ECLI:NL:RBMNE:2023:7459

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
10651136 \ UC EXPL 23-5420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling factuur advocaat en beroep op dwaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen de besloten vennootschap [bedrijf] B.V., handelend onder de naam [handelsnaam], en de eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. De eisers hebben een factuur van € 2.238,78 niet betaald, die was opgesteld door [handelsnaam] voor juridische bijstand. In een eerder verstekvonnis van 5 juli 2023 was de vordering van [handelsnaam] toegewezen, maar [eiser sub 1] heeft verzet aangetekend, stellende dat zij gedwaald had omdat er geen toevoeging was aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat het beroep op dwaling niet slaagt, omdat [eiser sub 1] niet kan aantonen dat zij onjuist is ingelicht door [handelsnaam]. De rechtbank houdt rekening met een eerder betaald voorschot van € 1.000,00, maar oordeelt dat [eiser sub 1] nog € 619,44 moet betalen. Voor [eiser sub 2] geldt hetzelfde bedrag van € 1.619,44. De rechtbank wijst ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 335,82 toe en veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten van de verzetprocedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10651136 UC EXPL 23-5420 RJ/58605
Vonnis van 27 december 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] B.V., handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
gemachtigde: mr. J.Th. Schravenmade,
tegen:

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B. Eskes,

2.[eiser sub 2] ,

wonende in de gemeente [gemeente] ,
oorspronkelijk gedaagde partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [handelsnaam] , [eiser sub 1] en [eiser sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 28 maart 2023 met producties 1 tot en met 5;
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 5 juli 2023 met zaaknummer 10440020 UC EXPL 23-2405;
- de verzetdagvaarding van 4 augustus 2023 met producties 1 tot en met 6;
- de akte overlegging producties 6 tot en met 15 aan de zijde van [handelsnaam] .
1.2.
Op 20 november 2023 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was namens [handelsnaam] mr. J.Th. Schravenmade aanwezig, bijgestaan door [A] . [eiser sub 1] was ook aanwezig met haar gemachtigde, mr. B. Eskes.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[handelsnaam] en [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn overeengekomen dat [handelsnaam] [eiser sub 1] en [eiser sub 2] als advocaat zou bijstaan in een procedure. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben de factuur van € 2.238,78 niet betaald. [handelsnaam] heeft betaling van het factuurbedrag gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. Deze vordering is in het verstekvonnis toegewezen. [eiser sub 1] is het hier niet mee eens. Volgens [eiser sub 1] heeft zij gedwaald omdat zij de overeenkomst niet had gesloten als ze had geweten dat [handelsnaam] geen toevoeging voor haar zou aanvragen. Daarnaast voert [eiser sub 1] aan dat zij door betaling van het voorschot van € 1.210,00 al volledig aan haar betalingsverplichting heeft voldaan. Van dwaling is geen sprake. De rechtbank houdt wel rekening met het bedrag dat [eiser sub 1] al betaald heeft, want anders dan in het verstekvonnis is opgenomen zijn [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling.
Ten aanzien van [eiser sub 1]
2.2.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser sub 1] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
Geen dwaling
2.3.
Het beroep van [eiser sub 1] op dwaling slaagt niet. Voor een geslaagd beroep op dwaling is nodig dat [eiser sub 1] bij het aangaan van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken had, op basis van inlichtingen van [handelsnaam] . Hier is geen sprake van. [eiser sub 1] heeft niet gesteld dat zij bij het aangaan van de overeenkomst onjuist is ingelicht door [handelsnaam] . Bovendien staat in de overeenkomst, die door [eiser sub 1] is ondertekend, letterlijk dat voor [eiser sub 1] geen toevoeging zou worden aangevraagd:
‘Financiële afspraken
1. Voor u wordt geen toevoeging aangevraagd. Het kan mogelijk zijn dat u wel in aanmerking komt voor een toevoeging / gesubsidieerde rechtsbijstand. Indien u gebruik wenst te maken van een advocaat op basis van een toevoeging verwijzen we u naar [website 1] en [website 2] voor meer informatie. Wij zullen de werkzaamheden echter uitsluitend op betalende basis verrichten.’
Geen hoofdelijkheid
2.4.
[eiser sub 1] heeft aangevoerd dat zij al € 1.210,00 aan voorschot heeft betaald en dat zij daarmee haar deel van de vordering heeft voldaan.
2.5.
Artikel 6:6 BW bepaalt (in lid 1) dat als een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is, zij ieder voor een gelijk deel (en dus niet hoofdelijk: ieder voor het geheel) zijn verbonden. Dat is anders als uit wet, gewoonte of rechtshandeling iets anders voortvloeit of als de prestatie niet (of niet zonder waardeverlies) kan worden verdeeld. [handelsnaam] heeft niet gesteld dat zij met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hoofdelijke aansprakelijkheid is overeengekomen en van ondeelbaarheid van de prestatie (betaling) is geen sprake. Dit betekent dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] beiden voor de helft verantwoordelijk zijn voor het totaal aan [handelsnaam] verschuldigde bedrag.
2.6.
[eiser sub 1] heeft gesteld dat zij € 1.210,00 aan voorschot heeft betaald, terwijl volgens de factuur van [handelsnaam] een voorschot van € 1.000,00 is betaald. [eiser sub 1] heeft haar stelling dat zij € 1.210,00 in plaats van € 1.000,00 heeft betaald niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een betaalbewijs, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiser sub 1] een voorschot heeft betaald van € 1.000,00.
2.7.
De factuur van [handelsnaam] bedraagt € 2.238,87, maar hierop is het voorschot van € 1.000,00 al in mindering gebracht. Zonder verrekening van het voorschot bedraagt de factuur € 3.238,87, waar [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dus allebei voor de helft verantwoordelijk voor zijn. Dit komt neer op allebei een bedrag van € 1.619,44. Omdat [eiser sub 1] al € 1.000,00 heeft betaald, moet zij nog € 619,44 (€ 1.619,44 - € 1.000,00) betalen. Het verstekvonnis zal op dit punt dus worden vernietigd en [eiser sub 1] zal worden veroordeeld om nog € 619,44 aan [handelsnaam] te betalen.
Ten aanzien van [eiser sub 2]
2.8.
Op grond van artikel 147 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt door het verzet van [eiser sub 1] de met de inleidende dagvaarding begonnen instantie heropend, ook voor de gedaagde partijen die geen verzet hebben ingesteld (ECLI:NL:RBAMS:2017:3975). Dat wil zeggen dat ook de vordering tegen [eiser sub 2] (opnieuw) moet worden beoordeeld.
2.9.
[eiser sub 2] is in deze verzetprocedure niet verschenen, maar het verweer van [eiser sub 1] met betrekking tot de hoofdelijkheid heeft ook betrekking op de rechtsverhouding met [eiser sub 2] . Het verstekvonnis zal daarom ook ten aanzien van [eiser sub 2] met betrekking tot de hoofdelijkheid worden vernietigd en [eiser sub 2] zal gelet op wat is overwogen onder punt 2.5 tot en met 2.7 worden veroordeeld om € 1.619,44 aan [handelsnaam] te betalen.
Ten aanzien van [eiser sub 1] en [eiser sub 2]
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.10.
[handelsnaam] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 335,82. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [handelsnaam] heeft aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. Bij het verstekvonnis zijn [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hoofdelijk in de buitengerechtelijke incassokosten veroordeeld. Gelet op het voorgaande, zal het verstekvonnis op dit punt worden vernietigd. De veroordeling tot betaling van € 335,82 aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, maar niet hoofdelijk.
2.11.
De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
[eiser sub 1] moet de proceskosten van de verzetprocedure betalen
2.12.
[eiser sub 1] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de kosten van het verzet worden veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen kosten moet dragen en de proceskosten van [handelsnaam] aan haar moet betalen. De proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] worden tot dit vonnis vastgesteld op € 132,00 (1 punt x € 132,00) aan salaris gemachtigde.
2.13.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 5 juli 2023 gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10440020 UC EXPL 23-2405, voor zover daarbij:
3.1.1.
[eiser sub 2] en [eiser sub 1] zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [handelsnaam] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 826,84, waarin begrepen € 232,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de betaling;
3.1.2.
[eiser sub 2] en [eiser sub 1] zijn veroordeeld, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door de eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 116,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.1.3.
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;
3.2.
vernietigt het door deze rechtbank op 5 juli 2023 gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10440020 UC EXPL 23-2405, voor zover daarbij [eiser sub 1] en [eiser sub 2]
hoofdelijkzijn veroordeeld, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van de betaling zal zijn bevrijd, om aan [handelsnaam] te betalen € 2.593,25, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.238,78 vanaf 22 maart 2023 tot de betaling;
en opnieuw beslissend:
3.3.
veroordeelt [eiser sub 1] om aan [handelsnaam] te betalen € 619,44, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de betaling;
3.4.
veroordeelt [eiser sub 2] om aan [handelsnaam] te betalen € 1.619,44, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 4 januari 2023 tot de betaling;
3.5.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 335,82;
3.6.
veroordeelt [eiser sub 1] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [handelsnaam] tot dit vonnis vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde;
3.7.
veroordeelt [eiser sub 1] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [handelsnaam] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 66,00 aan salaris gemachtigde vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de voldoening;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot aan de voldoening;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots, en in het openbaar uitgesproken door mr. D.A. van Steenbeek op 27 december 2023.