bijstand de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft. Dat betekent dat eiseres geen zelfstandig subject van bijstand is. Daarom is verweerder niet bevoegd om de bijstand voor eiseres apart vast te stellen door alleen rekening te houden met eventuele vorderingen die op haar betrekking hebben en deze vorderingen volledig ten laste te brengen op de bijstand van haar bijstandspartner. Op grond van artikel 45, vierde lid, van de Pw is verweerder wel bevoegd om de algemene gezinsbijstand aan ieder van de rechthebbende bijstandpartners voor de helft uit te betalen dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel. De wijze waarop de bijstandsuitkering van eisers wordt uitbetaald – gesplitst aan beiden of volledig aan [partner] of eiseres – laat echter onverlet dat eiseres en [partner] beiden als rechthebbenden voor de bijstandsuitkering moeten worden aangemerkt en hun schulden van invloed zijn op hun gezamenlijke uitkering. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat eiseres hierdoor financieel wordt geschaad. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting verklaard dat [partner] vorderingen die op hem van toepassing zijn en ten laste worden gelegd op het aandeel van de uitkering van eiseres door hem aan haar terugbetaald worden. Met betrekking tot de onduidelijkheid van de salarisspecificaties heeft verweerder zich ter zitting bereid verklaard ervoor te zorgen dat aparte uitkeringsspecificaties worden verstrekt aan eiseres en [partner] .
7. Het betoog van eiseres dat verweerder de vordering bronheffing CVZ van € 152,20 ten onrechte op haar uitkering heeft ingehouden omdat deze vordering uitsluitend betrekking heeft op [partner] slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak [1] kan de rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen uitkering is beslist, niet bij elke betaling opnieuw aan de orde worden gesteld als er in de periodieke betaling geen wijziging optreedt. Dan is in het algemeen slechts sprake van een herhaling van de eerder genomen beslissing. Zo’n herhaling is niet gericht op enig rechtsgevolg dat niet reeds door de oorspronkelijke beslissing tot stand was gebracht en kan om die reden niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de vordering bronheffing CVZ van € 152,20 in augustus 2022 terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat die vordering slechts een herhaling betreft van die van juni 2022 en geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven roept.
8. Het betoog van eiseres dat verweerder de vordering van € 73,71 ten onrechte op haar uitkering heeft ingehouden slaagt reeds niet omdat door eiseres niet is betwist dat deze vordering volledig op haar van toepassing is en betrekking heeft op een eenmalig door haar te betalen boete.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van drs. S.S. Mazaheri, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 13 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1710.