Beoordeling door de rechtbank
Wat ging aan deze zaak vooraf?
4. Vergunninghouder heeft op 29 juni 2018 bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een kantoor en 16 appartementen aan de [adres] in [woonplaats] . Op 26 september 2018 heeft het college de omgevingsvergunning verleend met toepassing van de reguliere procedure. In de uitspraak van 17 september 2020 oordeelde deze rechtbank dat het college bij het voorbereiden van de omgevingsvergunning de verkeerde procedure heeft gevolgd.De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd, de omgevingsvergunning herroepen en het college opgedragen om met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure een besluit te nemen op de aanvraag. Het college heeft hier uitvoering aan gegeven. Na het doorlopen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft het college bij besluit van 11 februari 2022 opnieuw de omgevingsvergunning verleend. Aan deze omgevingsvergunning ligt een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van de gemeenteraad ten grondslag.
Crisis- en herstelwet van toepassing
5. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) van toepassing, omdat de omgevingsvergunning voorziet in de realisatie van 16 appartementen. Eisers hebben daartegen bezwaren geuit, maar de toepasselijkheid van de Chw volgt uit de wet.
Geen toereikende machtigingen
6. Eiser [eiser 1] heeft namens zichzelf en omwonenden beroep ingesteld.
7. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
8. Bij het beroepschrift zijn machtigingen gevoegd. Verschillende eisers hebben [eiser 1] gemachtigd om namens hen beroep in te stellen, maar er zijn ook eisers die [D ] of [E] hebben gemachtigd. [D ] en [E] hebben vervolgens een machtiging afgegeven aan [eiser 1] . Het gaat om de volgende eisers: [eiser 4] , [eiseres 1] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 7] , [eiseres 2] , [eiser 8] , [eiser 9] , [eiser 10] , [eiseres 3] , [eiser 11] , [eiseres 4] en [eiseres 5] . De door deze eisers ondertekende machtigingen zijn niet verleend met de mogelijkheid om de machtigingen door te geven (recht van substitutie). Dit betekent dat [eiser 1] op grond van deze machtigingen niet bevoegd was om namens deze eisers beroep in te stellen.
9. De rechtbank heeft [eiser 1] bij brief van 17 januari 2023 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op de zitting machtigingen over te leggen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens deze eisers beroep in te stellen. In deze brief is vermeld dat als niet aan dit verzoek wordt voldaan, de rechtbank het beroep voor zover ingediend door deze eisers, niet-ontvankelijk kan verklaren.
10. Op de zitting heeft [eiser 1] verklaard dat hij geprobeerd heeft de juiste machtigingen te krijgen, maar dat dit niet gelukt is. De rechtbank heeft op de zitting vastgesteld dat geen van de betreffende eisers op zitting aanwezig was, zodat niet vastgesteld kan worden of [eiser 1] bevoegd was om namens hen beroep in te stellen. De rechtbank verklaart het beroep van de volgende eisers daarom niet-ontvankelijk: [eiser 4] , [eiseres 1] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 7] , [eiseres 2] , [eiser 8] , [eiser 9] , [eiser 10] , [eiseres 3] , [eiser 11] , [eiseres 4] en [eiseres 5] .
Beroep van overige eisers ontvankelijk
11. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers [eiser 12] , [eiser 13] en [eiser 14] geen gevolgen van enige betekenis van het bouwplan zullen ondervinden en daarom niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft op zitting met partijen vastgesteld dat alle eisers een zienswijze hebben ingediend. Gelet hierop kunnen de eisers, die niet hiervoor niet-ontvankelijk zijn verklaard, in beroep worden ontvangen, ongeacht of zij belanghebbenden zijn. De rechtbank verwijst hiervoor naar rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
12. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eisers beoordelen of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het bouwplan heeft kunnen verlenen. Op de zitting is de beroepsgrond over evenementen ingetrokken, zodat de rechtbank daarover geen oordeel zal geven.
13. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal hierna eerst het toetsingskader schetsen. Daarna worden de beroepsgronden besproken. Eisers hebben beroepsgronden naar voren gebracht over het gebrek aan participatiemogelijkheden, het ontbreken van maatschappelijk draagvlak, de totstandkoming van de vvgb, het akoestisch onderzoek, parkeren, financiële uitvoerbaarheid en staatsteun en het welstandsadvies.
14. Het bouwplan voorziet in een gebouw met 16 appartementen, een kantoorruimte van 995 m² bruto vloeroppervlakte en een parkeergarage met 18 parkeerplaatsen. Het bouwplan is op verschillende punten in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De locatie waarop het bouwplan is voorzien, heeft op grond van het bestemmingsplan grotendeels de bestemming “Kantoor” en deels de bestemmingen “Groen” en “Verkeer”. Deze bestemmingen staan een woonfunctie niet toe. Verder is het bouwplan met een hoogte van 17,05 meter hoger dat de maximaal toegestane bouwhoogte van 15,5 meter, gesitueerd buiten het bouwplan en niet voorzien van een plat dak. Ook is de parkeergarage in strijd met de bestemmingen “Kantoor” en “Groen”. In de ruimtelijke onderbouwing ‘Omgevingsvergunning Emmeloord, [locatie] ’ van november 2021 die ten grondslag ligt aan de verleende omgevingsvergunning is onderzocht of het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
15. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘planologisch strijdig gebruik’. Het toetsingskader voor de activiteit bouwen is neergelegd in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en omvat onder meer een toetsing aan het Bouwbesluit en de redelijke eisen van welstand.
16. Omdat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, heeft het college gebruik gemaakt van de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Dit kan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten derde, van de Wabo.
17. Het college heeft beleidsruimte om te beoordelen of het gebruik wil maken van zijn bevoegdheid uit artikel 2.12 van de Wabo om een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Daarvoor geldt dat een omgevingsvergunning alleen mag worden verleend als het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Ook moet het college een belangenafweging maken. Als een vvgb is vereist, zoals in dit geval, dan wordt de afwegingsruimte die het college heeft ingeperkt door het al dan niet verlenen van een vvgb door de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft op 31 januari 2022 een vvgb afgegeven. Bij het verlenen van een vvgb heeft de gemeenteraad beleidsruimte.
18. De rechtbank moet de keuze van de gemeenteraad om een vvgb af te geven en de keuze van het college om af te wijken van het bestemmingsplan terughoudend toetsen. Dit betekent dat de rechtbank moet toetsen of het college en de gemeenteraad bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot hun besluiten hebben kunnen komen.
Participatie en maatschappelijk draagvlak
19. Eisers voeren aan dat onvoldoende gelegenheid voor participatie is geboden en dat maatschappelijk draagvlak voor de ontwikkeling ontbreekt.
20. Het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over de ontwerp-omgevingsvergunning naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid hebben eisers ook gebruik gemaakt. De inhoud van deze zienswijze heeft het college in zijn afweging betrokken. Daarmee is voldaan aan de wettelijke vereisten. Andere vormen van participatie zijn geen onderdeel van deze voorbereidingsprocedure. Verder is niet gebleken van een verplichting op grond van beleid of van een overeenkomst om in aanvulling op de wettelijke procedure nog andere participatiemogelijkheden te bieden.
21. De omstandigheid dat onder omwonenden geen draagvlak bestaat voor het bouwplan, vormt voor de rechtbank geen reden om het bestreden besluit te vernietigen. Het college wijst in dit verband terecht naar vaste rechtspraak van de Afdeling dat het ontbreken van maatschappelijk draagvlak niet betekent dat het bouwplan niet overeenstemt met een goede ruimtelijke ordening.
Totstandkoming verklaring van geen bedenkingen
22. Eisers vinden aan dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen, omdat deze is gebaseerd op de vvgb die de gemeenteraad op onvolledige of onjuiste informatie heeft afgegeven. Volgens eisers beschikte de gemeenteraad bij de besluitvorming niet over alle benodigde stukken, zoals de inspraaknotitie voor de raadscommissie Woonomgeving, een besluitvormende nota van 9 maart 2021 over de grondexploitatie en de anterieure overeenkomst.
23. De rechtbank overweegt dat het college op de zitting heeft verklaard dat stukken van eisers aan de agenda van de raadscommissie Woonomgeving zijn toegevoegd. Eisers hebben dit niet betwist en de rechtbank ziet geen reden om aan de verklaring van het college te twijfelen. Dat deze stukken en de anterieure overeenkomst geen deel uitmaakten van de vergaderstukken voor de gemeenteraad over de vvgb, maakt niet dat de vvgb daarom onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het college heeft zich bij de bij de besluitvorming dan ook op de vvgb van de gemeenteraad mogen baseren.
24. In het beroepschrift staat dat het bouwplan in strijd is met het Centrumplan. Daarbij wordt gerefereerd aan de Ladder duurzame verstedelijking en een geweigerde omgevingsvergunning voor 85 appartementen, maar de strijdigheid met het Centrumplan is niet onderbouwd. Op de zitting hebben eisers te kennen gegeven dat zij hiermee hun ongenoegen hebben willen uiten over de gang van zaken van en na de vergunningsverlening, met name de omstandigheid dat de initiatiefnemer al veel eerder de mogelijkheid had om te gaan bouwen. Gelet op deze toelichting is de strijdigheid met het Centrumplan niet aan te merken als beroepsgrond en daarom gaat de rechtbank hier verder niet op in.
Verkeerstoename en geluid
25. Volgens eisers deugt het akoestisch onderzoek niet, omdat niet met alle relevante ontwikkelingen rekening is gehouden, waardoor geen goed beeld bestaat van de te verwachten verkeersbewegingen in het hele centrumgebied. Op de zitting hebben eisers toegelicht dat zij hiermee bedoelen dat niet duidelijk is of als gevolg van het bouwplan bij hun woningen geluidsoverlast zal ontstaan.
26. In de ruimtelijke onderbouwing is ingegaan op de extra verkeersgeneratie die als gevolg van het bouwplan zal ontstaan en op het aspect geluid. Als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing is het Akoestisch onderzoek De Deel te Emmeloord van 5 februari 2021 van [onderzoeksbureau] gevoegd. [onderzoeksbureau] heeft onderzoek gedaan naar de geluidbelasting op de nieuwe woningen en naar de geluidbelasting op de bestaande woningen vanwege de reconstructie van de weg.
27. De rechtbank overweegt dat de ruimtelijke gevolgen van dit bouwplan beoordeeld moeten worden. De herontwikkeling van het centrum en de gevolgen daarvan en de gevolgen van de infrastructurele wijzigingen aan de [straten] blijven in deze procedure buiten beschouwing.
Uit het dossier blijkt dat de toename van de verkeersbewegingen als gevolg van het bouwplan in de ruimtelijke onderbouwing (en niet in het akoestisch onderzoek) in kaart zijn gebracht. In de ruimtelijke onderbouwing is inzichtelijk uiteengezet dat de totale verkeersgeneratie van de voorgenomen ontwikkeling 134 verkeersbewegingen per weekdag bedraagt. Omdat op grond van het bestemmingsplan op de locatie een kantoorpand is toegestaan en een volledig kantoorpand resulteert in 136 verkeersbewegingen per weekdag, is volgens de ruimtelijke onderbouwing vanuit planologisch oogpunt gezien sprake van een reductie van het aantal verkeersbewegingen. Het bouwplan en de daarbij behorende parkeergarage worden ontsloten op het bestaande parkeerterrein ten oosten van het perceel. De ruimtelijke onderbouwing vermeldt dat dit parkeerterrein vervolgens op verkeersveilige wijze wordt ontsloten op de [straat] die over ruim voldoende capaciteit beschikt om deze geringe verkeerscapaciteit op te kunnen vangen.
28. De rechtbank oordeelt dat het college en de gemeenteraad zich, gelet op de ruimtelijke onderbouwing, in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat sprake zal zijn van een aanvaardbare toename van de verkeersbewegingen en een aanvaardbare verkeersafwikkeling. Het is voldoende aannemelijk dat het bouwplan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast ter plaatse van de woningen van eisers.
29. Eisers wijzen op het grote tekort aan openbare parkeerplaatsen in het centrum. Zij vinden het in strijd met een goede ruimtelijke ordening dat de parkeerbehoefte van dit bouwplan wordt afgewenteld op de aanwezige openbare parkeerplaatsen. Daarnaast vinden zij dat een aanvullend parkeeronderzoek nodig is, omdat het bestaande parkeeronderzoek tijdens de coronacrisis is uitgevoerd.
30. Bij de beoordeling van deze beroepsgrond stelt de rechtbank voorop dat een bouwplan uitsluitend hoeft te voorzien in de parkeerbehoefte als gevolg van dat bouwplan. Een bouwplan hoeft geen bijdrage te leveren aan de oplossing van een eventueel bestaand parkeertekort in de omgeving.
31. In de ruimtelijk onderbouwing is aandacht besteed aan het parkeren. De parkeersituatie is beoordeeld aan de hand van het stappenplan uit de Nota Parkeernormen Noordoostpolder 2016. De eerste stap is het bepalen van de parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte is met toepassing van percentages voor dubbelgebruik vastgesteld op 31 parkeerplaatsen. Een bouwplan dient in beginsel op het bijbehorend terrein aan de parkeerplaatsverplichting te voldoen (stap 2). De rechtbank stelt vast dat het bouwplan voorziet in een parkeergarage met 18 parkeerplaatsen, waardoor het bouwplan 13 parkeerplaatsen tekort komt.
32. Stap 3 is het onderzoeken of gebruik kan worden gemaakt van bestaande parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Dat is volgens de nota alleen mogelijk als de parkeerdruk in de openbare ruimte op het maatgevende moment, met toevoeging van de ontwikkeling, onder de 80% voor het centrum van Emmeloord blijft. Of deze ruimte er is, moet blijken uit een door de initiatiefnemer aan te leveren parkeeronderzoek, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de te verwachten ontwikkelingen binnen vijf jaar die effect kunnen hebben op de bezettingsgraad.
33. Door BonoTraffics is op dinsdag 16 november 2021 en zaterdag 20 november 2021 onderzoek gedaan naar de parkeercapaciteit en de parkeerbezetting in de openbare ruimte. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport ‘Parkeeronderzoek omgeving CWI-locatie Emmeloord’ van november 2021. De conclusie is dat er op het drukste moment – op zaterdagmiddag – een parkeerbezetting van 66% is geregistreerd en dat er nog een restcapaciteit van 48 parkeerplaatsen beschikbaar was.
34. In het verweerschrift heeft het college gereageerd op de stelling van eisers dat het parkeeronderzoek niet representatief is. Volgens het college betekent de enkele omstandigheid dat het parkeeronderzoek is gedaan in coronatijd, niet per definitie dat het parkeeronderzoek niet representatief is. Gekeken is naar de situatie ten tijde van de metingen. Op 12 november 2021 is een gedeeltelijke lockdown aangekondigd, waaronder de maatregel vanaf 13 november 2021 van verplichte sluitingstijd tussen 20.00 en 6.00 uur voor de horeca, winkels en alles wat niet onder essentiële dienstverlening valt. Hoewel van een volstrekt normale situatie geen sprake was, is de rechtbank met het college van oordeel dat het parkeeronderzoek onder deze omstandigheden als representatief kan worden aangemerkt, omdat horeca en winkels overdag open waren.
35. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de aankomende vijf jaar geen ontwikkelingen te verwachten zijn in dit gebied. Het college heeft verklaard dat dit bouwplan het laatste nieuwbouwproject in dit gebied is en dat voor dit gebied geen andere omgevingsvergunningen zijn verleend of verleend gaan worden voor bouwplannen die ook een beroep gaan doen op de parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
36. Gelet op de conclusie van het parkeeronderzoek dat binnen acceptabele loopafstand voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn om de parkeervraag op te vangen, heeft het college voldoende onderbouwd dat het bouwplan niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor de parkeersituatie in de omgeving.
Financiële uitvoerbaarheid en staatsteun
37. Eisers betogen dat sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Daarbij wijzen zij erop dat de gemeente financieel bijdraagt aan de kosten voor de parkeergarage.
38. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan de vraag of sprake is van ongeoorloofde staatssteun alleen indirect aan de orde komen en wel bij de vraag of staatssteun mogelijk een beletsel vormt voor de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bouwplan.Staatssteun houdt namelijk geen verband met de ruimtelijke effecten van het bouwplan.
39. De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond niet inhoudelijk, omdat zij van oordeel is dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan de vernietiging van het bestreden besluit op de grond dat het bouwplan financieel niet uitvoerbaar is vanwege ongeoorloofde staatssteun.
40. Het relativiteitsvereiste houdt in dat een beroep op strijdigheid met rechtsregels die niet strekken tot bescherming van het belang van degene die zich daarop beroept, niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden.
41. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat een redelijke toepassing van het relativiteitsvereiste met zich brengt dat belanghebbenden die zich niet met succes kunnen beroepen op Europese regels over aanbesteding en staatssteun omdat die regels kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen, zich evenmin op die regels kunnen beroepen ten behoeve van het betoog dat het plan niet uitvoerbaar is.
42. Artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bevat regels over staatssteun. Eisers beroepen zich hierop. Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling over het relativiteitsvereiste volgt dat het artikel 108, derde lid, van het VWEU strekt tot bescherming van de belangen van concurrenten en tot bescherming van justitiabelen die worden onderworpen aan een heffing die integrerend deel uitmaakt van een steunmaatregel.Daarmee strekt dit artikel niet tot bescherming van de belangen van eisers en kunnen zij zich daar in het kader van de financiële uitvoerbaarheid ook niet op beroepen.
43. Eisers betogen dat het bouwplan niet uitvoerbaar is, omdat de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en vergunninghouder in strijd is met het Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021.In deze overeenkomst staat dat de gemeente de locatie aan vergunninghouder te koop zal aanbieden, zodra de omgevingsvergunning onherroepelijk is. Volgens eisers had de gemeentegrond publiekelijk aanbesteed moeten worden. Op de zitting heeft eiser [eiser 2] toegelicht dat hij de grond graag als particulier had willen kopen, maar deze mogelijkheid niet heeft gekregen.
44. In zijn arrest van 26 november 2021 heeft de Hoge Raad overwogen dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat: "een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen."
45. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het college op voorhand had moeten inzien dat het bouwplan niet kan worden uitgevoerd, zonder dat de daarvoor benodigde gemeentelijke gronden in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zoals nader is uitgewerkt in voormeld arrest van de Hoge Raad, kunnen worden verkocht.
46. Eisers menen dat het advies van de welstandscommissie onzorgvuldig tot stand is gekomen. De welstandcommissie heeft het bouwplan getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan, terwijl het Beeldkwaliteitsplan na veel later is gepubliceerd. Bovendien heeft de welstandscommissie ten onrechte geen rekening gehouden met rijks monumentale woningen aan de [straat] .
47. Na een eerder negatief advies van de welstandscommissie en een aangepast bouwplan, heeft de welstandcommissie op 13 juli 2018 een positief welstandsadvies uitgebracht. Hoewel het college niet aan het welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoets bij hem berust, mag het college aan het advies van de welstandscommissie in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies hoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij een tegenadvies wordt overgelegd van een ander deskundig te achten persoon of instantie. Een andere uitzondering doet zich voor als het welstandsadvies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college het niet zonder meer aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen.
48. Uit het welstandsadvies volgt dat het bouwplan is getoetst aan het beeldkwaliteitsplan ‘Centrumplan Emmeloord’. Eisers hebben een publicatie van het gemeenteblad van 30 januari 2019 meegestuurd. Daarin staat dat de gemeenteraad op 16 oktober 2017 het beeldkwaliteitsplan ‘Centrum Emmeloord’ heeft vastgesteld als onderdeel van de welstandnota en dat het beeldkwaliteitsplan in werking treedt op de eerste dag na de publicatie.
49. Eisers voeren terecht aan dat het beeldkwaliteitsplan ten tijde van het welstandsadvies nog niet in werking was getreden. Op de zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat het beeldkwaliteitsplan door een ambtelijke fout niet is gepubliceerd nadat het door de gemeenteraad was vastgesteld. Volgens de gemachtigde van het college had het welstandsadvies niet anders uitgepakt als niet aan dit beeldkwaliteitsplan was getoetst.
50. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat het beeldkwaliteitsplan pas na het welstandsadvies is gepubliceerd en daarmee in werking is getreden, niet tot gevolg heeft dat aan de inhoud van dit beeldkwaliteitsplan rechtens geen betekenis toe mocht komen bij het welstandsadvies. De rechtbank vindt hiervoor steun in de rechtspraak van de Afdeling.In het beeldkwaliteitsplan staat dat voor de architectonische uitwerking van de nieuwbouw in het stadshart van Emmeloord een hedendaagse interpretatie wordt voorgesteld van karakteristieken van de bouwstijl van de Delftse school. In het beeldkwaliteitsplan is ook een foto opgenomen van de woningen aan de [straat] . Dit beeldkwaliteitsplan is bij de welstandstoetsing door de welstandscommissie betrokken, zodat de rechtbank het standpunt van eisers dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van de rijksmonumentale woningen in de omgeving van het bouwplan niet deelt. Ook het college heeft hier rekening mee gehouden. In de ruimtelijke onderbouwing en de nota van zienswijzen is ingegaan op de rijksmonumentale woningen aan de [straat] en geconcludeerd is dat het bouwplan geen ernstige inbreuk maakt op deze monumentale woningen.
51. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het welstandsadvies onzorgvuldig tot stand is gekomen of gebreken bevat. Dit betekent dat het college het welstandsadvies aan zijn oordeel ten grondslag heeft mogen leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college kunnen concluderen dat het bouwplan niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Van belang hierbij is ook dat eisers geen tegenadvies hebben ingediend.