ECLI:NL:RBMNE:2023:6971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/5670
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting door burgemeester wegens drugshandel

Op 22 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, huurder van een woning in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de woning voor vier maanden te sluiten vanwege de ontdekking van een drugslab en een aanzienlijke hoeveelheid drugs na een brand op 11 september 2023. De burgemeester had op 9 november 2023 besloten tot sluiting van de woning, waarbij hij de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving als zwaarwegende redenen aanvoerde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de beoordeling werd vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoeker door de sluiting zijn woning moest verlaten en geen alternatieve woonruimte had. De rechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, gezien de ernst van de overtredingen en de rol van de woning in de drugshandel.

Verzoeker voerde aan dat de sluiting niet meer noodzakelijk was door het tijdsverloop sinds de brand en dat hij geen betrokkenheid had bij de drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester terecht had gesteld dat de sluiting ook na het tijdsverloop gerechtvaardigd bleef, gezien de ernst van de situatie en de risico's die de woning met zich meebracht. De rechter benadrukte dat de burgemeester in zijn besluitvorming rekening had moeten houden met de gevolgen voor verzoeker, maar dat dit niet leidde tot een andere uitkomst. De voorzieningenrechter gaf de burgemeester wel mee om in de bezwaarprocedure aandacht te besteden aan de betrokkenheid van verzoeker en de gevolgen van de sluiting voor zijn woonsituatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5670

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.S. Schollaardt),
en

de burgemeester van de gemeente [plaats], de burgemeester

(gemachtigde: H. van Nijnanten en mr. M. van Diepenveen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [woningstichting] uit [plaats] (de Woningstichting)

Inleiding

Verzoeker is huurder en bewoner van de woning aan de [adres] (de woning) in [plaats] .
Op 9 november 2023 heeft de burgemeester het besluit (hierna: bestreden besluit) genomen de woning te sluiten voor de duur van vier maanden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om in de woning te kunnen verblijven in afwachting van de beslissing op het bezwaar.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en kantoorgenoot mr. F. van Hal, de gemachtigden van de burgemeester en [A] , werknemer van de Woningstichting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
2. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig, omdat verzoeker door het besluit zijn woning uit moet en zijn grond er op neer komt dat hij geen vaste vervangende woonruimte heeft.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker of de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot sluiting van de woning voor de duur van vier maanden.
Aanleiding sluiting
5. Op 11 september 2023 is brand ontstaan in de woning en hebben de brandweer en de politie de woning betreden. Na toestemming van de rechter-commissaris is de woning doorzocht. In de woning is een zeer ruime handelshoeveelheid drugs aangetroffen en in de keuken een drugslab. De politie en de Woningstichting hebben direct na de brand geprobeerd verzoeker te bereiken en dat is niet gelukt. De Woningstichting heeft vervolgens de woning met planken gesloten waardoor de woning voor niemand toegankelijk was.
Op 3 oktober 2023 heeft de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Uit die bestuurlijke rapportage blijkt van de aanwezigheid van een grote hoeveelheid hard- en softdrugs en een drugslab. Uit de bestuurlijke rapportage volgt verder dat uit onderzoek is gebleken dat in de woning grote handelshoeveelheden drugs werden verwerkt tot kleine hoeveelheden geschikt voor eindgebruikers en dat de aangetroffen hoeveelheid drugs wijst op een gevorderd stadium in de georganiseerde criminaliteit. Hierdoor is het aannemelijk dat er een loop op de woning is en dat de woning bekend staat als drugspand.
Op 25 oktober 2023 heeft de burgemeester van de Woningstichting vernomen dat verzoeker de woning weer wilde betrekken. Hierna heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten.
Bestreden besluit
6. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 9 november 2023 het besluit genomen om de woning voor de duur van vier maanden te sluiten. De burgemeester heeft hieraan ten grondslag gelegd dat in de woning een zeer ruime handelshoeveelheid hard- en softdrugs en een drugslab is aangetroffen en dat er brand is ontstaan wat gevaar zettend is. De openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning zijn hierdoor ernstig verstoord. Dat er grote handelshoeveelheden verdovende middelen werden verwerkt tot kleine hoeveelheden geschikt voor eindgebruikers en dat de aangetroffen hoeveelheid wijst op een gevorderd stadium in de georganiseerde criminaliteit. Hierdoor is aannemelijk dat er een loop is op de woning en de woning bekend staat als drugspand.
Bevoegdheid tot sluiting is niet in geschil
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat - mede gezien hetgeen ter zitting is besproken - niet in geschil is dat in de woning handelshoeveelheden soft- en harddrugs zijn aangetroffen, en dat daarom de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet in samenhang gelezen met artikel 2 van de Beleidsregels voor handhaving artikel 13b Opiumwet bij woningen, lokalen en coffeeshops (Beleidsregels) in beginsel bevoegd is om de woning te sluiten Verzoeker heeft zijn grond dat de burgemeester geen bevoegdheid had de woning te sluiten, ter zitting ingetrokken.
Was de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Verzoeker voert aan dat de noodzaak tot sluiting ontbreekt. De sluiting van de woning dient door tijdsverloop sinds de brand geen redelijk doel meer. Van een verstoring van de openbare orde, aanwezigheid van drugs of ondermijning was al weken geen sprake meer. De burgemeester had in het kader van het tijdsverloop dan ook een nieuwe beoordeling moeten maken. Verzoeker verwijst voor dit standpunt naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 december 2021. [1] Verder kon verzoeker weer terug naar zijn woning en is degene die voor de drugs in de woning verantwoordelijk is (een bekende van een vriend van zijn broer) niet meer in beeld. Ook is niet gebleken van eerdere meldingen van druggerelateerde activiteiten. Er is geen sprake geweest van ‘loop’ naar de woning. Verzoeker heeft niks van doen met drugscriminaliteit.
9. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de ernst en omvang van de overtreding als ernstig kunnen kwalificeren en mogen aannemen dat het pand een schakel vormde in de productie van harddrugs. De sluiting van het pand is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Hierbij heeft de burgemeester kunnen betrekken dat de hoeveelheid aangetroffen drugs aangemerkt kan worden als een handelshoeveelheid. Als een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een pand, mag aangenomen worden dat het pand een rol vervult binnen een keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd (ECLI:NL:RVS:2023:3938). Ook mocht de burgemeester betrekken dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat het aannemelijk is dat de aangetroffen handelshoeveelheden drugs werden verwerkt tot kleine hoeveelheden en dat in de keuken een drugslab is aangetroffen. Ook hieruit blijkt van een rol in het criminele handelscircuit. Verder heeft de burgemeester bij zijn beoordeling belang mogen hechten aan het feit dat er door het drugslab in de woning een gevaarlijke situatie is ontstaan en dat die zich heeft gemanifesteerd in de brand die is ontstaan. Ook heeft de burgemeester in het kader van het nog voortduren van de noodzaak van sluiting belang mogen hechten aan het feit dat de zegels waarmee de woning bestuursrechtelijk was gesloten, zijn verbroken. De burgemeester heeft er op kunnen wijzen dat dit mogelijk een indicatie kan zijn dat er nog steeds aandacht voor de woning is vanuit het criminele circuit. Verzoekers verklaring ter zitting dat het hierbij in de rede ligt dat het ging om een gewone diefstal legt naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gewicht in de schaal, dit omdat uit de verklaring ter zitting van de Woningstichting volgt dat omwonenden melding hebben gemaakt van vreemde lieden die voor de brand de woning in en uit gingen en na de brand rondom de woning hingen.
Dat verzoeker van de woningbouwvereniging op 25 oktober 2023 terug mocht naar de woning staat, anders dan verzoeker kennelijk meent, los van de vraag naar de (voortduring van de) verstoring van de openbare orde. De burgemeester immers heeft nadat de Woningstichting de sleutels op 25 oktober 2023 aan verzoeker had terug gegeven en de woning daardoor niet langer gesloten bleef, alsnog besloten om op bestuursrechtelijke gronden de woning te sluiten. Dat er geen eerdere meldingen van druggerelateerde activiteiten en/of overlast zijn geweest doet gelet op de overige hiervoor genoemde omstandigheden niet af aan de noodzakelijkheid van de sluiting.
10. Over het tijdsverloop heeft de burgemeester verder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen stellen dat een tijdsverloop van iets meer dan anderhalve maand na de brand in de woning niet onredelijk lang is, te meer omdat in die periode de woning ook voor een groot deel feitelijk al gesloten was door de Woningstichting. Verder stelt de burgemeester niet ten onrechte dat de door verzoeker in dit verband genoemde uitspraak van de Afdelingbetrekking heeft op een andere situatie, alleen al omdat in die zaak het betreffende pand een jaar na het voornemen tot sluiting nog steeds niet was gesloten.
11. Verder is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de burgemeester ter zitting niet ten onrechte heeft gesteld dat - anders dan verzoeker stelt - niet zondermeer vast staat dat verzoeker geen link heeft met de aangetroffen drugs en hij niet betrokken is in het onderzoek van de politie. De voorzieningenrechter hecht daarbij waarde aan hetgeen hieronder wordt overwogen over de verwijtbaarheid. Ook om die reden kan niet zonder meer gesteld kan worden dat er niet langer sprake is van verstoring van de openbare orde.
Was de sluiting van de woning evenredig/ proportioneel?
12. De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of sluiting, gegeven de noodzaak daartoe, ook evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang en ook de evenwichtigheid van de duur van de sluiting. Persoonlijke verwijtbaarheid overigens speelt geen rol bij de noodzaak tot sluiting van een woning, maar kan wel een rol spelen bij de afweging van de belangen.
13. Volgens verzoeker had de woning niet mogen worden gesloten, omdat de burgemeester (het gebrek aan) verwijtbaarheid had moeten betrekken. Verzoeker stelt geen kennis en aanvaarding van de situatie te hebben gehad. Dit niet gewild te hebben en geen toestemming te hebben gegeven. Dit wordt onderschreven door de verklaring van de broer van verzoeker die een concrete naam heeft gegeven van de persoon die de veroorzaker is van de brand en de aanwezigheid van de drugs. Bij de vraag naar de verwijtbaarheid is volgens verzoeker verder ook relevant dat verzoeker niet aanwezig was op het moment dat het feit gepleegd werd. Verzoeker verwijst voor dit standpunt naar een uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 [2] , en naar een reisstempel in zijn paspoort en een boardingpas. Verzoeker heeft belang bij terugkeer naar de woning, ook omdat hij op medische gronden een stabiele woonomgeving nodig heeft. Verzoeker verwijst naar een verklaring van zijn huisarts.
Volgens verzoeker had de burgemeester met een minder vergaande maatregel in de vorm van een kortere of geen sluiting of een voorwaardelijke sluiting onder last onder dwangsom hetzelfde doel kunnen bereiken.
14. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de burgemeester over de verwijtbaarheid heeft kunnen stellen dat het bevreemdend is dat verzoeker na de brand lange tijd onvindbaar was, geen contact heeft opgenomen over het feit dat de Woningstichting de woning feitelijk had gesloten, en dat de situatie rondom de eventuele betrokkenheid van verzoeker niet duidelijk is. Na de brand hebben zowel de politie als de Woningstichting tevergeefs geprobeerd verzoeker te bereiken. Verzoeker was lange tijd, tussen 11 september 2023 en 4 oktober 2023, niet bereikbaar en heeft ook zelf geen contact opgenomen. Verzoekers toelichting dat dat komt omdat hij in Marokko verbleef, hoeft de burgemeester geen afdoende verklaring daarvoor te vinden. Verzoeker beschikt immers over een mobiele telefoon en e-mailadres. De burgemeester heeft verder niet ten onrechte gesteld dat niet met zekerheid vast te stellen is dat verzoeker – zoals hij stelt - na het verkrijgen van de sleutel op 25 oktober 2023 daadwerkelijk in zijn woning heeft verbleven. Zo heeft de burgemeester na 25 oktober twee aangetekende brieven naar verzoeker gestuurd. Een voornemen op 1 november 2023 en een besluit op 9 november 2023. Die brieven konden niet in persoon uitgereikt worden waarna er bericht is achtergelaten dat de brieven opgehaald konden worden op het postkantoor. Verzoeker heeft de aangetekende brieven ook niet opgehaald. Verzoeker was ook niet aanwezig op het moment van verzegeling en nadien was het verzoekers broer - en niet verzoeker zelf - die gebeld heeft met de gemeente over de sluiting van de woning, omdat het zijn paspoort was dat nog in de woning lag. De burgemeester heeft dit meegenomen in de toets aan de spoedeisendheid, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter speelt het bij het vaststellen van de rol van verzoeker en daarmee samenhangend met de verwijtbaarheid van verzoeker ook een rol.
15. Verzoeker heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022. Die uitspraak ging weliswaar om het aantreffen van drugs in een woning, maar dan wel onder andere omstandigheden. In die zaak ging het om ouders met een meerderjarige zoon met eigen woonvertrekken die in afwezigheid van zijn ouders daar tijdelijk drugs had opgeslagen. De omstandigheden rechtvaardigden in die zaak niet de conclusie dat de ouders op de hoogte hadden kunnen zijn. De verantwoordelijkheid wordt dus begrensd door wat redelijkerwijs verwacht mag worden aan toezicht. In deze zaak mag de burgemeester redelijkerwijs van verzoeker verwachten dat hij toezicht houdt op wat er in zijn woning gebeurt als hij als enig huurder/bewoner zijn woning uitleent. De omstandigheden in deze zaak zijn niet vergelijkbaar met de omstandigheden in de uitspraak van de Afdeling.
16. Ten aanzien van verzoekers belang dat hij door de sluiting niet terug kan naar de woning overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling anders indien de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. De voorzieningenrechter stelt vast dat van een bijzondere binding met de woning niet is gebleken, zodat de burgemeester op deze grond geen nader onderzoek hoefde in te stellen naar vervangende geschikte woonruimte voor eiser. Ter zitting heeft de Woningstichting meegedeeld dat zij de huurovereenkomst willen ontbinden en verzoeker dan op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie. Dit is een omstandigheid die de burgemeester nu niet heeft meegewogen en in de bezwaarprocedure alsnog moet meewegen.
17. Over de duur van de sluiting heeft de burgemeester toegelicht dat in de situatie van verzoeker, wegens verzwarende omstandigheid van het aantreffen van grote hoeveelheden drugs, niet volstaan kon worden met een sluiting van drie maanden. Op grond van de Beleidsregels is vanwege de ernst van de situatie een sluiting van zes maanden het uitgangspunt. In verband echter met de belangen van de Woningstichting en ook omdat de woning al enige tijd gesloten is geweest door de Woningstichting vindt de burgemeester een sluiting van vier maanden gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter vindt dit, in het licht van de aangetroffen hoeveelheden drugs en het drugslab afgezet tegen verzoekers belang terug te mogen keren naar de woning waar hij al 27 jaar woont op dit moment niet onredelijk lang. De burgemeester handelt volgens de Beleidsregels en had daarom niet voor een andere maatregel hoeven kiezen.
18. De voorzieningenrechter is alles overwegende voorlopig van oordeel dat het bezwaar van verzoeker bij deze stand van zaken geen redelijke kans van slagen heeft. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. De voorzieningenrechter geeft de burgmeester wel mee dat hij in de bezwaarprocedure mee moet gaan wegen dat verzoeker bij ontbinding van de huurovereenkomst als gevolg van de sluiting op een zwarte lijst komt. De voorzieningenrechter geeft verder mee dat het raadzaam is dat de burgemeester in bezwaar nader aandacht besteed aan de al dan niet betrokkenheid van verzoeker. Dit vanwege het feit dat het standpunt van verweerder nu vooral gestoeld is op de onduidelijkheden genoemd in overweging 14, terwijl verzoeker al 27 jaar in de woning woont en de sluiting gevolgen voor hem heeft. Het is raadzaam ook navraag te doen bij de politie naar de stand van zaken van hun onderzoek.

Conclusie en gevolgen

19. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dit betekent dat het pand van verzoekster gesloten blijft in ieder geval totdat de burgemeester een besluit op bezwaar neemt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.