Overwegingen
Kleeft er een gebrek aan de bestreden besluiten?
1. Ja, naar het oordeel van de rechtbank kleeft er een gebrek aan de bestreden besluiten.
2. Eisers en het college zijn het er inmiddels over eens, en de rechtbank sluit zich daarbij aan, dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2O, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 1 en 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit betekent dat het college bij het voorbereiden van de omgevingsvergunning de verkeerde procedure heeft gevolgd, namelijk de reguliere procedure in plaats van de uitgebreide voorbereidingsprocedure, waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is.
3. De rechtbank baseert dit oordeel op de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), in het bijzonder de uitspraken van
21 maart 2018 (Aldi)en 4 februari 2020 (Oudewater). De motivering van de uitspraken van de Afdeling over toepassing van artikel 4 van bijlage II bij het Bor bij nieuwbouw lijkt niet altijd consistent en is daardoor mogelijk wat verwarrend. De uitkomst van deze rechtspraak is wel consistent. Voor het bouwen van een nieuw pand, waarvan het gebruik geheel of gedeeltelijk afwijkt van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, kan een omgevingsvergunning niet worden verleend met toepassing van een combinatie van de onderdelen 1 en 9 van artikel 4 van bijlage II bij het Bor. Een omgevingsvergunning voor nieuwbouw waarbij het toekomstige gebruik (deels) in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, kan alleen worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3O, van de Wabo. Tussen partijen is niet in geschil dat het in deze zaak gaat om nieuwbouw, nu sprake is van een braak liggend terrein.
4. Het college heeft de rechtbank gevraagd het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank is van oordeel dat dit niet mogelijk is.
5. Alleen als evident is dat belanghebbenden door het gebrek in een bestreden besluit niet zijn benadeeld, kan bij het bestaan van een dergelijk gebrek toepassing worden gegeven aan artikel 6:22 van de Awb. Eisers hebben er op de zitting op gewezen dat mogelijk ook andere omwonenden bedenkingen over het bouwplan van [naam derde-partij] B.V. naar voren hadden willen brengen. Het college kan dat niet helemaal uitsluiten.
6. De rechtspraak van de Afdeling over toepassing van artikel 6:22 van de Awb is op dit punt heel streng. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat de beslissing van het college op de aanvraag van [naam derde-partij] B.V. na het doorlopen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure hetzelfde zal zijn, kan zij er niet aan voorbij gaan dat de verkeerde procedure is gevolgd en daardoor mogelijk belanghebbenden zijn benadeeld. Daar komt bij dat er andere procedurele vereisten gelden bij artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3O, van de Wabo. Bijvoorbeeld de mogelijke betrokkenheid van de gedeputeerde staten en de wettelijke eisen die aan de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning worden gesteld. Ten slotte is er in deze zaak tussen partijen discussie over de vraag of het bouwplan valt onder één van de categorieën gevallen die door de gemeenteraad zijn aangewezen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist.
7. De rechtbank komt tot de conclusie dat het gebrek in de bestreden besluiten niet kan worden gepasseerd of hersteld. Daarom komt zij niet meer toe aan de bespreking van de overige door eisers aangevoerde beroepsgronden.
8. De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen. De rechtbank zal op de bezwaren van eisers beslissen, door deze alsnog gegrond te verklaren en de omgevingsvergunning te herroepen.
9. Het college moet opnieuw op de aanvraag voor een omgevingsvergunning van [naam derde-partij] B.V. beslissen. Het verlenen van medewerking aan het bouwplan kan alleen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3O, van de Wabo. De beslissing op de aanvraag moet dus worden voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Wabo. Bovendien moet in die procedure worden bepaald of de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet verlenen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan beide eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten.
12. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor eisers 1 vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
13. Eiser 2 is in de bezwaarfase nog niet bijgestaan door een rechtsbijstandverlener. Voor hem stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter, mr. K. de Meulder en mr. ing. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op: