ECLI:NL:RBMNE:2023:690

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
UTR 18/4038
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de recht op Wajong-uitkering na langdurige procedure en nieuwe diagnoses

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv met betrekking tot haar recht op een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel de verzekeringsartsen van het Uwv als twee door de rechtbank ingeschakelde deskundigen niet in staat waren om overtuigend te motiveren waarom eiseres niet aan de voorwaarden voor Wajong voldeed. De procedure heeft inmiddels vijf jaar geduurd, wat de rechtbank aanleiding gaf om de zaak te versnellen. Eiseres had in 2013 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen omdat zij niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Na meerdere herbeoordelingen en het indienen van nieuwe medische informatie, waaronder diagnoses van ASS en ADHD, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering vanaf haar achttiende verjaardag. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens zijn de proceskosten van eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/4038
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het Uwv
(gemachtigde: M. van Mourik ).

Inleiding

1. Eiseres is bij de rechtbank in beroep gegaan tegen een besluit van het Uwv. In deze beroepszaak gaat het om de vraag of eiseres recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De behandeling van het beroep door de rechtbank heeft lang geduurd, omdat de rechtbank de zaak drie keer op zitting heeft behandeld en twee keer een deskundige heeft benoemd. De rechtbank beschrijft hierna eerst wat er allemaal is gebeurd in deze zaak. Vervolgens bespreekt de rechtbank wat zij precies moet beoordelen en welke wettelijke bepalingen van toepassing zijn. Daarna volgt het oordeel van de rechtbank.

Voorgeschiedenis

Aanvraag van 21 juni 2013
2. Eiseres is op [geboortedatum] 2013 achttien jaar oud geworden. Vlak daarvoor, op 21 juni 2013 heeft zij bij het Uwv een Wajonguitkering aangevraagd. Om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering moet vast komen staan dat eiseres gedurende haar achttiende levensjaar gedurende 52 weken aansluitend voor 25% of meer arbeidsongeschikt is, en niet aannemelijk is dat zij binnen een jaar volledig zal herstellen. Omdat uit onderzoek blijkt dat eiseres gedurende haar achttiende levensjaar minder dan 25% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd, heeft het Uwv de aanvraag van eiser bij besluit van 19 augustus 2013 afgewezen.
3. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt. De medische herbeoordeling in bezwaar heeft geleid tot een aanpassing van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) op 13 februari 2014. Er bleven echter voldoende functies over die eiseres, ondanks haar beperkingen uit deze FML, kon doen en op grond waarvan zij nog steeds minder dan 25% arbeidsongeschikt moest worden beschouwd. Daarom heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het besluit van 19 augustus 2013 in stand gelaten.
Aanvraag van 13 maart 2018
4. Op 13 maart 2018 heeft eiseres bij het Uwv opnieuw een Wajonguitkering aangevraagd. Het beoordelingskader van de Wajong is intussen gewijzigd. Om in aanmerking te komen voor een Wajonguitkering moet nu vast komen staan dat eiseres op haar achttiende verjaardag, of in de vijf jaar daarna, duurzaam (dus zonder te verwachten verbetering) geen arbeidsvermogen heeft. In het besluit van 23 maart 2018 (
het primaire besluit) heeft het Uwv deze aanvraag van eiseres ook afgewezen.
5. Eiseres heeft ook hier bezwaar tegen gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft onderzoek gedaan en in het rapport van 2 oktober 2018 geconcludeerd dat eiseres op [geboortedatum] 2013 (haar achttiende verjaardag) arbeidsvermogen heeft. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres vanaf [geboortedatum] 2014 (dus binnen vijf jaar daarna) geen arbeidsvermogen meer, maar is het ontbreken daarvan niet duurzaam. Eiseres voldoet daarom nog steeds niet aan de voorwaarden voor een Wajonguitkering. In het besluit van 2 oktober 2018 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 oktober 2018 is aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Eerste zitting
7. De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2019 voor het eerst op een zitting behandeld. Eiseres heeft zich hierbij laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] . Op de zitting is onder meer de strekking van de tweede aanvraag van 13 maart 2018 besproken. Partijen zijn het erover eens dat de aanvraag ook had moeten worden opgevat als een verzoek om terug te komen van de eerdere afwijzing in het besluit van 19 augustus 2013. Het Uwv kan terugkomen op zo’n eerdere afwijzing als sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. [1] Omdat dat niet is beoordeeld, heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak na afloop van de zitting geschorst en, zoals partijen op de zitting hebben afgesproken, het Uwv in de gelegenheid gesteld om het bestreden besluit nader te onderbouwen.
8. Het Uwv heeft vervolgens een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 augustus 2019 en een aanvullend rapport van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 augustus 2019 ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat sprake is van een nieuw feit, namelijk dat eiseres leidt aan ASS. Deze diagnose is weliswaar pas in mei 2017 gesteld, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het aannemelijk dat de ASS zich ook al voordeed bij eiseres gedurende haar achttiende levensjaar. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep leidt de diagnose ASS op zichzelf echter niet tot meer of verdergaande beperkingen bij eiseres in haar achttiende levensjaar, dan de beperkingen die al in de FML van 13 februari 2014 waren opgenomen. Om die reden bestaat er geen aanleiding om op het besluit van 19 augustus 2013 terug te komen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vult in zijn rapport nog aan waarom het ontbreken van arbeidsvermogen van eiseres per [geboortedatum] 2014 volgens hem niet duurzaam is.
9. Eiseres heeft hier op 30 september 2019 op gereageerd. Bij haar reactie heeft zij een brief van haar GZpsycholoog van 23 augustus 2019 en een verklaring van haar ouddocent, [A] over haar schooltijd, gevoegd. Het Uwv heeft hierop een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 oktober 2019 ingebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de door eiseres overgelegde stukken beoordeeld en geconcludeerd dat er opnieuw sprake is van een nieuw feit, namelijk dat eiseres leidt aan ADHD. Deze diagnose is in augustus 2019 gesteld, maar ook hiervan vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het aannemelijk dat die zich al bij eiseres voordeed gedurende haar achttiende levensjaar. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep leidt ook deze diagnose op zichzelf echter niet tot meer of verdergaande beperkingen bij eiseres in haar achttiende levensjaar, dan al in de FML van 13 februari 2014 waren opgenomen. Er bestaat daarom nog steeds geen aanleiding om op het besluit van 19 augustus 2013 terug te komen. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 6 december 2019, en de rechtbank verzocht om de zaak opnieuw op een zitting te behandelen.
Tweede zitting
10. De zaak is op 10 januari 2020 opnieuw bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiseres heeft zich hierbij laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.
11. Op 2 april 2020 heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak heropend. De rechtbank wil zich laten voorlichten door een onafhankelijke deskundige over de vraag of er gelet op de diagnosen ASS en ADHD en de medische informatie uit 2012 en 2013 van GGZ Centraal Fornhese en De Bascule, aanleiding bestaat om meer en/of verdergaande beperkingen voor eiseres vast te stellen gedurende haar achttiende levensjaar, en (als alle beperkingen zijn vastgesteld) over de vraag of aannemelijk is dat eiseres binnen een jaar volledig zal herstellen. Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om op de vraagstelling aan de deskundige te reageren, heeft de rechtbank op 23 april 2020 verzekeringsarts mr. J.T.J.A. Klijn van [bedrijf 1] B.V. als deskundige aangewezen voor het verrichten van onderzoek.
12. Op 22 september 2020 heeft verzekeringsarts Klijn zijn deskundigenrapport uitgebracht. Hij concludeert hierin dat eiseres gedurende haar achttiende levensjaar vanwege de ASS en ADHD op een aantal punten meer en verdergaand beperkt is dan in de FML van 13 februari 2014 was opgenomen. Klijn heeft de door hem voorgestane beperkingen voor eiseres vastgelegd in een FML die hij bij zijn deskundigenrapport heeft gevoegd.
13. In reactie op het deskundigenrapport heeft het Uwv een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend van 25 oktober 2020 met een nieuwe FML van 25 oktober 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierin (naar eigen zeggen) de door Klijn voorgestane beperkingen voor eiseres, overgenomen. In een aanvullend rapport van 30 oktober 2020 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv vervolgens berekend dat eiseres, ondanks de beperkingen uit de nieuwe FML van 25 oktober 2020, gedurende haar achttiende levensjaar voor minder dan 25%, namelijk voor 0%, arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Omdat dit betekent dat er alsnog geen aanleiding bestaat om terug te komen op het besluit van 19 augustus 2013, blijft het Uwv bij zijn standpunt.
14. Bij brieven van 26 oktober 2020, 27 oktober 2020 en 28 november 2020 heeft eiseres gereageerd op het deskundigenrapport en op de nieuwe beoordeling van het Uwv. Eiseres vindt het deskundigenonderzoek van Klijn onzorgvuldig en onjuist. Ook betwist zij de nieuwe beoordeling van het Uwv. Ter onderbouwing heeft eiseres een verklaring van haar moeder en een brief van haar ontwikkelingspsycholoog van 25 november 2020 meegestuurd. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 december 2020.
15. De rechtbank heeft de reacties van partijen voorgelegd aan verzekeringsarts Klijn, die op 30 april 2021 een nader deskundigenbericht heeft uitgebracht. Bij brief van 27 juli 2021 heeft eiseres hierop gereageerd, en een brief van [B] meegestuurd over de werkzaamheden die zij heeft gedaan voor haar vader. Het Uwv heeft gereageerd met een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 augustus 2021. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de zaak opnieuw op een zitting te behandelen.
Derde zitting
16. De zaak is op 8 september 2020 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. van Mourik . Op de zitting is onder meer besproken dat de FML van 25 oktober 2020 niet helemaal overeenkomt met de FML van Klijn. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperking voor item 2.12.4 die Klijn had vastgesteld (dat eiseres is aangewezen op werk waarin doorgaans geen direct contact met collega’s is vereist) niet in de FML opgenomen, en heeft zij in afwijking van de FML van Klijn bij een aantal beperkingen verruimende toelichtingen neergezet. Ook is op de zitting besproken dat de rechtbank twijfelt aan de zorgvuldigheid en de juistheid van het deskundigenrapport van Klijn. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat de rechtbank een nieuwe onafhankelijke deskundige verzekeringsarts en, indien mogelijk en voor zover nodig, een onafhankelijke arbeidsdeskundige zal aanwijzen voor het verrichten van onderzoek. Daarbij gaat het om het verrichten van een Wajongbeoordeling onder toepassing van hoofdstuk 1 van de Wajong (amberbeoordeling) én een Wajongbeoordeling onder toepassing van hoofdstuk 2 van de Wajong (herzieningsverzoek op grond van artikel 4:6 van de Awb). Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak daarom geschorst.
17. Op 23 februari 2022 heeft de rechtbank verzekeringsarts I.A.K. Snels van [bedrijf 2] B.V. als deskundige aangewezen voor het verrichten van voornoemd onderzoek. Op 4 augustus 2022 heeft Snels haar deskundigenrapport uitgebracht. Snels bevestigt hierin de beperkingen die door Klijn zijn vastgesteld én de beperkingen die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de nieuwe FML van 25 oktober 2020 zijn opgenomen. Voor verdergaande beperkingen dan dat, ziet zij geen aanleiding. Verder acht zij het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam.
18. In reactie op het deskundigenrapport heeft het Uwv een aanvullend rapport ingediend van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 15 september 2022. Eiseres heeft hier op 29 september 2022 op gereageerd. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak vervolgens op 1 november 2022 gesloten.

Beoordelingskader en wettelijke bepalingen

19. De Wajong-aanvraag van eiseres van 13 maart 2018 moet worden opgevat als:
  • een verzoek om herziening: een verzoek om terug te komen op de eerdere afwijzing in het besluit van 19 augustus 2013 op grond van artikel 4:6 van de Awb, en;
  • een verzoek om een amberbeoordeling: een verzoek om eiseres in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering per 13 maart 2018 (datum aanvraag);
De rechtbank moet beoordelen of het Uwv beide verzoeken op goede gronden heeft afgewezen. Daarbij is voor de twee verschillende verzoeken het volgende van belang.
Verzoek om herziening
20. Om terug te kunnen komen op de eerdere afwijzing in het besluit van 19 augustus 2013, moet gelet op artikel 4:6 van de Awb, sprake zijn van nieuwe feiten of omstandigheden die in 2013 niet bekend waren en niet bekend konden zijn. Hierbij geldt het beoordelingskader op grond van hoofdstuk 2 van de Wajong. Het nieuwe feit of de nieuwe omstandigheid moet er vervolgens dus toe leiden dat eiseres alsnog gedurende haar achttiende levensjaar voor 52 weken aansluitend voor 25% of meer arbeidsongeschikt is, en niet aannemelijk is dat zij binnen een jaar volledig zal herstellen. [2]
21. Tussen partijen is niet in geschil dat de diagnose ASS en de (later daaraan toegevoegde) diagnose ADHD die in 2017, respectievelijk 2019, bij eiseres zijn gesteld, kunnen worden aangemerkt als nieuw feit in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Wel is tussen partijen in geschil welke beperkingen eiseres hiervan gedurende haar achttiende levensjaar had. Eiseres voert aan dat zij (mede) hierdoor zodanig beperkt was dat zij gedurende haar achttiende levensjaar helemaal niet kon werken, maar in ieder geval voor meer dan 25% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Volgens eiseres had er in ieder geval een urenbeperking, een beperking voor het vasthouden en verdelen van aandacht, en een beperking voor doelmatig handelen in de FML van 13 februari 2014 moeten worden opgenomen. Ter onderbouwing verwijst eiseres hiervoor naar de brieven die zij heeft ingediend van haar behandelaars, van de heer [A] (oud-docent van eiseres), en van de heer [B] (de collega van de vader van eiseres). Volgens eiseres zijn haar beperkingen ook blijvend, zodat niet aannemelijk was dat zij binnen een jaar volledig zou herstellen.
Verzoek om een amberbeoordeling
22. Voor het verzoek van eiseres om een amberbeoordeling geldt het beoordelingskader op grond van hoofdstuk 1 van de Wajong. Iemand die op zijn of haar achttiende verjaardag wel medische beperkingen als gevolg van ziekte had, maar toen niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering, kan alsnog in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering als hij of zij binnen vijf jaar na de achttiende verjaardag alsnog duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Hieraan moet dan wel dezelfde (ziekte)oorzaak ten grondslag liggen. [3]
23. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanaf [geboortedatum] 2014 (dus binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag) geen arbeidsvermogen heeft. Dit hebben de verzekeringsartsen van het Uwv in verschillende rapporten vastgesteld. Tussen partijen is alleen nog in geschil of het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres ook duurzaam is. Eiseres vindt van wel. Het Uwv vindt van niet.

Deskundigenrapport van verzekeringsarts Snels

24. De rechtbank heeft de deskundige verzekeringsarts Snels gevraagd om te onderzoeken wat de beperkingen van eiseres zijn gedurende haar achttiende levensjaar en of op dat moment aannemelijk was dat eiseres binnen een jaar volledig zou herstellen (herzieningsverzoek), en of het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres duurzaam is (amberbeoordeling). De deskundige heeft hierover op 4 augustus 2022 gerapporteerd.
25. In haar rapport concludeert de deskundige allereerst dat de beperkingen die door deskundige Klijn zijn vastgesteld, en door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn overgenomen, juist zijn. De deskundige ziet geen reden voor het aannemen van een beperking in het vasthouden en verdelen van de aandacht en in doelmatig handelen voor eiseres gedurende haar achttiende levensjaar. In juli 2013 las eiseres veel (circa 10 boeken per maand) zodat het vasthouden van de aandacht niet beperkt kan worden geacht. De overige activiteiten die eiseres toen deed, zoals de treinreis naar Amsterdam, vrienden bezoeken, muziek luisteren en de zelfstandige reis naar Engeland, geven ook geen aanleiding voor een beperking in het verdelen van de aandacht en in doelmatig handelen. Gelet op het dagverhaal van eiseres in die tijd, bestaat er volgens de deskundige ook geen reden om een urenbeperking voor overdag aan te nemen. Tot slot kon volgens de deskundige een verbetering van de belastbaarheid van eiseres binnen een jaar na haar achttiende verjaardag, niet worden uitgesloten.
26. Wat betreft de amberbeoordeling concludeert de deskundige dat het ontbreken van arbeidsvermogen van eiseres (nog) niet duurzaam kan worden geacht. Eiseres heeft in het verleden diverse behandelingen ondergaan gericht op haar depressie, angst en op haar vermijdende persoonlijkheidsproblematiek (cluster C), maar heeft die behandelingen zelf vroegtijdig beëindigd. Nadat de diagnose ASS werd gesteld, is eiseres overstapte op ambulante begeleiding gericht op ASS. Uit de stukken van de behandelaars van eiseres blijkt dat de behandelingen voor haar depressie, angst en vermijding vaak wel tijdelijk, enig effect hadden. Volgens de deskundige kan daarom niet worden uitgesloten dat een adequate (volledige) behandeling voor de vermijdende persoonlijkheidsstoornis nog voor verbetering in het functioneren van eiseres kan zorgen. Wel zal eiseres altijd een zekere psychische kwetsbaarheid houden. De deskundige vindt hiervoor steun in de brief van de klinisch psycholoog van 19 januari 2018 die daarin schrijft dat eiseres opnieuw voor behandeling kan worden aangemeld als eiseres dat wil.

Standpunten van partijen

27. Het Uwv heeft laten weten zich te kunnen vinden in de beoordeling van de deskundige.
28. Eiseres is het niet eens met de beoordeling van de deskundige en voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig, onvolledig en daardoor onjuist is. Uit het rapport blijkt allereerst niet dat de deskundige ook de (aanvullende) beroepsgronden en reacties van eiseres heeft betrokken bij de beoordeling. Verder heeft de deskundige in de activiteiten en schoolgang van eiseres, ten onrechte geen reden gezien om aanvullende beperkingen aan te nemen. De deskundige heeft sec gekeken naar de activiteiten en schoolgang zelf, zonder daarbij de omstandigheden en (psychische) gevolgen voor eiseres te betrekken.
29. Waar de deskundige uit de brief van oud-docent [A] concludeert dat eiseres wisselend naar school ging, volgt daaruit ook dat eiseres niet functioneerde, moeite had met afspraken en regels, en kampte met concentratieproblemen. Tijdens haar schooltijd is eiseres zelfs een paar dagen opgenomen geweest in de crisisopvang. Eiseres is twee keer blijven zitten. Dit lijkt de deskundige niet meegenomen te hebben. Hetzelfde geldt voor de brief van de heer [B] (de collega van de vader van eiseres), op grond waarvan de deskundige enkel concludeert dat het eiseres niet lukte om te fotograferen. In de brief schrijft de heer [B] echter ook dat eiseres angstig en vermijdend was. De enige foto die eiseres uiteindelijk gemaakt heeft is niet gebruikt omdat zij die als gevolg van haar problematiek te laat had aangeleverd. De uitleg die de deskundige tot slot geeft aan het feit dat eiseres met de trein naar Amsterdam is gereisd, vrienden bezocht, muziek luisterde en zelfstandig naar Engeland is geweest, doet ook geen recht aan de werkelijkheid. De treinreis naar Amsterdam was onder psychische dwang van - en angst voor een man die misbruik maakte van eiseres. Winkelen met vrienden ging alleen onder veel stress en paniek en was daardoor van korte duur. Eiseres kwam huilend thuis. Ook de zelfstandige reis die eiseres naar Engeland gemaakt heeft was een drama en resulteerde erin dat eiseres ziek werd, omdat zij de reis niet aankon.
30. De deskundige heeft eiseres gezien en onderzocht, maar onvoldoende doorgevraagd op deze punten waardoor zij zich een incompleet en onjuist beeld heeft gevormd van hoe het eiseres precies verging in die tijd. Ter onderbouwing van haar betoog wijst eiseres op de brief van haar ontwikkelingspsycholoog van 25 november 2020, die daarin bevestigt dat eiseres voor de dagelijkse activiteiten altijd een prijs betaalde in de vorm van oplopende uitputting, angst, of een ander belemmerend resultaat.
31. Eiseres voert tot slot aan dat de deskundige er ten onrechte vanuit is gegaan dat eiseres nog kan worden behandeld voor haar vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Dat de klinisch psycholoog schrijft dat eiseres opnieuw voor behandeling kan worden aangemeld betekent nog niet dat die behandeling ook voor verbetering van het functioneren van eiseres kan zorgen. Dit heeft de deskundige onvoldoende gemotiveerd.

Beoordeling door de rechtbank

32. De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Het Uwv is daarin alleen op het verzoek om een amberbeoordeling ingegaan, terwijl eiseres ook heeft verzocht om terug te komen op het afwijzende besluit van 19 augustus 2013. Verder vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met het rapport 2 oktober 2018 onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd, omdat het onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. [4]
33. Het Uwv heeft deze gebreken niet hersteld met het aanvullende rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 augustus 2019. Hierin is niet toereikend gemotiveerd waarom er geen aanleiding zou zijn om terug te komen van het afwijzende besluit van 19 augustus 2013 en is opnieuw onvoldoende toegelicht waarom het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is. De rechtbank heeft in deze zaak daarom (uiteindelijk twee) deskundigen benoemd. Omdat de rechtbank twijfelt aan de zorgvuldigheid en juistheid van het onderzoek van de eerste deskundige, moet de rechtbank beoordelen of zij de tweede deskundige kan volgen. Als dat het geval is dan zouden de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, gelet op de conclusies van de tweede deskundige, immers in stand kunnen blijven.
34. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige, die door de bestuursrechter is ingeschakeld, in beginsel wordt gevolgd als de motivering van deze deskundige de rechtbank overtuigend voorkomt. [5] Dat is hier echter (weer) niet het geval. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.
35. De rechtbank is het met eiseres eens dat de tweede deskundige bij het vaststellen van de beperkingen in het achttiende levensjaar voor eiseres, onvoldoende (kenbaar) heeft betrokken dat eiseres weliswaar naar school ging en activiteiten deed, maar daar ook gevolgen (stress, paniek, vermoeidheid) van ondervond. De deskundige betrekt bij haar conclusie dat er geen beperkingen waren op het gebied van het verdelen en vasthouden van de aandacht, doelmatig handelen en dat er ook geen urenbeperking aan de orde was, dat eiseres in die tijd ging winkelen met vrienden, met de trein kon reizen en zelfstandig naar Engeland ging. De deskundige gaat daarbij echter niet in op de stelling van eiseres dat zij na het ondernemen van die activiteiten steeds een terugslag kreeg. Dit wordt onderbouwd door de brief van de ontwikkelingspsycholoog van 25 november 2020, die concludeert dat eiseres in die tijd chronisch werd overschat en haar eigen grenzen niet goed kende. De deskundige gaat ook niet in op de – met de brief van de heer [A] onderbouwde – stelling dat eiseres tijdens haar schoolperiode een paar dagen is opgenomen in de crisisopvang, dat ze moeite had met het volgen van de lessen volgens gemaakte afspraken en regels, dat zij moeite had met het maken van huiswerk en dat eiseres twee keer is blijven zitten. Verder ziet de deskundige in de brief van de heer [B] geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen, maar legt zijn niet uit waarom. Dit terwijl daaruit volgt dat eiseres in 2013 niet in staat bleek om een foto te maken tijdens een boekpresentatie van de uitgeverij, en niet functioneerde in de relatieve rust van de winkel en de stille backoffice. Het is niet op voorhand uitgesloten dat deze informatie over het functioneren van eiseres van belang kan zijn voor de beperkingen in haar achttiende levensjaar. De deskundige had deze informatie dus moeten betrekken en moeten toelichten waarom er toch geen verdergaande beperkingen aan de orde zouden zijn. Omdat de deskundige dat niet heeft gedaan, vindt de rechtbank de conclusies van de deskundige over de beperkingen van eiseres in haar achttiende levensjaar niet overtuigend.
36. De deskundige heeft verder de kans op herstel niet in overeenstemming met hoofdstuk 2 van de Wajong beoordeeld. Volgens de deskundige kon een verbetering van de belastbaarheid van eiseres binnen een jaar na haar achttiende verjaardag niet worden uitgesloten, maar zij had moeten beoordelen of te verwachten viel dat eiseres binnen een jaar
volledig zou herstellen.
37. De tweede deskundige heeft dus onvoldoende toegelicht waarom eiseres niet verdergaand beperkt was in haar achttiende levensjaar. De rechtbank kan ook op basis van het rapport van de tweede deskundige niet vaststellen dat het Uwv de aanvraag van eiseres van 13 maart 2018 voor zover zij daarin heeft verzocht om terug te komen op het afwijzende besluit van 19 augustus 2013, terecht heeft afgewezen.
38. De rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit kunnen dus al om die reden niet in stand blijven. Aan een beoordeling van de rechtsgevolgen van de afwijzing van het verzoek om een amberbeoordeling, komt de rechtbank daarom niet toe.

Hoe gaat het verder?

39. Nu is het de vraag hoe het verder moet met deze zaak. De procedure bij de rechtbank duurt al langer dan vijf jaar en de rechtbank vindt dat daar een einde aan moet komen. Eiseres mag er niet de dupe van worden dat zowel de verzekeringsartsen van het Uwv als de deskundigen die de rechtbank heeft benoemd, niet overtuigend kunnen motiveren waarom zij niet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering zou voldoen. De rechtbank bepaalt daarom dat het verzoek van eiseres om terug te komen op het afwijzende besluit van 19 augustus 2013 moet worden gehonoreerd. Eiseres heeft dus recht op een Wajong-uitkering vanaf haar achttiende verjaardag.
40. De rechtbank kent de Wajonguitkering niet zelf toe aan eiseres, omdat zij niet over de benodigde gegevens beschikt om de hoogte van de uitkering te berekenen. Het Uwv zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar van eiseres. Dat moet het Uwv doen met inachtneming van wat de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen en geconcludeerd. Dat betekent dat het Uwv daarin het primaire besluit herroept, en het afwijzende besluit van 19 augustus 2013 herziet door eiseres op grond van hoofdstuk 2 van de Wajong alsnog in aanmerking te brengen voor een Wajong-uitkering vanaf haar achttiende verjaardag. De rechtbank stelt het Uwv hiervoor een termijn van zes weken, die begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
41. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank het Uwv in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt. De kosten van eiseres voor de beroepsmatige rechtsbijstand van haar gemachtigde stelt de rechtbank vast op € 4.185,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 3 punten voor het verschijnen op de drie zittingen, en twee keer een halve punt voor de reacties op de deskundigenrapporten, met een waarde per punt van € 837,-- onder een wegingsfactor 1). De tarieven staan in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
42. Tot slot moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op om binnen zes weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 4.185,--;
  • bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is op 22 februari 2023 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak dan kunt u binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat in artikel 2:3, eerste lid, onder a, van de Wajong.
3.Dit staat in artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
4.Dit is in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2773.