ECLI:NL:RBMNE:2023:7526

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/4642
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door de korpschef van politie

In deze zaak heeft eiser op 10 juli 2023 een verzoek om nadeelcompensatie ingediend bij de korpschef van politie, omdat hij nadeel heeft geleden door het intrekken van zijn toestemming om tolk- en vertaalwerkzaamheden binnen de politieorganisatie te verrichten. Eiser stelt dat hij hierdoor een schade van € 756.983,28 lijdt. Na het indienen van het verzoek heeft eiser op 22 augustus 2023 de korpschef in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen. Op 21 september 2023 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat er geen tijdig besluit was genomen. De korpschef heeft op 26 september 2023 het verzoek om nadeelcompensatie afgewezen, waarna eiser op 8 november 2023 bezwaar heeft gemaakt en verzocht om instemming met rechtstreeks beroep.

De rechtbank heeft het bezwaarschrift van eiser onder hetzelfde zaaknummer in behandeling genomen als het eerder ingediende beroep. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de korpschef ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep, omdat er in de primaire fase geen uitputtende gedachtewisseling heeft plaatsgevonden die de bezwaarschriftenprocedure overbodig zou maken.

De rechtbank heeft besloten het beroepschrift terug te zenden aan de korpschef om als bezwaarschrift te worden behandeld. De uitspraak is gedaan door rechter A. Skerka en is openbaar uitgesproken op 22 december 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open voor zover het de uitspraak betreft ingevolge artikel 8:54a van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4642

uitspraak ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en

uitspraak ingevolge artikel 8:54a van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.J. de Booij),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Inleiding

1. Eiser heeft op 10 juli 2023 een verzoek om nadeelcompensatie gedaan. Eiser stelt dat hij nadeel heeft geleden als gevolg van het besluit van verweerder waarbij is bepaald dat het hem niet langer is toegestaan zijn tolk- en vertaalwerkzaamheden binnen de politieorganisatie te verrichten en dat het eerder toekennende besluit daartoe als ingetrokken moet worden beschouwd. Eiser stelt dat hij in de periode vanaf 20 februari 2020 tot aan zijn pensioen nadeel lijdt tot een bedrag van € 756.983,28.
2. Op 22 augustus 2023 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld omdat hij niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om nadeelcompensatie. Op 21 september 2023 heeft eiser beroep bij de rechtbank ingesteld vanwege het niet op tijd beslissen door verweerder.
3. Verweerder heeft op 26 september 2023 eisers verzoek om nadeelcompensatie afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser op 8 november 2023 bezwaar gemaakt en in zijn bezwaarschrift doet eiser het verzoek aan verweerder om in te stemmen met rechtstreeks beroep. Op 9 november 2023 heeft verweerder meegedeeld dat hij instemt met rechtstreeks beroep.
4. De rechtbank heeft het door verweerder ter behandeling als beroepschrift doorgezonden bezwaarschrift onder hetzelfde zaaknummer in behandeling genomen als het door eiser op 21 september 2023 ingediende beroep. [1]
5. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]

Overwegingen

Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen door verweerder
6. Eiser heeft op 10 juli 2023 een verzoek om nadeelcompensatie gedaan. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalt dat beroep kan worden ingesteld zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen (sub a) en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is (sub b). Voor een verzoek om nadeelcompensatie is geen beslistermijn in de wet opgenomen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. [3] Verweerder had dus uiterlijk op 4 september 2023 moeten beslissen. Eiser heeft verweerder al op 22 augustus 2023 in gebreke gesteld. Toen was de beslistermijn nog niet voorbij en was verweerder nog niet in gebreke. Dat betekent dat de ingebrekestelling prematuur was. Om die reden is het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
7. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft van rechtswege mede betrekking op het alsnog genomen besluit. [4] Omdat het besluit van 26 september 2023 een besluit op het verzoek om nadeelcompensatie is, had de rechtbank het beroep in principe op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb kunnen verwijzen naar verweerder om daar als bezwaar te worden behandeld. Echter, in deze zaak doet zich de situatie voor dat verweerder heeft ingestemd met rechtstreeks beroep en verweerder heeft het bezwaar van 8 november 2023 doorgezonden aan de rechtbank om als beroep te worden behandeld. De rechtbank zal daarom het beroep niet op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb verwijzen maar zal beoordelen of verweerder terecht heeft ingestemd met rechtstreeks beroep.
Rechtstreeks beroep
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep. Het rechtbank overweegt daartoe als volgt.
9. In artikel 7:1 van de Awb is geregeld dat in beginsel tegen een besluit eerst bezwaar bij het bestuursorgaan moet worden gemaakt, alvorens beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. In artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb staat dat in het bezwaarschrift de indiener het bestuursorgaan kan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, zulks in afwijking van artikel 7:1.
10. Op grond van artikel 8:54a, eerste lid, van de Awb, kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het bestuursorgaan kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Op grond van het tweede lid van dat artikel strekt in dat geval de uitspraak ertoe dat het bestuursorgaan het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
11. Doel van artikel 7:1a van de Awb is om bestuursrechtelijke geschilbeslechting waar mogelijk te vereenvoudigen en te verkorten. Het bieden van de mogelijkheid van het overslaan van de bezwaarschriftprocedure is, zo blijkt uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, vooral bedoeld voor gevallen waarin in de primaire fase reeds een zodanig uitputtende gedachtewisseling tussen bestuur en belanghebbende heeft plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftprocedure daaraan weinig of niets meer kan toevoegen, terwijl vaststaat dat het besluit nog altijd in geschil is. In die gevallen kan het overslaan van de bezwaarfase belangrijke tijdwinst opleveren en onnodige lasten voor bestuur en burger voorkomen.
12. De rechtbank oordeelt dat in deze zaak in de primaire fase niet een zodanig uitputtende gedachtewisseling heeft plaatsgevonden dat de bezwaarschriftenprocedure daaraan weinig of niets meer kan toevoegen. Daarbij acht de rechtbank met name van belang dat eiser in bezwaar een uitvoering stuk van BarentsKrans heeft overgelegd van 5 juni 2023 waarmee verweerder bij het nemen van zijn besluit van 26 september 2023 niet bekend was en waar verweerder zich ook thans (nog) niet over heeft uitgelaten.
13. Omdat verweerder ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid ingevolge artikel 8:54a Awb om in de fase van het vooronderzoek het onderzoek te sluiten.
14. De rechtbank zal het beroepschrift ter verdere behandeling als bezwaarschrift terugzenden aan verweerder.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat verweerder het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 december 2023.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Bent u het niet eens met deze uitspraak voor zover die het beroep betreft vanwege het niet tijdig beslissen door verweerder, dan kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Tegen deze uitspraak staat gelet op het bepaalde in artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb, geen hoger beroep open voor zover het de uitspraak ingevolge artikel 8:54a van de Awb betreft.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:20, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De artikelen 8:54 en 8:54a van de Awb maken dit mogelijk.
3.Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.
4.Zie artikel 6:20, derde lid, van de Awb alsook onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3999, r.o. 3.