ECLI:NL:RBMNE:2023:7580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
C/16/565800 / FV RK 23-2818
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging voor zorg op basis van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2023 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twee jaar, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een betrokkene die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1931, zich verzet tegen haar opname en verblijf, maar dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.

Het procesverloop begon met een verzoekschrift dat op 16 november 2023 bij de rechtbank is ingediend, na een eerdere machtiging die op 13 oktober 2023 afliep. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 7 december 2023 gehouden, waarbij de betrokkene en de teamleider van de afdeling zijn gehoord. De advocaat van de betrokkene heeft geen verweer gevoerd tegen de stoornis en het ernstig nadeel, maar heeft wel verzocht om een kortere termijn van zes maanden in plaats van de gevraagde twee jaar.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene leidt tot ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en verwaarlozing. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Gezien de omstandigheden en de noodzaak van de zorg, heeft de rechtbank besloten om de opvolgende machtiging te verlenen tot 13 oktober 2025, rekening houdend met de geldigheidsduur van de voorgaande machtiging. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht, locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/565800 / FV RK 23-2818
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 7 december 2023naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [1931] in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. E.A.C. Sandberg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift binnengekomen bij de rechtbank op 16 november 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van de rechterlijke machtiging van 4 oktober 2023;
- het indicatiebesluit van 22 november 2022;
- de medische verklaring van 10 november 2023;
- de verklaring van de zorgaanbieder van 16 november 2023;
- het zorgplan van 14 april 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 december 2023 in [woonplaats] in de accommodatie waar betrokkene verblijft.
1.3.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de teamleider van de afdeling, [A] .

2.De standpunten

2.1.
Betrokkene heeft verklaard dat de opname en het verblijf haar niet bevallen omdat ze al haar vrijheid kwijt is. Ze wil liever dood, dan is ze er vanaf. De advocaat heeft zich niet verweerd tegen de stoornis en het ernstig nadeel zoals beschreven in het verzoekschrift. Ten aanzien van de termijn verzoekt hij om een rechterlijke machtiging voor slechts zes maanden. Hij leest in het arrest van 12 februari 2021 wat aangehaald wordt in het verzoekschrift een termijnoverschrijding van slechts enkele dagen terwijl er ten aanzien van betrokkene een termijnoverschrijding is van vierendertig dagen. Hij vindt dat verlening van een rechterlijke machtiging voor twee jaar op gespannen voet staat met het principe van rechtsbescherming. Daarnaast vindt hij dat niet zomaar aangenomen kan worden dat een zitting belastend is voor elke betrokkene.
2.2.
De teamleider heeft verklaard dat een rechterlijke machtiging noodzakelijk is. Betrokkene verzet zich duidelijk tegen het verblijf waardoor het niet mogelijk is gebleken om voor betrokkene een machtiging in het kader van artikel 21 Wzd aan te vragen. Verder heeft zij opgemerkt dat gekeken wordt naar meer (welzijns-)activiteiten voor betrokkene omdat ze zwaar onderprikkeld is.

3.De beoordeling

De stoornis en het ernstig nadeel
3.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening.
3.2.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, acute maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Verplichte zorg is noodzakelijk
3.3.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
3.4.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf. Zo heeft betrokkene meermaals en op verschillende momenten aangegeven dat ze niet opgenomen wil zijn.
De termijn
3.5.
Op 13 april 2023 is door de rechtbank een machtiging opname en verblijf verleend tot en met 13 oktober 2023. Het verzoekschrift is binnengekomen op 16 november 2023 en de beslissing is genomen op 7 december 2023. De rechtbank heeft het verzoek daarmee binnen de termijn van drie weken afgedaan (artikel 39 lid 1 Wzd).
3.6.
In artikel 39 lid 5 Wzd is opgenomen dat de rechter een opvolgende rechterlijke machtiging kan verlenen voor een betrokkene die al op grond van een rechterlijke machtiging in een accommodatie verblijft. In het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:227) is opgenomen dat in de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 39 Wzd geen aanwijzingen te vinden zijn dat de wetgever verlening van een opvolgende machtiging als bedoeld in artikel 39 lid 5 Wzd heeft willen uitsluiten voor een geval waarin het daartoe strekkende verzoek na afloop van de geldigheidsduur van de voorgaande machtiging is ingediend, maar betrokkene nog in de accommodatie verblijft. Aan de periode tussen de expiratiedatum van de rechterlijke machtiging en het indienen van het verzoek is geen maximale termijn gekoppeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om dit verzoek te beoordelen als een eerste rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden. De rechtbank benoemt hierbij ook dat er geen twijfel bestaat over de stoornis van betrokkene en dat vaststaat dat het een progressief ziektebeeld is.
3.7.
In hetzelfde arrest van de Hoge Raad is benoemd dat de rechtbank de rechterlijke machtiging moet verlenen, gerekend vanaf de datum waarop de voorgaande machtiging verstreek. Omdat de rechterlijke machtiging verliep op 13 oktober 2023, verleent de rechtbank voor betrokkene een opvolgende machtiging tot 13 oktober 2025.

4.De beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[betrokkene]geboren op [1931] in [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt
tot en met 13 oktober 2025.
Deze beschikking is op 7 december 2023 mondeling gegeven door mr. J.P.M. Schwillens, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door mr. L.N. van Oostveen als griffier en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 19 december 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.