ECLI:NL:RBMNE:2023:6833

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
23/3502
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering overname private schulden door de Minister van Financiën in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Minister van Financiën om zijn private schulden over te nemen, beoordeeld. Eiser, die als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire wordt aangemerkt, had verzocht om de overname van een schuld van € 31.000,- bij N.V. Univé Schade. De minister had deze aanvraag afgewezen met het besluit van 25 januari 2023, en dit besluit werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 6 juli 2023. De rechtbank heeft op 29 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de schuld voortvloeit uit een onrechtmatige daad, namelijk verzekeringsfraude. Eiser had eerder een bedrag van € 49.358,25 ontvangen van de schuldeiser in verband met de diefstal van zijn auto, maar werd door de kantonrechter veroordeeld tot terugbetaling van € 25.000,- plus rente en kosten. De rechtbank stelt vast dat de minister op basis van de beschikbare informatie, waaronder het vonnis van de kantonrechter, terecht heeft geconcludeerd dat de schuld niet voor overname in aanmerking komt volgens de Wet hersteloperatie toeslagen.

Eiser betoogde dat de minister niet is ingegaan op toezeggingen van een medewerker van Sociale Banken Nederland (SBN) en dat hij hierdoor niet in cassatie kon gaan tegen een eerder arrest. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van een concrete toezegging die eiser gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser, ook bekend als [eiser] ,

en

De Minister van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. A. Arslan en B. Balbi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van de minister om de private schulden van eiser, als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire, over te nemen.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 25 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de minister.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser is aangemerkt als gedupeerde ouder van de toeslagenaffaire. Hij heeft aan Sociale Banken Nederland (SBN) een lijst van schulden verstrekt. Deze zaak gaat over één van deze schulden, namelijk een schuld van € 31.000,- bij N.V. Univé Schade (de schuldeiser). Eiser heeft de minister verzocht om deze schuld over te nemen.
2.1.
De minister heeft deze aanvraag afgewezen en aangegeven dat de schuld niet voor overname in aanmerking komt omdat de schuld is ontstaan door onrechtmatige daad. Om de schuld te onderzoeken heeft de minister contact opgenomen met de schuldeiser die documenten heeft overgelegd, waaronder een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 31 maart 2021. [1] Daarin is geoordeeld dat eiser wegens verzekeringsfraude gehouden is tot terugbetaling van het bedrag dat door de schuldeiser aan eiser is uitgekeerd naar aanleiding van diefstal van zijn auto.
2.2.
Eiser stelt – samengevat en zakelijk weergegeven – dat zijn verzoek om de schuld over te nemen onterecht is afgewezen. Hij betoogt dat de minister niet is ingegaan op de toezeggingen van een medewerker van SBN. In het eerste besluit van 20 mei 2022 is het besluit afgedaan met de afdoeningscode (8), zoals met eiser was afgesproken. Eiser begrijpt niet dat zonder dat er nieuwe informatie is opgekomen een andere afdoeningscode (19) is gehanteerd bij het besluit van 25 januari 2023. Eiser mocht erop vertrouwen dat de aanvraag was afgedaan op grond van afdoeningscode 8. Verder stelt eiser dat hij vanwege de toezeggingen van de SBN-medewerker en doordat de afhandeling van het bezwaar langer dan zes maanden heeft geduurd geen cassatie kon instellen tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 juli 2022. [2] Beoordeling door de rechtbank
Welk bestuursorgaan is bevoegd?
3. De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestuursorgaan in deze zaak de Minister van Financiën is. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het primaire besluit genomen in (onder)mandaat.
Had de minister de schuld moeten overnemen?
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister de private schuld van eiser terecht niet heeft overgenomen omdat deze voortvloeit uit een onrechtmatige daad. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.
Uit de overgelegde stukken, waaronder het vonnis van de kantonrechter, blijkt dat de schuldeiser op 22 april 2017 aan eiser een bedrag van € 49.358,25 heeft uitgekeerd in verband met de diefstal van zijn auto. Na onderzoek naar de diefstal van de auto heeft de schuldeiser bij de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland gevorderd dat eiser wordt veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de vergoede schade. [3] Bij vonnis van 31 maart 2021 [4] heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake is van verzekeringsfraude en dat eiser gehouden is tot betaling van € 25.000,- plus rente en kosten aan de schuldeiser. Dit vonnis is in hoger beroep bekrachtigd. [5] Eiser is niet in cassatie gegaan waardoor het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in rechte vaststaat.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vaststaat dat de schuld die eiser wenst te laten overnemen is voortgekomen uit een onrechtmatige daad, namelijk verzekeringsfraude. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de minister uitgaan van deze informatie en heeft hij de aanvraag terecht afgewezen. In artikel 4.1, vierde lid, aanhef en onder c van de Wet hersteloperatie toeslagen is namelijk bepaald dat een geldschuld die voortvloeit uit een onrechtmatige daad niet wordt overgenomen. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van eiser dat de strafzaak is geseponeerd. Hoewel de rechtbank betwijfelt of de door eiser overgelegde sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie over hetzelfde feit gaat, neemt zij wel aan dat eiser niet strafrechtelijk is veroordeeld. Dit maakt echter niet uit voor de civielrechtelijke toetsing of sprake is van een onrechtmatige daad en – in het verlengde daarvan – ook niet voor de toetsing die de rechtbank moet verrichten in deze zaak.
Heeft de minister in strijd gehandeld met het vertrouwensbeginsel?
5. Ten aanzien van eisers standpunt dat de minister in strijd met het vertrouwensbeginsel de schuld niet heeft overgenomen overweegt de rechtbank als volgt.
5.1.
Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegd orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij eiser gerechtvaardigde verwachtingen hebben opgewekt en waaruit eiser in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden hoe de minister in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [6] In dit geval is er geen enkele aanwijzing in het dossier op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat er sprake is geweest van een toezegging.
5.2.
Voor zover eiser stelt dat hij vertrouwen mocht ontlenen aan het handelen van de SBN-medewerker die bij (primaire) beschikking van 20 mei 2022 de afdoeningscode 8 heeft gehanteerd, terwijl bij het (tweede primaire) besluit van 25 januari 2023 een andere afdoeningscode (19) is gehanteerd, kan zijn stelling niet slagen. Afdoeningscode 8 vormt geen concrete toezegging dat de schuld overgenomen zou worden. Bij de uitleg van deze code staat vermeld: “
U bent het niet eens met de hoogte van deze schuld. We hebben met u overlegddat we deze schuld niet betalen.”(onderstreping rechtbank)
.Dat in het tweede primaire besluit afdoeningscode 19 is gehanteerd (
“Deze schuld is ontstaan door een onrechtmatige daad. We betalen deze schuld niet af.”) maakt dat niet anders. Eiser heeft gesteld dat hij beschikt over een screenshot waaruit ook blijkt dat hem een toezegging is gedaan, en desgevraagd verwezen naar een mail van zijn hand van 20 mei 2022.
Eisers mail van 20 mei 2022 aan SBN is niet als onderbouwing te beschouwen. In deze mail staat (voor zover van belang): “
Mocht het nodig zijn ter beoordeling van hetgeen wat wij hebben besproken inzake Univé schade geef ik u toestemming om contact op te nemen met mijn advocaat […]. Ook mag u bij haar persoonlijke gegevens uitwisselen of opvragen omtrent hetgeen wat nodig is om deze kwestie af te kunnen wikkelen.”. Eisers mail van 2 augustus 2022 aan SBN is evenmin als onderbouwing te beschouwen. In deze mail staat (voor zover van belang):
“Het hoger beroep is per 26 juli 2022 niet geslaagd […]. De vordering is reeds opnieuw door mij bij u ingediend […]. Kunt u deze voor mij oppakken en afwikkelen? […]”. De rechtbank ziet de mails als een aanwijzing dat eiser veronderstelde (of hoopte) dat zijn schuld zou worden overgenomen. Deze mails zijn als gezegd van eiser zelf afkomstig en kunnen dus niet dienen als bewijsmiddel ter onderbouwing van zijn stelling dat hem door een medewerker van SBN was toegezegd dat de minister de schuld zou overnemen.
5.3.
Ook de stelling van eiser dat hij niet in cassatie is gegaan omdat hij ervan uitging dat de schuld zou worden betaald, slaagt niet. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser zo, dat hij vindt dat het zó onlogisch zou zijn om geen cassatie in te stellen, dat hieruit moet worden afgeleid dat hij
zekerwist dat de schuld zou worden overgenomen. De reden waarom hij dit zo zeker wist, kan alleen zijn geweest dat hem een concrete toezegging was gedaan. De rechtbank acht dit onnavolgbaar. Uit eisers toelichting op de zitting blijkt dat hij zich bewust was van de mogelijkheid van het instellen van cassatie. Eiser heeft hiervan om hem moverende redenen afgezien. Dat komt voor zijn rekening en risico.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer 8310764 AC EXPL 20-378 ATK/1295, niet gepubliceerd.
3.De auto is kennelijk teruggevonden. Het gevorderde bedrag is de vergoede schade minus de opbrengst van de aan de schuldeiser gecedeerde en door haar verkochte auto, vermeerderd met (een deel van) de onderzoekskosten.
4.Zie hiervoor voetnoot 1.
5.Zie hiervoor voetnoot 2.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4057).