ECLI:NL:RBMNE:2023:7019

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/5602
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bevoegdheid van de burgemeester tot oplegging van een verblijfsontzegging in het kader van openbare orde handhaving

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. van Viegen, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Utrecht, dat hem een verblijfsontzegging oplegde voor een periode van een maand. Deze maatregel was gebaseerd op het Aanwijzingsbesluit, waarin gebieden zijn aangewezen waar verblijfsontzeggingen kunnen worden opgelegd vanwege ernstige verstoringen van de openbare orde. De burgemeester stelde dat verzoeker zich zonder redelijk doel in een portiek had opgehouden, wat in strijd was met artikel 2.29 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen, oordelend dat de burgemeester bevoegd was om de maatregel op te leggen en dat deze niet onevenredig was. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van verzoeker afgewogen tegen het publieke belang van handhaving van de openbare orde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester voldoende gemotiveerd had dat de maatregel noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen, en dat verzoeker niet disproportioneel in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt. De uitspraak benadrukt het belang van de openbare orde en de bevoegdheid van de burgemeester om in te grijpen wanneer dat nodig is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5602

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. van Viegen),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, de burgemeester

(gemachtigden: mr. A. Erdogan en mr. R. Baijens).

Inleiding

1. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 november 2023 (het bestreden besluit) tot het opleggen van een verblijfsontzegging vanaf 8 november 2023 om 19.45 tot 8 december 2023 om 19.45 voor het [straat 1] , [straat 2] en omgeving in [woonplaats] . Hij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Vrijstelling griffierecht
2. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling tot betaling van het griffierecht. Verzoeker heeft hiervoor een inkomensverklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij geen inkomen en geen vermogen heeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom toe.
Waar gaat deze zaak over
3. Bij bestreden besluit heeft de burgemeester aan verzoeker een verblijfsontzegging opgelegd op grond van het Aanwijzingsbesluit artikel 2.3 van de APV (het Aanwijzingsbesluit) [1] , omdat verzoeker de openbare orde ernstig heeft verstoord door zich op 8 november 2023 zonder redelijk doel in een portiek in het aangewezen gebied op te houden. Volgens de burgemeester heeft verzoeker daarmee artikel 2.29, eerste lid, onder a, van de APV overtreden.
Achtergrond van het Aanwijzingsbesluit
4. De burgemeester heeft in het Aanwijzingsbesluit het gebied [straat 1] , [straat 2] en omgeving aangewezen als gebied waar hij aan personen een verblijfsontzegging kan opleggen. De reden daarvoor is dat de burgemeester van mening is dat in het gebied sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde.
5. Sinds 2021 zijn daar namelijk veel incidenten en meldingen geweest waarbij een grote groep verslaafde dak- en thuislozen betrokken bleek. Deze incidenten en meldingen bestonden uit overlast van het openlijk gebruik van drugs, vervuiling van de omgeving en conflicten binnen de groep. De conflicten escaleerden meerdere keren in vecht en -steekpartijen, waarbij verschillende personen (ernstig) gewond zijn geraakt. De overlast van de groep leidde tot veel klachten uit de (woon)omgeving en signalen van het gevoel sociale onveiligheid uit de buurt. Er is een groep in beeld gebracht door de verschillende instanties waarbij inzichtelijk geworden is dat het deels gaat om een groep verslaafden die een binding met [woonplaats] hebben, maar ook om een deel die geen binden met [woonplaats] hebben en door de aanzuigende werking van de aanwezigheid van drugs en de mogelijkheid om drugs te gebruiken naar het [straat 1] toe komen. De bevindingen van politie en THOR laten zien dat de openbare orde in het gebied rond het [straat 1] langdurig en veelvuldig wordt verstoord. Dit zorgt voor gevoelens van onveiligheid bij ondernemers, bewoners en passanten. De huidige maatregelen blijken niet voldoende om de overlast te beteugelen. Het aanwijzingsbesluit 'Verblijfsontzeggingen [straat 1] , [straat 2] en omgeving’, als onderdeel van het totale pakket aan maatregelen voor het gebied is dan ook een passende maatregel. Het aanwijzingsbesluit geldt voor de duur van een half jaar. Deze termijn is nodig willen de maatregelen effect kunnen hebben. Deze maatregel treft alleen de personen die in het aangewezen gebied de openbare orde verstoren. Op deze manier kan er consistent worden opgetreden tegen overlastgevende personen en kan worden geïnvesteerd in een duurzame aanpak van de problematiek. Om een waterbedeffect te voorkomen is rekening gehouden met verplaatsingseffecten en wordt een ruimer gebied dan enkel het [straat 1] aangewezen als verblijfsontzeggingsgebied.
Verzoek om een voorlopige voorziening
6. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen, omdat hij door de verblijfsontzegging ernstig in zijn belangen wordt geschaad. Verzoeker voert daartoe aan dat de verblijfsontzegging in strijd is met het legaliteitsbeginsel en dat de verblijfsontzegging in strijd is met de onschuldpresumptie. Ook voert verzoeker aan dat zijn recht op bewegingsvrijheid door de verblijfsontzegging onevenredig wordt geschonden. Verzoeker kan daardoor onder meer het kantoor van zijn advocaat aan de [adres] niet bezoeken.
Oordeel voorzieningenrechter
7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
8. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker, of de burgemeester de verblijfsontzegging heeft kunnen opleggen.
Legaliteitsbeginsel en de onschuldpresumptie
9. Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat slechts sprake is geweest van een constatering dat verzoeker zich op 8 november jl. in het aangewezen gebied heeft opgehouden, maar dat dat niet betekent dat sprake is van een overtreding nu hij niet onherroepelijk is veroordeeld. Verzoeker verwijst naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 maart 2015 [2] waaruit blijkt dat de onschuldpresumptie is geschonden als parallel aan de bestuursrechtelijke procedure nog een strafrechtelijke procedure loopt. Volgens verzoeker is hiervan sprake, omdat het strafrechtelijk onderzoek nog loopt. Nu aan verzoeker een boete is opgelegd die nog niet onherroepelijk is, staat niet vast dat verzoeker zich daar zonder redelijk doel ophield en hij zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van de APV.
10. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2023 van de politie (het proces-verbaal) blijkt dat verzoeker op 8 november 2023 zonder noodzaak in het portiek rondhing.
11. Uit de toelichting bij het Aanwijzingsbesluit blijkt dat de burgemeester tot een verblijfsontzegging van 24 uur overgaat nadat men éénmaal is geverbaliseerd op grond van de in de bij het mandaat behorende instructie genoemde redenen. Bij een tweede overtreding legt de burgemeester een verblijfsontzegging van één maand op. Aan verzoeker is met het besluit van 22 juli 2023 een eerste verblijfsontzegging opgelegd voor de duur van 24 uur. Dit betekent dat voor de overtreding van 8 november 2023 de burgemeester op grond van het Aanwijzingsbesluit aan verzoeker een verblijfsontzegging van een maand kan opleggen.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de gebiedsontzegging aan verzoeker op te leggen. De voorzieningenrechter is het eens met de burgemeester dat hij zijn besluit heeft mogen baseren op het feitencomplex van het proces-verbaal dat door de verbalisant op ambtsbelofte is opgemaakt. Uit dat proces-verbaal blijkt dat verzoeker als verklaring voor het hangen in het portiek heeft gezegd ‘het regende’. De burgemeester heeft op grond daarvan mogen aannemen dat verzoeker op 8 november 2023 zonder redelijk doel in het portiek rondhing. Daarmee staat vast dat verzoeker artikel 2.29 van de APV heeft overtreden. Nu verzoeker daarmee de openbare orde ernstig heeft verstoord, was de burgemeester bevoegd om aan verzoeker de verblijfsontzegging op te leggen.
13. Het feit dat aan verzoeker inmiddels ook een boete is opgelegd, betekent niet dat de bevoegdheid van de burgemeester om een verblijfsontzegging op te leggen in strijd is met de onschuldpresumptie van artikel 6 van het EVRM. Zoals hiervoor is overwogen mocht de burgemeester aannemen dat verzoeker zonder redelijk doel in het portiek rondhing. Gelet op die motivering heeft de burgemeester kunnen vaststellen dat verzoeker artikel 2.29 van de APV heeft overtreden. Op grond hiervan was de burgemeester bevoegd om, onafhankelijk van de boete oplegging, een verblijfsontzegging op te leggen. Daarmee is de schuld van verzoeker in een eventueel lopende strafrechtelijke procedure nog niet komen vast staan. Verzoeker kan zich in die procedure zich verweren. Van strijd met de onschuldpresumptie is dus geen sprake.
Het evenredigheidsbeginsel
14. Verzoeker voert aan dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het gebiedsverbod geen onevenredige inbreuk maakt op verzoekers recht op bewegingsvrijheid. Daarbij is niet betrokken dat verzoeker een maand lang geen gebruik kan maken van de faciliteiten binnen het centrumgebied. Verzoeker kan het kantoor van zijn advocaat aan de [adres] niet bezoeken om lopende procedures voor te bereiden. Volgens verzoeker is dit in strijd met het beginsel van eerlijke procesvoering als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook kan verzoeker geen gebruik maken van het busstation [busstation] , een belangrijke verkeersader van het openbaar vervoer in het centrum. Volgens verzoeker is het bestreden besluit daarom in strijd met zijn recht op bewegingsvrijheid van artikel 83 van de Grondwet en artikel 2 van het Vierde Protocol EVRM.
15. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de inbreuk die de oplegging van de verblijfsontzegging vormt op het recht van verzoeker om zich vrijelijk te verplaatsen, niet disproportioneel is en bovendien is gerechtvaardigd met het oog op het publieke belang van handhaving van de openbare orde.
16. Niet in geschil is dat de verblijfsontzegging inbreuk maakt op het recht op bewegingsvrijheid, bedoeld in artikel 2 van het Vierde Protocol EVRM. Op grond van vaste rechtspraak [3] kan dat recht worden onderworpen aan beperkingen, mits daarvoor een wettelijke basis bestaat, de betreffende wettelijke bepaling voldoende kenbaar en duidelijk is en de beperkingen gerechtvaardigd worden door het algemeen belang in een democratische samenleving. Verzoeker heeft niet betwist dat aan deze voorwaarde is voldaan.
17. De voorzieningenrechter is verder van oordeel de maatregel tot oplegging van de verblijfsontzegging niet onevenredig is. Ter zitting is besproken dat het verzoeker er feitelijk alleen nog omgaat dat hij door de verblijfsontzegging het kantoor van zijn advocaat niet kan bereiken en hij geen gebruik kan maken van een belangrijke overstaphalte bij de [busstation] . Op zitting is echter komen vast te staan dat verzoeker het kantoor van zijn advocaat kan bereiken door vanaf de bushalte [bushalte] naar de [adres] te lopen en daar de voordeur van het kantoor, die net op de grens van het gebied ligt, kan binnengaan. Hierbij komt dat verzoeker e.e.a. ook telefonisch af kan doen met zijn gemachtigde dan wel op een locatie buiten kantoor. Niet aannemelijk is geworden dat daarvan geen sprake kan zijn. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de overgelegde oproep van verzoeker om op 15 december 2023 op de rechtbank te verschijnen buiten de termijn van de verblijfsontzegging valt. Dat verzoeker geen gebruik kan maken van de overstaphalte [busstation] , hoeft verzoeker niet te raken, omdat hij met de bus door het gebied kan reizen en kan uitstappen bij een bushalte even buiten het gebied, dan wel om het gebied heen kan reizen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de opgelegde verblijfsontzegging van één maand gezien dit alles niet onredelijk en niet disproportioneel in strijd met verzoekers bewegingsvrijheid.
18. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de verblijfsontzegging in dit geval een noodzakelijk en evenwichtig middel om de rust en de openbare orde te herstellen. De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd dat het belang dat is gediend bij de verblijfsontzegging zwaarder moet wegen dan de door verzoeker aangedragen belangen. Gelet op het algemene belang van het terugdringen van de drugsgebruik en drugshandel in het gebied en de daarmee gepaard gaande de overlast voor de woonomgeving heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom minder gewicht mogen toekennen aan de belangen van verzoeker.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Aanwijzingsbesluit artikel 2.3 Besluit van Algemene plaatselijke Verordening Utrecht 2010, verblijfsontzeggingen [straat 1] , [straat 2] en omgeving, van 26 mei 2023, geldend van 31 mei 2023 tot en met 1 december 2023.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1034.