ECLI:NL:RBMNE:2023:7379

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
23/487
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een besloten vennootschap op basis van pluraliteitsvereiste en subrogatie

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] tegen de besloten vennootschap [bedrijf] BV. De verzoekers hebben op 16 november 2023 een verzoekschrift tot faillietverklaring van de verweerster ingediend. Tijdens de zitting op 5 december 2023 is niemand namens de verweerster verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter voortvloeit uit het feit dat het centrum van de voornaamste belangen van de verweerster zich niet in een andere lidstaat bevindt dan waar de statutaire zetel is gelegen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er summierlijk feiten en omstandigheden zijn die aantonen dat de verweerster nog baten heeft, zoals een positief eigen vermogen volgens de meest recente jaarrekening. Dit, in combinatie met het feit dat de vennootschap kort na publicatie van deze cijfers is ontbonden zonder vereffening, kan benadelend zijn voor schuldeisers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, omdat een deel van de vordering van de verzoekers op grond van subrogatie is overgegaan op de rechtsbijstandsverzekeraar, wat betekent dat er meerdere schuldeisers zijn.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot faillietverklaring moet worden toegewezen, en heeft de besloten vennootschap [bedrijf] BV in staat van faillissement verklaard. Mr. P.J. Neijt is benoemd tot rechter-commissaris en mr. L.A. van der Werf tot curator. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 5 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/23/487 F
Vonnis op grond van artikel 1 Fw (verzoek tot faillietverklaring)
d.d. 5 december 2023
in de zaak van
de heer
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
mevrouw
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeksters,
advocaat mr. A.F. Smid,
tegen
de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] Bv,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift tot faillietverklaring van verweerster op 16 november 2023 bij de rechtbank ingediend.
1.2.
Het verzoekschrift is behandeld -via een videoverbinding- tijdens een zitting van deze rechtbank van 5 december 2023. Namens verweerster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Nu niet is gesteld of gebleken dat het centrum van de voornaamste belangen van verweerster zich in een andere lidstaat bevindt dan die waarin de plaats van haar statutaire zetel is gelegen, gaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 3 van de EU Insolventieverordening uit van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
2.2.
Het rechtbank stelt voorop dat het faillissement van een ontbonden rechtspersoon kan worden uitgesproken, indien summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn en aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat verweerster nog potentiële baten heeft. Uit de meest recente jaarrekening (ultimo 2022) volgt dat de vennootschap over een aanzienlijk positief eigen vermogen beschikt. Dit zijn potentiële baten die nog onder schuldeisers van verweerster verdeeld kunnen worden. Daar komt bij dat de vennootschap korte tijd na publicatie van de positieve jaarcijfers is ontbonden (via een zogeheten ‘turboliquidatie’), zonder dat vereffening van het vermogen heeft plaatsgevonden. Dit kan onder omstandigheden benadelend voor schuldeisers zijn, waarvoor de bestuurder(s) van verweerster mogelijk aansprakelijk zijn. Ook dit is als een potentiële bate van de vennootschap aan te merken.
2.4.
Ook aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan. Van de vordering van verzoekers is summierlijk gebleken. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of sprake is van pluraliteit van schuldeisers. Verzoekers hebben daarover het volgende aangevoerd. Als gevolg van de wanprestatie van verweerster hebben zij schade geleden, bestaande uit onder meer de kosten voor het opstellen van een bouwkundige rapportage door een expertisebureau. De kosten voor het opstellen van deze rapportage zijn vergoed door de rechtsbijstandsverzekeraar van verzoekers. De vordering is voor wat betreft dit deel daarom op grond van subrogatie ex art. 7:962 BW overgegaan op de verzekeraar. De verzekeraar is een andere partij met een zelfstandig vorderingsrecht, zodat aan het pluraliteitsvereiste is voldaan.
2.5.
De rechtbank is met verzoekers van oordeel dat aan het pluraliteitsvereiste is voldaan. In dit geval is een deel van de vordering van verzoekers op grond van subrogatie (art. 7:962 BW) overgegaan op de verzekeraar van verzoekers, waardoor sprake is van meerdere schuldeisers. Het maakt daarbij niet uit dat de vordering van de verzekeraar voortvloeit uit dezelfde rechtsverhouding als die van verzoekers (vgl. HR 10 juni 1988, NJ 1988/845). De rechtbank dient verder te onderzoeken of de pluraliteit van schuldeisers is ontstaan met het oog op het aanvragen van het faillissement. Zo leidt splitsing van een vordering gevolgd door een gedeeltelijke cessie niet tot voor de faillietverklaring noodzakelijke pluraliteit van schuldeisers, als die rechtshandelingen hebben plaatsgevonden met het oog op het indienen van een faillissementsverzoek (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 18 september 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8162). In dit geval is de vordering van verzoekers voor een deel overgegaan op de verzekeraar op grond van een verzekeringsovereenkomst. Deze overeenkomst is niet aangegaan met het oog op het indienen van een faillissementsverzoek. De overgang van de vordering op de verzekeraar houdt evenmin verband met het faillissementsverzoek, maar is een rechtsgevolg van vergoeding van schade van verzoekers door de desbetreffende verzekeraar. Dat de pluraliteit van schuldeisers in dit geval een gevolg is van subrogatie, staat dus niet in de weg aan faillietverklaring (vgl. Hof Arnhem 3 oktober 1996, ECLI:NL:GHARN:1996:AB8535, waarin het hof als steunvordering aanneemt de vordering van een borg die een gevolg is van subrogatie).
2.6.
Het verzoek zal met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 1, 2, 4, 6, en 14 Fw worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart
de besloten vennootschap
[bedrijf] BV,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KVK nummer] ,
statutair gevestigd [vestigingsplaats] ,
voormalig vestigingsadres: [vestigingsplaats] , [adres] ,
in staat van faillissement,
3.2.
benoemt tot rechter-commissaris mr. P.J. Neijt, lid van deze rechtbank, en stelt aan tot curator mr. L.A. van der Werf, advocaat te UTRECHT, telefoonnummer 030-2364600,
3.3.
geeft de curator last tot het openen van de aan gefailleerde gerichte brieven.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. konings en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023 te 12:18 uur.