ECLI:NL:RBMNE:2023:7515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
C/16/559814 / FO RK 23-863
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de moeder over een minderjarige, maar niet van de vader, in het belang van het kind

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 7 december 2023, is de beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige] aan de orde. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van beide ouders te beëindigen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het gezag van de vader in stand moet blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in [2010], ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de omstandigheden waaronder hij opgroeit. De moeder heeft al jarenlang geen contact meer met de minderjarige en er zijn zorgen over zijn ontwikkeling, waaronder ADHD en PTSS. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat zij niet in staat is om mee te beslissen over de minderjarige en er geen zicht is op verbetering van de situatie. De vader, die wel contact met de minderjarige onderhoudt, heeft verzocht om het gezag over hem te behouden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader het gezag behoudt, ondanks dat hij niet bij de vader woont. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/559814 / FO RK 23-863
Beëindiging van het ouderlijk gezag
Beschikking van 7 december 2023
in de zaak van:
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over het kind:
[minderjarige], geboren op [2010] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] , gemeente De Bilt,
advocaat mr. P.M.A.C. van de Wouw,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. F.R. Brouwer,
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen: de GI.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ingediend op 4 juli 2023;
  • het e-mailbericht van 30 oktober 2023 van de moeder;
  • het verweerschrift van de vader, tevens zelfstandig verzoek, ingediend op 2 november 2023.
1.2.
De rechtbank heeft aan [minderjarige] gevraagd wat hij van het verzoek vindt.
[minderjarige] heeft op 8 november 2023 met de kinderrechter gesproken.
1.3.
Het verzoek is door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 9 november 2023. Hierbij waren aanwezig:
- mevrouw [A] , namens de Raad,
- de vader met zijn advocaat,
- de moeder met haar advocaat,
- mevrouw [B] en mevrouw [C] , namens de GI.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van
[minderjarige], geboren op [2010] in [geboorteplaats] .
2.2.
De ouders hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen.
2.3.
[minderjarige] staat sinds 22 maart 2019 (voorlopig) onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is na de eerste ondertoezichtstelling telkens verlengd en loopt nu tot 20 juni 2024.
2.4.
Sinds januari 2019 woont [minderjarige] niet meer thuis. Op 22 maart 2019 is [minderjarige] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna telkens verlengd, de laatste keer tot 20 juni 2024.
2.5.
[minderjarige] verblijft sinds de zomervakantie van 2023 in een gezinshuis van [instelling] in [plaats] . Hiervoor verbleef [minderjarige] in gezinshuis [plaats] en daarvoor in gezinshuis [plaats] .
2.6.
Op dit moment heeft [minderjarige] om de week omgang met de vader. Daarnaast bellen [minderjarige] en de vader wekelijks met elkaar. [minderjarige] heeft sinds 2019 geen contact meer met de moeder.
2.7.
De Raad vraagt de rechtbank om het gezag van de ouders te beëindigen en de GI met de voogdij over [minderjarige] te belasten. Dat betekent dat de GI in plaats van de ouders voortaan de belangrijke beslissingen over [minderjarige] mag nemen.
De GI is bereid om de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen.
2.8.
De vader is het niet eens met het verzoek van de Raad, voor zover het verzoek ziet op de beëindiging van zijn gezag. De vader accepteert dat [minderjarige] niet bij hem kan wonen, maar de vader wil de beslissingen over [minderjarige] blijven nemen, met ondersteuning van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling. De afgelopen jaren is de vader de constante factor geweest in het leven van [minderjarige] en de vader werkt goed samen met de hulpverleners. Daarom heeft de vader verzocht om het gezag over [minderjarige] alleen aan hem toe te kennen.
2.9.
De moeder begrijpt dat de Raad dit verzoek doet in de huidige situatie. De moeder kan echter niet begrijpen hoe deze situatie is ontstaan. Volgens de moeder is de beschuldiging van seksueel misbruik onterecht en zij is erg verdrietig en boos dat zij sinds die beschuldiging geen contact meer heeft met [minderjarige] .
De moeder vindt dat de vader en de GI niet in het belang van [minderjarige] handelen. Zij hoopt dat [minderjarige] de juiste hulpverlening zal krijgen.
2.10.
[minderjarige] heeft de kinderrechter verteld dat hij het ermee eens is dat zijn moeder geen gezag meer over hem heeft. [minderjarige] is het echter oneens met het verzoek om ook het gezag van zijn vader over hem te beëindigen.

3.De beoordeling

Conclusie
3.1.
De rechtbank zal het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigen en het gezag van de vader over [minderjarige] in stand laten. Dit betekent dat de vader voortaan alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] zal uitoefenen. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Gezagsbeëindiging
3.2.
Volgens de wet kan de rechtbank het gezag van een ouder of van beide ouders beëindigen als het kind opgroeit op een manier waardoor hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en er geen zicht is op verbetering binnen een voor het kind aanvaardbare termijn. De aanvaardbare termijn is de periode waarbinnen voor het kind duidelijk moet zijn waar hij zal opgroeien. [1]
Ten aanzien van de moeder
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan deze voorwaarden om het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen. Dit wordt hierna toegelicht.
3.4.
[minderjarige] wordt ernstig bedreigd in zijn ontwikkeling. Hij heeft last van de ingrijpende gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt, waaronder de echtscheiding van de ouders, de uithuisplaatsing, de contactbreuk met de moeder en de contactbreuk met de voormalige gezinshuisouder. Daarnaast zijn er zorgen over vermeend seksueel misbruik. [minderjarige] is gediagnosticeerd met ADHD en PTSS en er is sprake van hechtingsproblematiek. Ook zijn er zorgen over de seksuele ontwikkeling van [minderjarige] . Door zijn voorgeschiedenis en problematiek heeft [minderjarige] nog meer behoefte aan structuur, veiligheid en duidelijkheid dan andere kinderen. Hij heeft een verzwaarde opvoedvraag.
3.5.
De aanvaardbare termijn voor thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder is verstreken. [minderjarige] woont sinds 2019 niet meer bij de moeder en zij hebben sindsdien geen enkel contact met elkaar. Er is geen aanwijzing of en wanneer dit contact zal worden hersteld en hoe dit contact er dan eventueel uit zal zien. [minderjarige] zal daarom niet bij de moeder opgroeien.
Sinds de zomervakantie verblijft [minderjarige] in een gezinshuis in [plaats] . Hij zit in de brugklas van het VWO en het is de bedoeling dat hij gedurende zijn middelbare schooltijd in dit gezinshuis zal blijven. [minderjarige] is recent gestart met traumatherapie bij het UMC. Het is belangrijk dat [minderjarige] deze behandeling kan volgen vanuit een stabiele opvoedsituatie.
3.6.
Gezagsbeëindiging betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder en kind (artikel 8 EVRM). Dit is slechts gerechtvaardigd als de gezagsbeëindiging in het belang van het kind noodzakelijk is. Hiervan is in dit geval sprake.
3.7.
Doordat de moeder al jarenlang geen contact heeft met [minderjarige] weet zij onvoldoende wat hem bezighoudt en wat hij nodig heeft. Ook verloopt de communicatie tussen de moeder en de GI zeer moeizaam. Dit heeft problemen opgeleverd bij het regelen van belangrijke (medische) zaken voor [minderjarige] . De GI heeft meerdere keren vervangende toestemming bij de rechtbank moeten vragen om [minderjarige] op tijd de juiste hulp te kunnen bieden. Het is dan ook nodig voor het opgroeien van [minderjarige] dat het gezag van de moeder wordt beëindigd.
Ten aanzien van de vader
3.8.
De rechtbank zal het gezag van de vader over [minderjarige] niet beëindigen. Dit betekent dat de vader voortaan alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] zal uitoefenen. Dit wordt hierna toegelicht.
3.9.
In beginsel is aan de voorwaarden voor een gezagsbeëindiging voldaan. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, zoals hiervoor onder 3.4. is beschreven. Daarnaast is ook de aanvaardbare termijn voor thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader verstreken. Het opgroeiperspectief van [minderjarige] ligt inmiddels bij het gezinshuis. De vader staat erachter dat [minderjarige] verder zal opgroeien in het gezinshuis in [plaats] en daar zijn middelbare school zal afmaken. [minderjarige] zal dus niet bij de vader gaan wonen.
3.10.
Ten aanzien van de vader is de rechtbank echter van oordeel dat de gezagsbeëindiging niet in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Integendeel, de rechtbank vindt het juist in het belang van [minderjarige] dat de vader het gezag behoudt, zoals hierna zal worden uitgelegd.
3.11.
[minderjarige] is een getraumatiseerde jongen en het risico is groot dat het voor hem een extra trauma zou betekenen als de vader zijn zeggenschap over hem nu kwijtraakt.
[minderjarige] heeft tijdens zijn gesprek met de kinderrechter duidelijk gemaakt dat het voor hem erg belangrijk is dat de vader beslissingen over hem mag blijven nemen. De vader is de constante factor in zijn leven, ondanks dat hij niet meer bij de vader woont. De afgelopen jaren heeft [minderjarige] op veel verschillende plekken gewoond en heeft hij meerdere gezinsvoogden gehad. Met de vader heeft [minderjarige] altijd contact gehouden. Zij bellen elkaar wekelijks en zien elkaar regelmatig. De gezinsvoogden zien [minderjarige] veel minder. [minderjarige] vindt het een geruststellend idee dat de GI niet zomaar iets in zijn situatie kan wijzigen, zonder te overleggen met de vader en zijn toestemming te vragen.
[minderjarige] vindt het niet belastend als de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing jaarlijks moeten worden verlengd. Hij vindt het wel vervelend als hij dan een uur naar de rechtbank moet reizen en daarna een uur terug moet reizen, vanwege een verplicht gesprek met de kinderrechter. Hij wil liever zijn eigen dingen doen in die tijd. Nu de kinderrechter heeft uitgelegd dat hij niet verplicht is om te komen en hij ook zijn mening per e-mail kan doorgeven en hij zelfs ook helemaal niets mag doen, heeft hij geen probleem met jaarlijkse verlengingen.
3.12.
De rechtbank acht de vader in staat om beslissingen in het belang van [minderjarige] te blijven nemen, met ondersteuning van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling. Deze ondersteuning is wel nodig omdat de vader niet altijd begrijpt dat het soms juist in het belang van [minderjarige] is dat een beslissing moet worden genomen waar [minderjarige] zelf niet achter staat. Dit was het geval bij de spoeduithuisplaatsing uit gezinshuis [plaats] . De vader staat achter het verblijf van [minderjarige] in het huidige gezinshuis en de traumatherapie die [minderjarige] volgt. De afgelopen jaren heeft de vader – ondanks zijn wantrouwen naar de GI – steeds overleg gevoerd met de GI en zijn medewerking verleend. Ook heeft de vader een goed contact met de medewerkers van het gezinshuis in [plaats] . Door het contact met de hulpverleners en met [minderjarige] zelf is de vader goed op de hoogte van het leven van [minderjarige] .
Hulpverlening in een vrijwillig kader is nu geen optie, vanwege de zwaarte van de problematiek van [minderjarige] en alle hulpverlening die hiervoor moet worden geregeld. Hoewel de Raad betwijfelt of de opvoedsituatie voor [minderjarige] stabiel blijft als de vader het gezag behoudt, wil de rechtbank de vader de kans geven te laten zien dat hij goed in overleg zal blijven met de GI en blijft luisteren naar de adviezen van de GI, zodat er geen onrust ontstaat voor [minderjarige] . Anders kan in de toekomst alsnog een situatie ontstaan waarin gezagsbeëindiging van de vader in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Op dit moment is dat niet het geval.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.13.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Brief aan [minderjarige]
3.14.
De rechtbank heeft [minderjarige] een brief gestuurd om hem te informeren over de uitspraak. In de brief aan hem is het onder meer volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige] ,
(…) Waarom hebben we beslist dat jouw moeder geen gezag heeft en jouw vader wel?
We hebben goed nagedacht over wat jij mij hebt verteld en wat in de zittingszaal op 9 november 2023 door jouw ouders, de gezinsvoogden en de Raad voor de Kinderbescherming is verteld.
Omdat jij niet meer bij je moeder gaat wonen en jij al heel lang geen contact meer hebt met jouw moeder, is het voor jouw moeder moeilijk om mee te beslissen over jou. Daarom vinden wij het beter als jouw moeder geen gezag meer heeft over jou.
Je gaat niet wonen bij je vader. Jouw vader is voor jou heel vertrouwd. Jullie willen allebei dat je vader meedenkt en meebeslist over jou. Dit voelt voor jou het meest vertrouwd en veilig. Wij vinden jouw gevoel hierover heel belangrijk. We willen niet dat je extra onrust en onzekerheid voelt. Daarom vinden wij dat jouw vader zijn gezag over jou moet houden. Wij vinden het wel heel belangrijk dat jouw vader goed blijft samenwerken met de gezinsvoogden. De gezinsvoogden denken namelijk ook heel goed na over wat voor jou het beste is en zij kunnen jouw vader goed helpen met het nemen van de belangrijke beslissingen over jou.
Hoe gaat het nu verder?
Je blijft wonen in het gezinshuis. Je vader zal samen met de gezinsvoogden de beslissingen over jou blijven nemen. Jouw moeder zal niet meer meebeslissen.
Elk jaar zal de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing moeten worden verlengd. In de wet staat namelijk dat een rechter elk jaar toestemming moet geven voor de hulp van een gezinsvoogd en voor het wonen van een kind in een gezinshuis. Je krijgt daarom elk jaar een uitnodiging om jouw mening hierover aan de kinderrechter te vertellen.
Moet je steeds op gesprek bij de rechter?
Je hoeft niet verplicht op gesprek bij de rechter.
Ik heb je uitgelegd dat in de jaarlijkse uitnodigingsbrief van de rechtbank ook een e-mailadres staat. Je mag ervoor kiezen om de kinderrechter een e-mail te sturen met jouw mening. Je kan ook een e-mail sturen waarin je vertelt dat je niets wil zeggen en dat je niet komt. Je mag ook ervoor kiezen om wel op gesprek te komen. Alles wat je kiest is goed. (…)”

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezag van de moeder over
[minderjarige], geboren op [2010] in [geboorteplaats] ;
4.2.
bepaalt dat het gezag over [minderjarige] vanaf nu alleen toekomt aan de vader;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het verzoek van de Raad voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. L.A.C. de Vaan (voorzitter), mr. M.C. Oostendorp en mr. N.W. Verbruggen-van Heijst, (kinder)rechters, in samenwerking met mr. A. Verouden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
AFSCHRIFT
Voor eensluidend afschrift.
De griffier van de rechtbank.
7 december 2023

Voetnoten

1.Artikel 1:266 lid 1 sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW).