ECLI:NL:RBMNE:2023:6959

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
16.258197.23, 16.143673.23 (gev. ttz.), 16.212602.21 (vord.tul.)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor fietsendiefstallen met bijzondere voorwaarden en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee fietsendiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 juni 2023 tot en met 7 juni 2023 in Zeist een elektrische fiets heeft gestolen die toebehoorde aan [benadeelde 1], en op 11 mei 2023 in Utrecht een Stella elektrische fiets die toebehoorde aan [benadeelde 2]. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen verklaard. Ondanks dat de verdachte voldeed aan de criteria voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, oordeelde de rechtbank dat deze maatregel in dit geval niet passend was. In plaats daarvan werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn strafblad en eerdere veroordelingen, momenteel een positieve ontwikkeling doormaakte in zijn leven, wat de beslissing om geen ISD-maatregel op te leggen beïnvloedde. De rechtbank benadrukte het belang van het behouden van de huidige stabiliteit in het leven van de verdachte, in plaats van hem in een ISD-traject te plaatsen, wat zijn vooruitgang zou kunnen ondermijnen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.258197.23, 16.143673.23 (gev. ttz.), 16.212602.21 (vord.tul.)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 december 2023
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. te [locatie] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 december 2023. Op verzoek van de verdediging en met instemming van de officier van justitie is de zaak met parketnummer 16.143673.23, die initieel stond gepland op een politierechterzitting op 13 december 2023, op de zitting van 7 december 2023 behandeld en gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van
justitie, mr. S. Houtman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenkingen komen er, kort gezegd, op neer dat verdachte:
16.258197.23:in de periode van 6 juni 2023 tot en met 7 juni 2023 te Zeist een elektrische fiets, toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen door middel van verbreking.
16.143673.23:op 11 mei 2023 te Utrecht een Stella elektrische fiets, toebehorende aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen
redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
16.258197.23
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 december 2023; [2]
- proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] d.d. 29 juni 2023; [3]
16.143673.23
De verklaring van verdachte bij de politie d.d. 17 mei 2023 [4] , zakelijk weergegeven:
V: De fiets die weggenomen is, is een elektrische Stella, blauw van kleur. Wat weet jij daar van?
A: Ja die heb ik meegenomen.
V: De fiets stond op slot in het vrij toegankelijke portiek. Hoe heb je die fiets open gekregen?
A: Met een accu slijptol.
V: Ik heb de beelden van die diefstal. Wat denk je wat ik daar op zie?
A: Ja mij. En ik maak die fiets open en dat ik daar mee weg fiets.
V: Ik heb die beelden zelf gezien en ik herkende jou direct op die beelden. Wat is je reactie daarop?
A: Ja dat was ik toch.
(..)
V: Wie was die man die jou die slijptol geeft?
A: Dat was die waar ik die fiets vervolgens aan verkocht heb. Ik kwam hem tegen bij de Action. Hij vroeg of ik een fiets voor hem kon open maken. Ik kon daar wat mee verdienen. Na de diefstal heeft die man de fiets om de hoek over gepakt en heeft hij mij 100 euro gegeven.
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 12 mei 2023 [5] , zakelijk weergegeven:
Mijn fiets is gestolen op de [straat] te [plaats] , buiten bij het fietsenrek tussen 13.00 en 13.30.
(..)
Merk/type : Stella Elektrische Fiets, Brake System, Shimano
Framenummer : [framenummer]
(..)
Bewijsoverweging
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de fiets op verzoek van de eigenaar open heeft gemaakt. Hij heeft hier een vergoeding van 100 euro voor gekregen. Dat hij de fiets heeft verkocht, zoals hij de politie heeft verklaard, klopt niet.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting niet geloofwaardig. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de man van wie de fiets was met hem mee was gelopen en erbij stond. Geconfronteerd met de beelden, waarop deze man, die de eigenaar zou zijn, zelf op een fiets zit, verklaart verdachte opeens dat er nóg een man bij stond te kijken en de eigenaar niet in beeld was. Los van het feit dat de rechtbank het verhaal van verdachte dat hij voor 100 euro voor de eigenaar een fiets zou openbreken niet aannemelijk acht, wisselt de verklaring na confrontatie met de beelden opeens. De rechtbank gaat dus aan deze verklaring voorbij.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16.258197.23
in de periode van 6 juni 2023 tot en met 7 juni 2023 te Zeist een elektrische fiets die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
16.143673.23
op 11 mei 2023 te Utrecht, een Stella elektrische fiets (framenummer: [framenummer] ) die aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en ambulante woonbegeleiding.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte geen ISD-maatregel op te leggen, ook niet in voorwaardelijke vorm. Volgens de raadsman is de ISD-maatregel geen proportionele reactie op de door verdachte begane strafbare feiten. Daar komt bij dat verdachte nu is ingebed in een goed sociaal netwerk waardoor het veel beter gaat dan een tijd geleden. Hij woont samen met zijn vriendin en er is inmiddels veel hulpverlening opgestart. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering inderdaad passend zijn, maar heeft verzocht deze te koppelen aan een voorwaardelijke gevangenisstraf in plaats van aan een voorwaardelijke ISD-maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan de diefstal van twee elektrische fietsen. Fietsendiefstallen veroorzaken ergernis en overlast, met name voor de directe slachtoffers die - naast het financiële nadeel dat zij ondervinden - tijd kwijt zijn aan het doen van aangifte en de aanschaf van een nieuw vervoermiddel. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin en geen blijk van respect gegeven voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële
documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 oktober 2023 waaruit blijkt dat hij
eerder en veel vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het strafblad van verdachte is inmiddels erg omvangrijk en staat vol met vermogensdelicten.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het advies van de reclassering, opgemaakt op 5 december 2023 door L.C. van der Noordaa, reclasseringswerker. In het rapport is opgemerkt dat bij verdachte mogelijk sprake is van cognitieve problematiek, waardoor zijn leerbaarheid beperkt is. Er zijn vermoedens van een verstandelijke beperking, maar dit kan niet goed onderzocht worden omdat verdachte niet kan lezen en schrijven. Verdachte heeft de ISD-maatregel in het verleden opgelegd gekregen en dit heeft niet voor gedragsverandering gezorgd. De reclassering schrijft dat indien het vermoeden juist is dat de leerbaarheid van verdachte beperkt is, dit grote invloed heeft op het gekozen traject. Ook het effect van een ISD-traject is dan discutabel en zou alleen al om die reden, mede vanwege het ingrijpende karakter ervan, niet opgelegd mogen worden. De reclassering ziet om deze reden geen meerwaarde in het opleggen van de (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel, maar adviseert maatwerk toe te passen. Blijkens de informatie van de reclassering gaat het nu beter met verdachte en heeft dit te maken met zijn stabiele woonomgeving, een stabiele relatie en goede ambulante begeleiding
.De reclassering adviseert daarom de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen en daarbij in te zetten op intensieve woonbegeleiding, het vinden van passende laagdrempelige dagbesteding en voortzetten van het huidige toezicht.
De heer Van der Noorda was samen met zijn collega A. Nobel ook ter terechtzitting aanwezig om het rapport nader toe te lichten. Bij deze toelichting hebben de genoemde reclasseringswerkers bovenstaand advies genuanceerd, waarbij duidelijk werd dat de reclassering het opleggen van een ISD-maatregel (ook in voorwaardelijke vorm) in het specifieke geval van verdachte niet ziet als de manier om recidive tegen te gaan. Het is vooral belangrijk dat verdachte de geadviseerde voorwaarden opgelegd krijgt om ervoor te zorgen dat het al ingezette hulpkader gewaarborgd blijft, maar het is niet noodzakelijk dat deze worden gekoppeld aan een voorwaardelijke ISD-maatregel. De voorwaarden kunnen volgens de reclasseringswerkers ook gekoppeld worden aan een voorwaardelijke straf.
Geen ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de eisen die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan de oplegging van een ISD-maatregel stelt en aan de criteria uit de Richtlijn voor Strafvordering bij Meerderjarige Veelplegers van het Openbaar Ministerie. De rechtbank zal echter geen (voorwaardelijke) ISD-maatregel aan verdachte opleggen en overweegt hiertoe als volgt.
De ISD-maatregel is erop gericht om zeer actieve veelplegers voor de duur van maximaal twee jaar hun vrijheid te benemen. De maatregel dient als ultimum remedium voor het terugdringen van herhalingsgevaar en het beveiligen van de maatschappij tegen delictgedrag en beoogt het criminele gedragspatroon van de betrokkene te doorbreken.
In deze zaak zou het opleggen van een ISD-maatregel naar het oordeel van de rechtbank op dit moment bij deze verdachte niet het gewenste effect hebben. De rechtbank leidt uit het advies van de reclassering en de toelichting hierop door de reclasseringswerkers het volgende af. Het recidiverisico bij verdachte is, mede gelet op zijn strafblad en verslavingsproblematiek, hoog. Op dit moment gaat het beter met verdachte. Hij heeft goed contact met de reclassering en zijn woonbegeleider van het Leger des Heils, zijn woonsituatie is stabiel en hij heeft een vriendin die heeft gezorgd voor een kentering in zijn leven: hij gebruikt veel minder drugs en hij pleegt aanzienlijk minder delicten dan voorheen. De oplegging van de ISD-maatregel zou - óók als de maatregel voorwaardelijk wordt opgelegd - deze positieve wending in het leven van verdachte kunnen doorkruisen. Immers, gelet op het recidiverisico en het strafblad van verdachte is de kans reëel dat verdachte nogmaals een strafbaar feit begaat. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat de leerbaarheid van verdachte, vanwege vermoedens van een verstandelijke beperking, zeer beperkt is. Het opleggen van een ISD-traject zou volgens de reclassering in dat geval niet passend zijn. Bovendien zou verdachte zijn woning en het uitgebreide vangnet dat hem nu helpt om een nieuwe weg in te slaan, kwijtraken. Hij zou dan na afronding van de ISD-maatregel helemaal opnieuw moeten beginnen. Dat is naar oordeel van de rechtbank niet wenselijk, niet voor verdachte, maar ook op langere termijn eveneens niet voor de maatschappij.
Om voornoemde redenen legt de rechtbank geen ISD-maatregel ook niet in voorwaardelijke zin, zoals door de officier van justitie gevorderd, op. De stok achter de deur, ziet de rechtbank in dit geval niet. Het strafblad van verdachte is op zichzelf al een stok achter de deur voor verdachte om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Verdachte voldoet immers aan alle criteria voor een (voorwaardelijke) ISD-maatregel, dus bij elk nieuw delict staat het de officier van justitie vrij om de oplegging van deze maatregel wederom te vorderen.
Strafoplegging
Het voorgaande neemt niet weg dat het gedrag van verdachte kwalijk is en dat er naar oordeel van de rechtbank een straf dient te volgen. De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank acht in dit vonnis bewezen dat verdachte twee keer een elektrische fiets heeft gestolen. Het uitgangspunt bij een diefstal van een elektrische fiets (met veelvuldige recidive) is volgens deze oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
Omdat de rechtbank aan verdachte gelet op het advies van de reclassering bijzondere voorwaarden wil opleggen, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hierbij geldt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast gelden de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante woonbegeleiding en ambulante behandeling.
De rechtbank vindt een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf passend vanwege de genoemde bijzondere voorwaarden, hoopt dat verdachte daarmee de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij heeft daartoe een voegingsformulier ingestuurd, maar daarop zijn geen schadebedragen ingevuld.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat er geen beslissing op de vordering van de benadeelde partij hoeft te volgen omdat er - nu de schadebedragen ontbreken - formeel geen sprake is van een vordering. Subsidiair verzoekt de officier van justitie de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangeven zich te kunnen vinden in zowel het primaire als het subsidiaire standpunt van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet kenbaar heeft gemaakt wat de omvang van haar schade is. Daarmee is geen sprake van een vordering tot schadevergoeding die de rechtbank kan beoordelen. De rechtbank zal om deze reden over de schade van de benadeelde partij in dit vonnis geen beslissing nemen De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Verdachte is op 18 augustus 2021 door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16.212602.21 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op de door haar gevorderde voorwaardelijke ISD-maatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de ten uitvoer te leggen straf te verdisconteren in de strafmaat. De rechtbank begrijpt dat de raadsman verzoekt om - voor zover mogelijk - de dagen die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering te brengen op de in verband met deze vordering nog ten uitvoer te leggen straf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen
omdat, zoals blijkt uit dit vonnis, verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw
schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Daarmee heeft hij de algemene voorwaarde overtreden. Daarom wijst de rechtbank de vordering toe en gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 18 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. De rechtbank zal de dagen die verdachte te veel in voorarrest heeft doorgebracht (ook met inachtneming van de straf die verdachte in dit vonnis in de hoofdzaak wordt opgelegd) niet van deze nog ten uitvoer te leggen straf aftrekken, nu de wet in deze mogelijkheid niet voorziet (Hoge Raad 3 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5977).

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich vier dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Inforsa reclassering op het adres Wittevrouwenkade 6 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat zich begeleiden door het Leger Des Heils of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding is al gestart. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
  • meewerkt aan ambulante behandeling zolang de reclassering dit nodig acht. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, kan de reclassering bij bijvoorbeeld een terugval in middelengebruik een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, kan vervolgens een vordering of verzoek tot wijziging van deze bijzondere voorwaarden worden gedaan om die klinische opname mogelijk te maken. Verdachte laat zich in dat geval opnemen en behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.212602.21
  • wijst de
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 18 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mr. J.A. Spee en mr. H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink en mr. A. Opsteyn, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2023.
Rechters mr. J.A. Spee, mr. H.J. van Woudenberg en griffier mr. A. Opsteyn zijn buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.258197.23
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2023 tot en met 7 juni 2023 te Zeist een
elektrische fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
16.143673.23
hij op of omstreeks 11 mei 2023 te Utrecht, althans in Nederland, een Stella elektrische fiets (framenummer: [framenummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 oktober 2023, genummerd PL0900-2023195448, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 47 en in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 mei 2023, genummerd PL0900- 2023139027, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 26. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 december 2023, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Pagina 6-9 van het proces-verbaal met nummer PL0900-2023195448.
4.Pagina 22-26 van het proces-verbaal met nummer PL0900-2023139027.
5.Pagina 5-6 van het proces-verbaal met nummer PL0900-2023139027.