Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
2.De standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
[betrokkene]geboren op [1931] in [geboorteplaats] ;
tot en met 13 oktober 2025.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2023 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een betrokkene die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1931, zich verzet tegen haar opname en verblijf, maar dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.
Het procesverloop begon met een verzoekschrift dat op 16 november 2023 bij de rechtbank is ingediend, na een eerdere machtiging die op 13 oktober 2023 afliep. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 7 december 2023 gehouden, waarbij de betrokkene en de teamleider van de afdeling zijn gehoord. De advocaat van de betrokkene heeft geen verweer gevoerd tegen de stoornis en het ernstig nadeel, maar heeft wel verzocht om een kortere termijn van zes maanden in plaats van de gevraagde twee jaar.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene leidt tot ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en verwaarlozing. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Gezien de omstandigheden en de noodzaak van de zorg, heeft de rechtbank besloten om de opvolgende machtiging te verlenen tot 13 oktober 2025, rekening houdend met de geldigheidsduur van de voorgaande machtiging. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.