ECLI:NL:RBMNE:2023:7497
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering van eiser, die sinds zijn achttiende een uitkering ontvangt vanwege ernstige beperkingen. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verhoging van zijn Wajong-uitkering van 75% naar 100% op basis van extra hulp en verzorging die hij nodig heeft. Het Uwv heeft echter de uitkering verhoogd naar 85% met een ingangsdatum van 11 januari 2022, wat eiser niet accepteert. Eiser stelt dat de verhoging eerder had moeten ingaan, namelijk per 2007 of 2017, en voert aan dat zijn medische situatie en de onbekendheid van zijn ouders met de wetgeving bijzondere omstandigheden vormen die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de Wajong-uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraag, zoals bepaald in artikel 3:29 van de Wajong. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op deze regel. Ook het argument dat eiser in een bepaalde periode minder naar de dagbesteding ging, werd door de rechtbank verworpen, omdat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen reden is om de uitkering naar 100% te verhogen, gezien de zorg die al vanuit een andere voorziening wordt gefinancierd. De rechtbank benadrukt dat de toepassing van de regelgeving niet onevenredig is en dat eiser niet bijzonder hard wordt getroffen in vergelijking met anderen.
De uitspraak is gedaan door rechter V.E.H.G. Visser en is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.