ECLI:NL:RBMNE:2023:725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
16.251529.22 en 16.346921.21 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling openlijke geweldpleging met taakstraf en schadevergoeding

Op 23 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die op 2 oktober 2022 in Utrecht betrokken was bij een vechtpartij. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om het leven van het slachtoffer te beroven. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging tegen twee maaltijdbezorgers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank legde een taakstraf van 150 uur op en wees de vorderingen van de benadeelde partijen toe, waarbij [slachtoffer 1] € 500,00 en [slachtoffer 2] € 250,00 ontving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten geweld had gepleegd, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de ernstiger beschuldiging van poging doodslag. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers, en besloot tot een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, met een schadevergoedingsmaatregel voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.251529.22 en 16.346921.21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] (Polen),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] [woonplaats] (Polen),
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2022 en 9 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair: op 2 oktober 2022 te Utrecht geprobeerd heeft samen met anderen [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem met kracht tegen het hoofd of lichaam te stompen en/of schoppen en/of met een knie tegen zijn ribben te duwen;
subsidiair: op 2 oktober 2022 te Utrecht openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door met kracht tegen hun hoofden of lichamen te stompen en/of schoppen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om vrijspraak van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie acht het onder subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
-
De aangifte van [slachtoffer 1] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik was in de Koekoekstraat te Utrecht . Ik zag en voelde dat alle drie de mannen met veel kracht hun vuisten tegen mijn hoofd aan sloegen. Ik voelde dat hun vuisten hard tegen mijn hoofd, mijn kaak en mijn borst aankwamen. Overal op mijn lichaam voelde dat ik getrapt werd. Ik zag dat man 2 mijn broer een vuistslag ga. [2]
-
De aangifte van [slachtoffer 2] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 2 oktober 2022, toen ik de Koekoekstraat inreed, zag ik drie mannen rond mijn broertje staan. Ik zag dat dat mijn broertje door de drie mannen geslagen werd. Ik zag dat de man mij een klap gaf. Ik zag dat er een andere man uit diezelfde groep naar mij toe liep. Ik zag en voelde dat hij mij vasthield en tegen de grond aan werkte. Ik voelde dat hij mij via mijn arm en mijn nek naar de grond werkte. Ik voelde pijn in mijn linker pols waarvan ook striemen te zien zijn. [3]
-
Een proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2022, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 2 oktober 2022 kwamen wij ter plaatse op de Koekoekstraat .
[getuige 1] verklaarde dat er een maaltijdbezorger in elkaar was geslagen door die jongens van Poolse afkomst en dat hij had gezien dat er twee minuten lang in was geslagen op de maaltijdbezorger door de drie verdachten.
[getuige 2] verklaarde dat drie mensen aan het inslaan waren op een thuisbezorgd-medewerker. [4]
-
De verklaring van [getuige 3] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Er werd extreem veel geweld gebruikt. Ik zag dat het een gevecht betrof tussen drie Poolse jongens en een maaltijdbezorger. [5] Ik zag dat maaltijdbezorger 1(de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] ) heel vaak werd geslagen. Maaltijdbezorger 2 (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2] ) kreeg een aantal rake klappen. De agressors waren de drie Poolse jongens. [6]
-
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik sprak telefonisch met getuige [getuige 4] . Hij verklaarde: “Ik zag dat er drie blanke mannen vochten met twee licht getinte mannen. Ik zag dat de blanke mannen het geweld aan het plegen waren en dat de getinte mannen zich verdedigde. Ik zag dat alle drie de blanke mannen de twee getinte mannen sloegen en trapte. [7]
-
De verklaring van [getuige 5] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik zag drie mannen een man in elkaar aan het slaan. Ze hebben allemaal geweld gebruikt. Ze raakte het slachtoffer echt overal en door iedereen. [8]
-
De verklaring van [getuige 6] , voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik zag een jongen met een blauwe/grijs keurige hoodie over de grond werd getrokken. [9] Ik zag dat de jongen ook nog in zijn zij werd geschopt. [10]
-
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik zag de personen verder Koekoekstraat inrennen. Ik zag dat een (1) persoon stopte met rennen. Deze persoon bleek later te zijn: [verdachte] , geboren op [1995] te [geboorteplaats] (Polen). [11]
Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
Vroeg in de ochtend op 2 oktober 2022 vind er een vechtpartij plaats tussen drie Poolse mannen (verdachte en twee medeverdachten) en twee maaltijdbezorgers (aangevers) op de Koekoeksstraat in Utrecht . De aangevers verklaren dat [slachtoffer 1] werd aangevallen door de drie Poolse verdachten. Zijn broer [slachtoffer 2] zag dit gebeuren en schoot te hulp, waarna hij ook aangevallen werd. Verdachten verklaren daarentegen dat de beide aangevers het gevecht zijn begonnen en dat zij zichzelf hebben verdedigd, althans dat zij alleen hebben geprobeerd om de situatie te de-escaleren.
De rechtbank stelt aan de hand van de bewijsmiddelen vast dat de verklaring van beide aangevers door meerdere getuigenverklaringen wordt ondersteund en dat het scenario van de verdachte geen enkele steun vindt in het dossier, behalve in de verklaringen van de medeverdachten. De rechtbank hecht in het bijzonder waarde aan de getuigenverklaringen nu deze als neutraal gezien kunnen worden, omdat zij noch de aangevers noch de verdachten kennen en zij zonder uitzondering verklaren over het toegepaste geweld door verdachten, niet door aangevers. Niet valt in te zien dat alle getuigen de situatie totaal verkeerd ingeschat hebben en dat de handelingen van de verdachten slechts gezien moeten worden in het de-escaleren van de situatie. Voorts dient vermeld te worden dat de verdachten allen een forse hoeveelheid alcohol hadden gedronken in het café waar zij uit kwamen en dat zij er belang bij hebben om hun aandeel in het incident kleiner te maken.
De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachten geweldshandelingen heeft gepleegd tegen de beide aangevers. De vraag is vervolgens welk strafbaar feit dit oplevert.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier en de verdediging van oordeel dat het primair ten laste gelegde, poging doodslag, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte de intentie had om aangever [slachtoffer 1] te doden (vol opzet). Evenmin kan uit de geweldshandelingen zoals die uit de bewijsmiddelen blijken worden afgeleid dat de kans op de dood van [slachtoffer 1] door deze geweldshandelingen aanmerkelijk te noemen is en dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard (voorwaardelijk opzet). De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Veroordeling openlijke geweldpleging
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde, openlijke geweldpleging, wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft samen met zijn twee medeverdachten openlijk geweld gepleegd tegen de twee slachtoffers.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De verdediging stelt dat beide aangevers de vechtpartij zijn begonnen en dat verdachte en diens medeverdachten zichzelf tegen de aanval van aangevers hebben verdedigd. De rechtbank heeft dit verweer hiervoor al gemotiveerd verworpen.
De rechtbank concludeert op basis van de aangiften en de getuigenverklaringen dat alle verdachten – en dus ook verdachte - gezamenlijk en opzettelijk geweldshandelingen hebben verricht en dat verdachte daarmee een significante en wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd.
Partiële vrijspraak schoppen tegen hoofd en knietje in ribben
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat er schoppen tegen de hoofden van de slachtoffers zijn gegeven en dat er met een knie tegen de ribben van [slachtoffer 1] is geduwd. De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken voor deze ten laste gelegde handelingen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair:
op 2 oktober 2022 te Utrecht, openlijk, te weten op de Koekoekstraat , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
- meermalen, met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te stompen/slaan, en
- meermalen, met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen, en
- die [slachtoffer 2] met kracht tegen het lichaam, te slaan, en
- die [slachtoffer 2] met kracht aan zijn pols te trekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte is negatief in het nieuws gekomen in Engeland, dit dient strafverminderend te worden meegewogen. Verdachte woont sinds vier jaar in Nederland en is van plan hier zich te settelen. De LOVS-richtlijnen geven een taakstraf tussen de 120 en 150 uur aan als oriëntatiepunt. Het is mogelijk om deze taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee maaltijdbezorgers. Zij hebben zonder klaarblijkelijke aanleiding fors geweld gebruikt door met zijn drieën gedurende langere tijd in te slaan op de twee slachtoffers. Het is een gelukkige bijkomstigheid dat de beide slachtoffers weinig letsel hebben opgelopen. Gelet op de getuigenverklaringen had het voor de beide slachtoffers ook heel anders kunnen aflopen. Verdachte en zijn medeverdachten stopten pas met het geweld toen zij werden tegengehouden door omstanders. Zij zijn weggerend toen zij de politie hoorden aankomen en hebben één van de slachtoffers gewond op de grond achtergelaten.
Feiten als de onderhavige maken niet alleen ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers, maar dragen ook bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 februari 2023.
Straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn binnen de rechtspraak oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. De oriëntatiepunten gaan voor het openlijk plegen van geweld waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen uit van een taakstraf van 150 uren.
De rechtbank neemt in overweging dat de oriëntatiepunten voor mishandeling met dit letsel ook tot een taakstraf zou leiden. Het letsel is niet van zodanige aard dat een gevangenisstraf in gelijke gevallen opgelegd zou worden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank volgt de Hoge Raad dat het enkele feit dat een verdachte in het buitenland verblijft geen reden is om niet een taakstraf op te leggen. [12] Bovendien heeft de raadsman verklaard dat verdachte voornemens is naar Nederland terug te keren en hier te gaan wonen en werken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 150 uren passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 850,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 850,00 voor immateriële schade voor [slachtoffer 1] en van € 500,00 voor immateriële schade voor [slachtoffer 2] , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij de rechtbank verzocht om de vordering tot schadevergoeding af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
[slachtoffer 1]
Immateriële schade
[slachtoffer 1] heeft een vergoeding van € 850,00 aan immateriële schade gevorderd. Omdat er sprake is van lichamelijk letsel, komt de benadeelde partij in aanmerking voor toekenning van immateriële schadevergoeding. Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 billijk.
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 500,00 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]
Immateriële schade
[slachtoffer 2] heeft een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade gevorderd. Omdat er sprake is van lichamelijk letsel, komt de benadeelde partij in aanmerking voor toekenning van immateriële schadevergoeding. Gelet op vergelijkbare zaken en op de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank een vergoeding van € 250,00 billijk.
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 250,00 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging inzake parketnummer 16.346921.21 ten aanzien van 1 week gevangenisstraf toe te wijzen. De raadsman heeft verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging van 1 week gevangenisstraf toewijzen. De rechtbank ziet geen reden om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,00;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 250,00;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-346921-21
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht bij vonnis van 17 januari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Wolters, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, te stompen/slaan, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, te schoppen/trappen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een knie tegen de ribben te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 oktober 2022 te Utrecht, althans in Nederland, openlijk, te weten op de Koekoekstraat , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere, althans tegen een, perso(o)nen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, van die [slachtoffer 1] te stompen/slaan, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam, van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een knie tegen de ribben van die [slachtoffer 1]
te duwen,
- die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, althans
tegen het lichaam, te stompen/slaan, en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) aan zijn pols te trekken;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 oktober 2022, genummerd PL0900-2022293038, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 120. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 oktober 2022, pagina 14 en 15.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 2 oktober 2022, pagina 6 en 7.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2022, pagina 20.
5.Een proces-verbaal van horen getuigen van 6 oktober 2022 , aanvullend proces-verbaal, pagina 10
6.Een proces-verbaal van horen getuigen van 6 oktober 2022 , aanvullend proces-verbaal pagina 11.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2022, pagina 49.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2022, pagina 41.
9.Een proces-verbaal van horen getuige van 6 oktober 2022, aanvullend proces-verbaal pagina 5
10.Een proces-verbaal van horen getuige van 6 oktober 2022, aanvullend proces-verbaal pagina 6
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2022, pagina 35.