ECLI:NL:RBMNE:2023:7497

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering van eiser, die sinds zijn achttiende een uitkering ontvangt vanwege ernstige beperkingen. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verhoging van zijn Wajong-uitkering van 75% naar 100% op basis van extra hulp en verzorging die hij nodig heeft. Het Uwv heeft echter de uitkering verhoogd naar 85% met een ingangsdatum van 11 januari 2022, wat eiser niet accepteert. Eiser stelt dat de verhoging eerder had moeten ingaan, namelijk per 2007 of 2017, en voert aan dat zijn medische situatie en de onbekendheid van zijn ouders met de wetgeving bijzondere omstandigheden vormen die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de Wajong-uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraag, zoals bepaald in artikel 3:29 van de Wajong. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op deze regel. Ook het argument dat eiser in een bepaalde periode minder naar de dagbesteding ging, werd door de rechtbank verworpen, omdat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen reden is om de uitkering naar 100% te verhogen, gezien de zorg die al vanuit een andere voorziening wordt gefinancierd. De rechtbank benadrukt dat de toepassing van de regelgeving niet onevenredig is en dat eiser niet bijzonder hard wordt getroffen in vergelijking met anderen.

De uitspraak is gedaan door rechter V.E.H.G. Visser en is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. Eiser kan in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/145

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J. Weldam),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Kanhai-Westmaas).

Inleiding

1. Eiser is 33 jaar en ontvangt sinds hij achttien is een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Eiser is bekend met microcefalie met een ernstige verstandelijke beperking. Er is ook sprake van een flexiecontractuur van de knieën en vingers waarbij eiser rolstoel afhankelijk is. Bij elke activiteit die hij onderneemt is eiser afhankelijk van derden waarbij hij niet in staat is sociale contacten te onderhouden. Eiser draagt incontinentiemateriaal en is volledig ADL-afhankelijk waarbij hij ook moet worden geholpen met eten. Met alles wat hij doet wordt assistentie verleend gedurende zeven dagen per week. Eiser gaat naar dagbesteding bij de Stichting Reinarde.
1.1.
Op 11 januari 2022 is voor eiser een verhoging van zijn Wajong-uitkering aangevraagd omdat hij extra hulp en verzorging nodig heeft. Verzocht is om zijn Wajong-uitkering te wijzigen van 75% naar 100%.
1.2.
Met het besluit van 19 april 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de Wajong-uitkering van eiser vanaf 11 januari 2022 verhoogd naar een percentage van 85%.
1.3.
Tegen het primaire besluit is bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 30 november 2022 (het bestreden besluit) is het bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft de ingangsdatum van de verhoging van de Wajong-uitkering gewijzigd naar 11 januari 2021.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de moeder van eiser, de gemachtigde van eiser, M. Ajouaou als tolk en de gemachtigde van het Uwv. Eiser was niet bij de zitting aanwezig.

Geschil

2. Deze zaak gaat over de ingangsdatum van de verhoging van de aan eiser toegekende Wajong-uitkering. Partijen verschillen van mening over de vraag of de verhoging van de Wajong-uitkering van eiser eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraag. Volgens het Uwv is dat niet mogelijk. Eiser vindt van wel.

Beoordeling door de rechtbank

3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is sprake van een bijzonder geval?
4. Eiser voert aan dat het Uwv de verhoging van de Wajong-uitkering ten onrechte niet per een eerdere ingangsdatum heeft toegekend. Eiser stelt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven de verhoging per 2007, dat is vanaf de achttiende leeftijd van eiser, of per 2017 met vijf jaar terugwerkende kracht, in te laten gaan. Eiser heeft als bijzondere omstandigheid aangegeven dat hij microcefalie heeft en een verstandelijke beperking. Zijn ouders zijn geen zorgprofessionals en niet deskundig op het gebied van sociale zekerheid. Volgens de gemachtigde van eiser kan niet gesteld worden dat de ouders wisten of moesten weten van de mogelijkheid een verhoging aan te vragen. Ook kan niet van de ouders gevergd worden dat zij zelf of met hulp een aanvraag om verhoging van de Wajong-uitkering indienden.
5. Uit artikel 3:29, tweede lid, van de Wajong volgt dat de uitkering, in afwijking van het eerste lid, niet vroeger kan ingaan dan een jaar voor de dag, waarop de aanvraag om toekenning dan wel voortzetting van de uitkering werd ingediend. Het Uwv kan in bijzondere gevallen hiervan afwijken.
6. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat een bijzonder geval als bedoeld in artikel 3:29, tweede lid, van de Wajong kan worden aangenomen in een situatie dat iemand om medische redenen niet in staat is om (met hulp) eerder een uitkering aan te vragen. [1] Uit de rechtspraak blijkt ook dat van een bijzonder geval niet snel sprake is. Onbekendheid met de wetgeving/Wajong levert in ieder geval geen bijzonder geval op.
7. De rechtbank ziet in de door eiser aangevoerde omstandigheden, zoals zijn medische problematiek en dat zijn ouders niet deskundig zijn op het gebied van sociale zekerheid, onvoldoende grond om een bijzonder geval aan te nemen op grond waarvan langer dan één jaar terugwerkende kracht zou moeten worden verleend. De aandoening/ziekte van eiser kan niet worden aangemerkt als een bijzonder geval. Voor eiser zijn eerder namelijk wel aanvragen ingediend. Dat de ouders niet bekend waren met de wetgeving vormt gelet op de vaste rechtspraak geen bijzondere omstandigheid die een afwijkende ingangsdatum rechtvaardigt. Het standpunt dat de Wajong-uitkering met vijf jaar terugwerkende kracht zou moeten ingaan, slaagt daarom ook niet.
De beroepsgrond slaagt niet.
Komt eiser in aanmerking voor een verhoging van zijn Wajong-uitkering naar 100%?
8. Volgens het Uwv is er geen reden om de Wajong-uitkering van eiser te verhogen naar 100% omdat eiser ook verzorging krijgt die in belangrijke mate wordt gefinancierd vanuit een andere voorziening vanwege de dagbesteding van eiser.
9. Eiser voert aan dat het Uwv er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat eiser in een bepaalde periode minder dan vier dagen naar de dagopvang ging. Het Uwv heeft daardoor ten onrechte niet beoordeeld of eiser voor een bepaalde periode in aanmerking komt voor een verhoging van zijn Wajong-uitkering naar 100%.
10. De rechtbank geeft eiser op dit punt geen gelijk. Dit wordt hierna toegelicht.
11. In het kader van een verhoging van een Wajong-uitkering bij hulpbehoevendheid [2] , hanteert het Uwv beleidsregels die zijn neergelegd in de Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid (Beleidsregel). Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de Beleidsregel wordt de uitkering in beginsel verhoogd tot 100% van het dagloon indien de verzekerde hulp nodig heeft bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen en continue oppassing noodzakelijk is. Volgens artikel 2, tweede lid van de Beleidsregel wordt de uitkering echter slechts verhoogd tot 85% van het dagloon indien uit hoofde van een andere voorziening reeds in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van de verzekerde wordt voorzien.
12. Op de zitting is duidelijk geworden dat eiser vanaf zijn achttiende levensjaar vier of vijf dagen per week naar de dagbesteding ging. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv daarom terecht besloten dat er geen reden is om de Wajong-uitkering van eiser te verhogen naar 100% omdat eiser ook verzorging krijgt die in belangrijke mate wordt gefinancierd vanuit een andere voorziening. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel?
13. Eiser voert aan dat het onevenredig is dat de verhoging niet met langere terugwerkende kracht wordt verleend omdat eiser al sinds de datum van de toekenning van de Wajong-uitkering ADL-afhankelijk is.
14. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van eiser op strijd met het evenredigheidsbeginsel niet. Artikel 3:29, tweede lid, eerste volzin van de Wajong heeft een dwingendrechtelijk karakter zodat geen ruimte bestaat voor een belangenafweging. Uit de memorie van toelichting bij dit artikel volgt dat wanneer de jonggehandicapte de uitkering te laat aanvraagt, dat tot consequentie heeft dat een uitkering niet eerder kan beginnen te lopen dan vanaf één jaar voorafgaande aan de aanvraag. Dat betekent dat de jonggehandicapte die meer dan één jaar na ommekomst van de wachttijd van 52 weken de uitkeringsaanvraag doet, een deel van zijn aanspraken verspeelt. [3]
15. Naar het oordeel van de rechtbank wordt eiser door de toepassing van artikel 3:29, tweede lid, eerste volzin van de Wajong niet bijzonder hard getroffen in vergelijking met anderen, omdat meer jonggehandicapten hiermee te maken zullen hebben. Onverkorte toepassing van de regelgeving in het geval van eiser heeft niet zodanige schrijnende en nadelige gevolgen dat deze onevenredig zijn in verhouding tot de met deze regelgeving te dienen doelen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 juni 2023. De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 22 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5809.
2.Artikel 3:9 van de Wajong.
3.