ECLI:NL:RBMNE:2023:7527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/2836 en 23/2909
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot oplegging van een huisverbod en de belangenafweging van de burgemeester

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Huizen om een huisverbod op te leggen aan eiseres behandeld. Het huisverbod, dat op 25 juni 2023 inging, was bedoeld om de veiligheid van de betrokkenen te waarborgen. Eiseres en eiser stelden dat de dreiging vooral van eiser uitging en niet van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres en haar kind bij de beslissing om het huisverbod aan eiseres op te leggen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) en vernietigt het besluit. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.690,56 toegewezen, terwijl de burgemeester ook de proceskosten van eiser moet vergoeden. De rechtbank benadrukt dat het opleggen van een huisverbod een ingrijpende maatregel is die zorgvuldig moet worden overwogen, vooral met betrekking tot de belangen van kinderen en slachtoffers van huiselijk geweld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/2836 en 23/2909
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen
Zaak UTR 23/2836

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.D. Regter),
en

de burgemeester van de gemeente Huizen

(gemachtigde: mr. G.E. Caarls).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [eiser] , uit [woonplaats]
Zaak UTR 23/2909

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Huizen

(gemachtigde: mr. G.E. Caarls).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [eiseres] , uit [woonplaats]
Voor de leesbaarheid van deze uitspraak wordt er gebruik gemaakt van de termen “eiseres” en “eiser”, tezamen genoemd “eisers”.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eisers tegen het besluit van 25 juni 2023 van de burgemeester om een huisverbod als bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) aan eiseres op te leggen. Dit tijdelijk huisverbod is ingegaan op 25 juni 2023 om 01:00, voor een periode van tien dagen, tot 5 juli 2023 om 01:00 en heeft betrekking op de woning aan de [adres] in [woonplaats] .
De rechtbank heeft de beroepen van eisers tegen het bestreden besluit op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de burgemeester en eiser.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 25 juni 2023;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.690,56 (€ 1.674,- + 16,56) aan proceskosten aan eiseres;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 16,56 aan proceskosten aan eiser.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met diegene in de woning wonen of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. [1]
4. Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen. De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
5. Het opleggen van een huisverbod is een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van alle betrokkenen. De bevoegdheid om zo’n huisverbod op te leggen, is daarom beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, of ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid nodig is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden zo ernstig zijn, dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester om vervolgens van die bevoegdheid gebruik te maken verder door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [2]
6. De rechtbank is het met de burgemeester eens dat er naar aanleiding van het incident op 24 juni 2023 en de informatie uit het RiHG een ernstig gevaar of op zijn minst een vermoeden daarvan was voor de veiligheid van eiseres. En ook voor de veiligheid van de zoon van eiseres. Eisers stellen dat er tijdens de ruzies en ook tijdens het incident van 24 juni 2023 geen gevaar heeft bestaan voor de zevenjarige zoon van eiseres. Uit de rapportages blijkt dat de fysieke veiligheid van de zoon van eiseres niet in gevaar is. Tussen eiser en eiseres is er vaak heftige ruzie, soms met geweld. Eiseres heeft daarover verklaard dat zij het vervelend vindt dat haar zoon meekrijgt wat er om hem heen zich allemaal afspeelt. De rechtbank benadrukt dat kinderen spanning voelen in een huishouden waar vaak ruzie is en dat de burgemeester daarom ten minste het vermoeden kon hebben dat de psychische veiligheid van het kind gevaar liep. De burgemeester heeft daarom terecht besloten dat een tijdelijk huisverbod nodig is om partijen een time-out te geven.
7. Vervolgens komt dan de vraag aan de orde of het tijdelijk huisverbod aan eiseres kon worden opgelegd.
8. Gelet op de tekst van artikel 2, eerste lid, van de Wth en op de totstandkomingsgeschiedenis van die wet, is de hoofdregel dat het huisverbod wordt opgelegd aan degene van wie de dreiging uitgaat. Diegene dient de woning dan ook tijdelijk te verlaten. Alleen als het opleggen van het huisverbod voor die persoon onevenredig bezwarend is, wordt hier van afgeweken. [3]
9. De rechtbank vindt - net als eiser zelf - dat uit het dossier blijkt dat de dreiging in de nacht van 24 juni 2023 vooral uitging van eiser en niet van eiseres. In het RiHG wordt eiseres aangemerkt als slachtoffer en uit het proces-verbaal van de situatie ter plaatse volgt dat eiser is aangehouden als verdachte van mishandeling. Gelet op de hoofdregel, had het huisverbod dan ook aan eiser moeten worden opgelegd. Dat het opleggen van het huisverbod aan eiser onevenredig bezwarend is, is door de burgemeester onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet dat de burgemeester voornamelijk praktisch heeft gekeken naar de situatie en daarbij de belangen van het kind onvoldoende heeft betrokken. In het RiHG en de andere stukken ziet de rechtbank ook niet dat bij de voorbereiding van het huisverbod daar onderzoek naar is gedaan. Eiseres staat ingeschreven op het adres van de woning en vanwege co-ouderschap verbleef haar zoon iedere week 3 á 4 dagen in de woning. Door het tijdelijke huisverbod aan eiseres op te leggen, kon haar zoon niet meer in zijn vertrouwde omgeving zijn. Daarnaast heeft eiseres als extra belang aangevoerd dat nagenoeg alle spullen in de woning van haar zijn. Ook zou het logisch zijn dat een (mogelijk) slachtoffer van huiselijk geweld in de woning mag blijven in plaats van dat zij degene is die een huisverbod krijgt. De omstandigheid dat eiseres bij haar moeder terecht kon, is dan ook niet doorslaggevend. De burgemeester heeft de belangen van eiseres en haar zoon onvoldoende kenbaar betrokken bij zijn beslissing om het huisverbod aan eiseres en niet aan eiser op te leggen.

Conclusie en gevolgen

10. Voorgaande maakt dat het bestreden besluit in strijd is met artikel met artikel 2, eerste lid, van de Wth en het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep is dan ook gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten voor de rechtsbijstand van haar gemachtigde. Deze kosten bedragen in totaal € 1.674,- (2 punten: voor het indienen van beroep en het bijwonen van de zitting, met een waarde van
€ 837,- per proceshandeling). Daarnaast hebben eisers proceskosten gemaakt bestaande uit reiskosten. Voor ieder van hen is dit een bedrag van € 16,56. De burgemeester moet de proceskosten van eisers vergoeden.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2023 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, van de Wth.
2.Zie bijvoorbeeld de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:309.
3.